ECLI:NL:RBALM:2012:BY4986

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700527-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op snackbar, straatroof, wapenbezit en diefstal met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere misdrijven, waaronder afpersing, straatroof, wapenbezit en diefstal. De verdachte heeft op 18 augustus 2012 een medewerkster van een cafetaria, genaamd [slachtoffer 1], onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedwongen tot de afgifte van geld. Op 1 september 2012 heeft hij een geldbedrag van [slachtoffer 2] gestolen, eveneens onder bedreiging met geweld. Daarnaast heeft hij op 27 augustus 2012 een fiets gestolen van [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij de bedreiging met een nepvuurwapen een belangrijke rol speelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich moet laten behandelen in een verslavingskliniek. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/700527-12
Datum vonnis: 4 december 2012.
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[Verdachte],
geboren op [datum] in [plaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB De Karelskamp
te Almelo, Bornsestraat 333.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 november 2012. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier
van justitie mr. Y. Cenik en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. P.M Breukink, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
De benadeelde partij, [slachtoffer 1], was op de zitting aanwezig.
Zij heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht en haar verklaring in schrift overgelegd. Zij heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar civiele vordering nader toe te lichten.
De voorzitter heeft de slachtofferverklaring van aangever [slachtoffer 2] voorgelezen.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Feit 1: dat verdachte op of omstreeks 18 augustus 2012 door met bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen geld af te geven.
Feit 2: dat verdachte op 1 september 2012 door bedreiging met geweld geld van [slachtoffer 2] heeft gestolen.
Feit 3: dat verdachte op of omstreeks 18 augustus 2012 een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad en
Feit 4: dat verdachte op 27 augustus 2012 een fiets heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2012 in de gemeente Enschede
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld een medewerkster van een cafetaria aan het
G.J. van Heekplein, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van
een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Toons Snelbuffet en/of
[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd/geroegen: "He, ben jij wel eens overvallen"
en/of (daarbij/vervolgens) een pistool, althans een op een (vuur)wapen
gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden);
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 1 september 2012 in de gemeente Enschede
op/aan de openbare weg, de Wethouder Nijhuisstraat,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte een pistool, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op
die [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2012 te Enschede een wapen van categorie I
onder 7°, te weten een balletjespistool (sof airgun), zijnde een voorwerp dat
voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde
met een vuurwapen (namelijk een pistool van het merk sig Sauer, model P228)
en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij op of omstreeks 27 augustus 2012 te Enschede met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gazelle (dames)fiets (merk
Davos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest,
met toewijzing van de civiele vordering van:
- de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 30,00, te vermeerderen met de wettelijke rente,oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en afwijzing van het overige,
- de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.981,23, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel,
- de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van €1.773,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel,
- de benadeelde partij Toon’s Snelbuffet van een bedrag van € 771,60, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennis-neming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van de rechtbank in samenhang met de overige bewijsmiddelen in het dossier gerequireerd tot een bewezenverklaring van de sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde feiten. Zij heeft gevorderd dat aan verdachte daarvoor een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, zal worden opgelegd,
met toewijzing van de civiele vorderingen als hiervoor weergegeven.
5.2 De standpunten van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden. Zij heeft betoogd dat aan verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet meer dan 3 jaren opgelegd zou moeten worden, zodat verdachte na de voorwaardelijke invrijheidstelling aan een behandeling voor zijn verslavingsprobleem kan beginnen. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en Toon’s Snelbuffet heeft zij het standpunt ingenomen dat die vorderingen integraal kunnen worden toegewezen; de vordering van [slachtoffer 2] kan slechts worden toegewezen tot een bedrag van € 1.613,23 en de benadeelde partij [slachtoffer 4] dient volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering nu die vordering onvoldoende onderbouwd is.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, de sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen nu verdachte die feiten ter terechtzitting van de rechtbank heeft erkend en er ook overigens voor elk van die feiten voldoende ondersteunend bewijsmateriaal aanwezig is in het dossier..
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 augustus 2012 in de gemeente Enschede met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een medewerkster van een cafetaria aan het G.J. van Heekplein, genaamd [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Toons Snelbuffet en/of [slachtoffer 3], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "He, ben jij wel eens overvallen" en (daarbij/vervolgens) een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden);
2.
hij op 1 september 2012 in de gemeente Enschede op de openbare weg, de Wethouder Nijhuisstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] heeft gericht (gehouden);
3.
hij op 18 augustus 2012 te Enschede een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool (sof airgun), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (namelijk een pistool van het merk Sig Sauer, model P228) voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 27 augustus 2012 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Gazelle damesfiets (model Davos), toebehorende aan
[slachtoffer 4].
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310, 312 en 317 Sr en bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf: Afpersing.
feit 2 het misdrijf: Diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
feit 3 het misdrijf: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
feit 4 het misdrijf: Diefstal
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee berovingen onder bedreiging van een niet van echt te onderscheiden nepvuurwapen, diefstal van een fiets en verboden wapenbezit.
Verdachte heeft zich laat in de avond begeven naar cafetaria Toon’s Snelbuffet van [slachtoffer 3]. Hij heeft de aldaar werkzame [slachtoffer 1] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedwongen geld aan hem af te geven. Om zijn handelen kracht bij te zetten, heeft verdachte dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp meegenomen en dat voorwerp welbewust op [slachtoffer 1] gericht. Vervolgens is verdachte nadat hem geld was gegeven er vandoor gegaan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het stelen van geld dat de aangever [slachtoffer 2] had gepind bij de pinautomaat. Toen [slachtoffer 2] het door hem gepinde geld in zijn portemonnee wilde stoppen, heeft verdachte die portemonnee uit de handen van aangever getrokken. Toen aangever zijn portemonnee en zijn geld van de grond wilde pakken en aangever verdachte wilde trappen, heeft verdachte wederom zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp getrokken en aangever daarmee bedreigd. Vervolgens is verdachte na meerdere geldbiljetten van de grond te hebben opgeraapt er met een fiets vandoor gegaan.
Tenslotte heeft verdachte nog een damesfiets gestolen.
Met name de berovingen maken een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het welbevinden van de slachtoffers. Het behoeft geen nadere uitleg dat de op deze manier uitgevoerde overvallen voor de slachtoffers bijzonder traumatische ervaringen moeten zijn geweest, met name doordat de slachtoffers zijn bedreigd met een niet van echt te onderscheiden nepvuurwapen. Dat daarvan ook voor [slachtoffer 1] sprake was, blijkt uit haar schriftelijke slachtoffer-verklaring, die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen. De rechtbank betitelt de intentie van verdachte om, ten koste van een ander, op deze wijze snel aan geld te komen als bijzonder kwalijk.
Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven alleen al voor een overval met licht geweld en/of bedreiging met geweld als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. Dit neemt de rechtbank in deze zaak als uitgangspunt. Dat verdachte bij voornoemde afpersing van aangeefster [slachtoffer 1] een jonge, kwetsbare vrouw als slachtoffer heeft uitgekozen om te beroven weegt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee. Dat geldt ook voor de diefstal onder bedreiging van geweld op klaarlichte dag ten nadele van [slachtoffer 2] bij de pinautomaat van de ABN-AMRO bank aan de Wethouder Nijhuisstraat. De rechtbank acht voorts strafverhogend dat verdachte daarnaast twee andere misdrijven heeft begaan en voorts dat hij in het verleden al veel vaker wegens het plegen van geweldsmisdrijven en vermogensdelicten is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en éénmaal tot een ISD-maatregel. Ondanks de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen blijft verdachte delictgedrag vertonen.
Anderzijds weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij verantwoordelijkheid heeft getoond door ter terechtzitting openheid van zaken te geven over de door hem gepleegde feiten. Ook heeft hij berouw getoond en zijn spijt uitgesproken naar de slachtoffers. Ook heeft hij blijk gegeven van probleembesef en de bereidheid uitgesproken klinisch behandeld te willen worden voor zijn verslavingsprobleem.
Het onderzoek door de psycholoog
Over verdachte is op 16 november 2012 een rapport uitgebracht door de psycholoog
drs. G.W. Pol. Deze deskundige stelt vast dat bij verdachte sprake is van ADHD ofwel een aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit (gecombineerde type), van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis en van afhankelijkheid van heroïne.
De ADHD wordt gekenmerkt door (motorische en innerlijke) onrust en een neiging om aan een stuk door te praten en door een niet optimaal functionerende aandachtsfunctie en
een gebrekkige impulscontrole. De aandachtsproblematiek uit zich bij betrokkene onder meer in het feit dat hij moeite heeft zich te concentreren, dat hij verhoogd afleidbaar is en dat hij moeite heeft met organiseren en het houden van overzicht, terwijl de gebrekkige impulscontrole zich bij hem onder andere uit in het feit dat hij de neiging heeft reeds te antwoorden voordat de vraag geheel is afgerond, geneigd is er snel wat uit te flappen en moeite heeft om onlustgevoelens (frustratie, boosheid, agressie) te beheersen.
Impulsiviteit is tevens een kenmerk van de anti-sociale persoonlijkheidsstoornis van betrokkene.
Daarnaast kan bij hem wat genoemde anti-sociale persoonlijkheidsstoornis betreft worden gesproken van een egocentrisch perspectief, een beperkt empathisch vermogen en een lacunaire gewetensfunctie (hij heeft weet van sociaal-maatschappelijke regels en grenzen maar deze lijken bij hem onvoldoende geïnternaliseerd).
Hij is op grond van genoemde factoren en het overmatig middelengebruik tot op heden niet in staat gebleken om in sociaal-maatschappelijk opzicht een stabiel bestaan op te bouwen en is in het verleden vaak met justitie in aanraking gekomen wegens vermogensdelicten en geweldsdelicten.
Het geheel overziend wordt het aannemelijk geacht dat de bij betrokkene bestaande ADHD en anti-sociale persoonlijkheidsstoornis een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de tenlastegelegde feiten omdat hij - in het verlengde van de bij hem bestaande ADHD en anti-sociale persoonlijkheidsstoornis - minder goed in staat is geweest om zijn impulsen (en onlustgevoelens) te controleren en omdat hij zich - vanwege de bij hem bestaande anti-sociale persoonlijkheidsstoornis (een egocentrisch perspectief, beperkt empathisch vermogen en lacunaire gewetensfunctie) - onvoldoende begrensd heeft gevoeld door de vigerende sociaal-maatschappelijke normen en waarden.
Aangenomen mag worden dat de bij hem bestaande ernstige verslavingsproblematiek sowieso indirect een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het tenlastegelegde, in die zin dat hij de hem tenlastegelegde vermogensdelicten mede heeft gepleegd (indien bewezen geacht) ten einde in zijn pathologische behoefte aan heroïne te kunnen voorzien.
Al met al kan op grond van het onderhavige onderzoek worden aangenomen dat betrokkene ten tijde van het plegen van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten in licht verminderde mate in staat geweest is zijn wil in volledige vrijheid te bepalen.
De deskundige adviseert de betrokkene ten tijde van die tenlastegelegde feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan dit rapport en neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over.
Ook is omtrent de verdachte een adviesrapport opgemaakt door M. Wissink van de afdeling reclassering van de instelling voor Verslavingszorg Tactus te Almelo. De rechtbank heeft hiervan eveneens kennisgenomen.
Uit genoemde rapportages komt naar voren dat verdachte over de hele linie genomen functioneert op benedengemiddeld niveau en dat het recidivegevaar als hoog wordt ingeschat. In bedoelde rapporten wordt geadviseerd tot een klinische behandeling gericht op de verslavingsproblematiek in een forensische verslavingskliniek, bijvoorbeeld de Piet Roorda-kliniek of een soortgelijke instelling met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht.
De rechtbank ziet enerzijds de noodzaak voor een intensieve, klinische behandeling om een fundamentele verandering in het leven van verdachte te bereiken. Anderzijds neemt dan niet weg dat de rechtbank ook van oordeel is dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van substantiële duur rechtvaardigt.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van achtenveertig maanden in principe passend is. Teneinde verdachte echter de kans te bieden zich te bewijzen, alsook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank van de straf, anders dan door de officier van justitie is geëist, achttien maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren.
Gezien de hierboven genoemde rapporten over verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf een aantal bijzondere voorwaarden moet worden gekoppeld. Om verdachte de noodzakelijke hulp en steun te bieden zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich moet houden aan de door de reclassering van de Instelling voor Verslavingszorg Tactus gestelde voorschriften en aanwijzingen, alsook dat verdachte moet voldoen aan een meldingsgebod. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich voor behandeling voor een maximale duur van achttien maanden of zoveel korter als de behandelaars van de Piet Roordakliniek dat verantwoord achten, moet laten opnemen in de Piet Roorda-kliniek of een soortgelijke instelling.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de terechtzitting , op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert als zodanig veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.773,00 (zeventienhonderd en drieënzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- inkomstenderving; € 70,00
- immateriële schadevergoeding ad € 1703,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering geheel gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het sub 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom integraal toewijzen tot een bedrag van € 1.773,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 17 augustus 2012. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
[slachtoffer 3], handelend onder de naam “Toon’s Snelbuffet”, gevestigd te 7521 EL Enschede, G.J. van Heekstraat 258, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert als zodanig veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 771,60 (zevenhonderd en eenenzeventig euro en zestig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- de dagopbrengst volgens de kassa-uitdraai; € 496,60
- beginsaldo kas € 275,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering geheel gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het sub 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist,voldoende onderbouwd en daarmee aannemelijk geworden. De rechtbank zal het gevorderde daarom integraal toewijzen tot een bedrag van € 771,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 17 augustus 2012. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
[slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting , op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.031,23 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- gestolen geld € 150,00
- kapotte pantalon € 79,00
- kapot horloge € 139,00
- kapotte telefoon € 150,00
- kosten apotheek € 13,23
- immateriële schade ad € 1.500,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het sub 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadeposten pantalon, horloge, telefoon worden betwist alsmede de hoogte van de post gestolen geld. Volgens de raadsvrouw is niet aannemelijk geworden dat meer dan € 100,00 is weggenomen, zodat deze post slechts tot dit bedrag kan worden toegewezen.
In de tenlastelegging is louter de bedreiging met geweld nader geconcretiseerd. Nu geen feitelijke invulling is gegeven aan het bestanddeel geweld, dient de rechtbank te concluderen dat de opgevoerde schade aan de pantalon, het horloge en de telefoon niet kan volgen uit het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit. De in dat kader gevorderde geldbedragen zal de rechtbank dan ook niet toewijzen. Uit het strafdossier volgt voorts dat aannemelijk is dat bij de beroving een contant bedrag van € 100,00 is weggenomen, zodat de rechtbank dat bedrag zal toewijzen aan ‘gestolen geld’. De apotheekkosten en de immateriële schade zijn niet betwist,voldoende onderbouwd en daarmee aannemelijk geworden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot het bedrag van de niet betwiste posten, zijnde in totaal een bedrag van € 1.613,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 1 september 2012. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. Voor het niet toewijsbaar geachte bedrag, van € 418,00 zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij dat deel van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 4], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert als zodanig veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 77,40 . De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- Axa slot € 30,95
- ketting bijpassend bij Axa € 21,50
- achterlicht € 25,00.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk nu die vordering door verdachte wordt betwist en die vordering bovendien niet is gegrond op een feit dat aan verdachte is ten laste gelegd, te weten de diefstal van een fiets (zonder braak of verbreking). De gestelde schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank dient de benadeelde partij ten aanzien van haar vordering om die reden niet-ontvankelijk verklaren en te bepalen dat zij haar vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] (Toon’s Snelbuffet) en [slachtoffer 2] telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens genoemde slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de betreffende feiten is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57 en 91 Sr., alsmede op artikel 13 van de WWM.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en het sub 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf: Afpersing.
feit 2 het misdrijf: Diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en om, bij betrapping op heterdaad aan zich zelf, hetzij de vlucht mogelijk te
maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
feit 3 het misdrijf: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet Wapens
en Munitie.
feit 4 het misdrijf: Diefstal
- verklaart verdachte strafbaar voor het sub 1, sub 2, sub 3 en het sub 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden, waarvan 18 (achttien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
a) dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering van de Instelling voor Verslavingszorg Tactus te Almelo;
b) dat de veroordeelde, na een schriftelijke oproep daartoe, zich zal melden op het toezichtspreekuur bij de reclassering van de Instelling voor Verslavingszorg Tactus te Almelo, op het adres Schouwburgplein 15-1 te Almelo en dat de veroordeelde zich vervolgens gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering van de Instelling voor Verslavingszorg Tactus te Almelo, Schouwburgplein 15-1 te Almelo, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
c) dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd voor de maximale duur van 18 (achttien) maanden of zoveel korter als de behandelaars dat verantwoord achten, zal laten opnemen in de Piet Roordakliniek, althans een soortgelijke zorginstelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering van de Instelling voor Verslavingszorg Tactus te Almelo op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], van een bedrag van € 1.773,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het sub 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.773,00 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 30 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], handelend onder de naam “Toon’s Snelbuffet”, gevestigd te 7521 EL Enschede, G.J. van Heekstraat 258, van een bedrag van € 771,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het sub 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 771,60 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 15 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], van een bedrag van € 1.613,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2012;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het sub 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.613,23 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 30 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- bepaalt dat laatstgenoemde benadeelde partij niet-ontvankelijk is in het overige deel van zijn vordering van € 418,00 en dat hij dat deel van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [adres], niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van R.E. Groot, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2012.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, met uitzondering van het onder “B” weergegeven deel van verdachtes verklaring, de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2012092072. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 november 2012, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte, kort en zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
A.
Ik erken de feiten die mij vandaag worden ten laste gelegd.
B.
Ik heb spijt van hetgeen ik gedaan heb. Ik heb geen € 150,00 meegenomen bij de diefstal bij de pinautomaat maar € 100,00. Ik weet niets van een kapot horloge, kapotte pantalon en kapotte telefoon en die posten ben ik niet bereid te vergoeden.
De fiets die ik gestolen heb van [slachtoffer 4] stond niet op slot. Ook heb ik het achterlicht niet vernield. Ik ben het dus niet eens met haar civiele vordering.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 augustus 2012, van [slachtoffer 1], (blz. 20 t/m 24), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Ik doe aangifte van afpersing dan wel diefstal met geweld. Ik werd gedwongen onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, geld af te geven.
Over hetgeen is voorgevallen kan ik u het volgende verklaren:
Ik ben sinds drie à vier weken werkzaam bij de cafetaria “Toon’s Snelbuffet”, gevestigd
aan de G.J. van Heekstraat 258 te Enschede.
Ik ben 17 augustus 2012, omstreeks 17.00 uur begonnen met mijn werkzaamheden. Rond een uur of 20.00 was ik alleen.
Op genoemde dag, omstreeks 22.45 uur, ben ik naar buiten gegaan om een sigaretje te roken. Ik heb de cafetaria verlaten via een deur aan de zijde van de Toekomststraat. Direct toen ik buiten kwam hoorde ik links van mij een bepaald geluid en zag dat een fiets omviel. Ik zag toen ook direct bij die omgevallen fiets een man staan, die mij aansprak en vroeg of ik ook sigaretten verkocht. Ik heb de man verteld dat wij geen sigaretten verkopen. Omdat de man sigaretten wilde hebben, heb ik een sigaret van mijzelf gepakt, waarna ik weer
via de deur aan de Toekomststraat naar buiten ben gegaan. Toen ik buiten kwam zag
ik dat de man zijn omgevallen fiets had gepakt. Ik heb hem vervolgens de sigaret gegeven, waarna hij is weggefietst.
Volgens mij was het omstreeks 23.05 uur toen ik in de cafetaria stond met mijn rug naar het luik gekeerd. Het luik was op dat moment geopend. Ik hoorde achter mij een mannenstem. Ik hoorde: "He, ben je wel eens overvallen". Ik wist niet wie dat zei en ik moest ook niet direct aan de eerder genoemd man denken. Ik draaide mij om en ik zag direct dat dezelfde man weer voor het luik stond. Het was dus de man aan wie ik eerder een sigaret heb gegeven. Toen ik deze man zo zag staan schrok ik heel erg. Ik zag namelijk dat de man een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp op mij richtte. De afstand tussen hem en mij was ongeveer anderhalve meter. Ik dacht op dat moment dat het een pistool was. Ik was
daar op dat moment ook overtuigd van dat het een echt pistool was. Ik was op dat moment
echt bang. Ik vreesde echt voor mijn leven.
De man zei tegen mij dat hij al het geld wilde hebben. Hij zei dat hij het snel wilde hebben en hij noemde ook nog “het grote papier”. Ik heb eerst al de bankbiljetten uit de lade gehaald. Dat geld moest ik in een plastic tas doen, die de man bij zich had. Hij hield de tas open. Ik heb het geld in die tas gegooid. Ik hoorde toen dat de man zei dat hij alles wilde hebben en hij wees op het kleingeld in de kassa.
Hij zei ook dat hij het geld onder de kassalade wilde hebben. Daar was echter geen geld. Ik heb hem dat ook laten zien. In ieder geval heb ik het kleingeld ook in diezelfde plastic tas gegooid. Daarna ging de man ook direct weg. Toen ik het geld voor de man pakte, werd ik steeds met dat wapen onder schot gehouden, dus hij bleef op mij richten met dat wapen
Op uw vraag in welke hand hij het wapen vasthield, kan ik u verklaren dat hij dat
met zijn linkerhand vast hield. Met zijn rechterhand hield hij de plastic tas vast.
De man was van buitenlandse afkomst. Hij was licht getint. Het was een Turk of Marokkaan. Zijn leeftijd schat ik op ongeveer 35 jaar oud, zijn lengte is volgens mij tussen de 1.70 meter en 1.75 meter. Hij had een smal postuur en een smal gezicht. Het was volgens mij een
junktype. Hij droeg een donkere jas net over zijn heupen. Op zijn hoofd droeg de man een pet, die donker gekleurd was. Op de voorzijde van de pet was iets wits te zien.
De tas die de man bij zich droeg en waar ik het geld in moest gooien was groen van kleur. Het was een plastic tas van supermarkt “EMTE”.
Het wapen dat de man bij zich had was zwart van kleur. Ik was er van overtuigd dat het een echt wapen was. Volgens mij had de man een pistool. Het was zeker geen revolver, want die hebben een ronde cilinder waar de patronen in gaan en dat had dit wapen niet.
Ik kan u verklaren dat ik dus door de man met geweld gedwongen werd geld aan hem te
geven. Normaal had ik dat natuurlijk nooit gedaan. Het geld dat ik aan de man heb
gegeven is eigendom van de eigenaresse van de cafetaria.
Door het hele gebeuren ben ik behoorlijk van slag. Ik heb mij echt bedreigd gevoeld
en vreesde voor mijn leven. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 1 september 2012, van [slachtoffer 2] (blz. 34 t/m 36), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Ik doe aangifte van straatroof. Ik heb niemand toestemming gegeven om mij te beroven. Ik heb niemand toestemming gegeven om geld dat mijn eigendom is weg te nemen en deze toe te eigenen.
Ik ben vandaag 1 september 2012, omstreeks 15:15 uur naar de ABN Amro, gevestigd aan de Wethouder Nijhuisstraat te Enschede, gegaan. Ik heb gebruik gemaakt van de pinautomaat aan de zijde Wethouder Nijhuisstraat.
Op het moment dat ik voor de pinautomaat stond, stonden er nog twee andere mensen achter mij te wachten. Ik heb toen 150,00 euro gepind. Ik heb 3 briefjes van 50,00 euro uit de pinautomaat ontvangen. Op het moment dat ik mijn portemonnee pakte, om het geld dat ik had gepind in mijn portemonnee te doen, zag ik dat er iemand op mij afkwam. Ik zag dat hij op mij af kwam stormen en een greep deed naar mijn portemonnee. Ik voelde dat hij met kracht mijn portemonnee uit mijn hand wilde rukken. Ik heb toen tegengas gegeven door mijn portemonnee goed vast te houden en een trekkende beweging gemaakt met de portemonnee in mijn hand in mijn richting. Op het moment dat hij mijn portemonnee uit mijn hand wilde rukken, heb ik hem een trap verkocht. Omdat ik hem een trap gaf en hij aan mijn portemonnee zat te trekken kwam ik op een gegeven moment ten val.
Op het moment dat ik viel, viel ook mijn portemonnee uit mijn hand. Hierdoor zag ik dat er
ook geld uit mijn portemonnee was gevallen en op de grond lag. Ik wilde toen mijn
portemonnee en mijn geld pakken wat op de grond lag. Wederom zag ik dat hij probeerde om mijn geld weg te nemen. Ik heb toen geprobeerd om hem wederom te trappen. Op het moment dat ik hem een trap wilde geven zag ik dat hij een vuurwapen te voorschijn haalde. Waar hij het vuurwapen vandaan haalde weet ik niet. Het ging ook allemaal zo snel. Ik hoorde hem zeggen: "kom maar op". Op het moment dat ik het vuurwapen zag, ben ik gestopt, want ik was echt bang dat hij het vuurwapen tegen mij zou gebruiken want hij had het vuurwapen op mij gericht. Het was een zwart/zilveren vuurwapen. Ik weet dat hij het vuurwapen in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij meerdere biljetten had gepakt. Ik zag dat hij zijn fiets pakte en wegfietste.
Van de jongen die mij overviel kan ik het volgende signalement geven. Hij had een rode trui of vest met capuchon aan. Onder de capuchon droeg hij een zwart petje. Ik denk dat hij een zwarte broek aan had. Hij had een getint uiterlijk. Ik denk dat hij van Marokkaanse of Turkse afkomst was.
Hij was ongeveer even lang als ik. Ik ben zelf 1.80 meter lang. Het was een magere jongen qua postuur. Ik denk dat hij tussen de 20 en 25 jaar oud was. Hij had een damesfiets bij zich, een lichtgekleurde fiets.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot expertise vuistvuurwapen, d.d. 11 september 2012 van H.J. Kolkman, brigadier van politie (blz. 54 en 55), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Op 11 september 2012 ontving ik van G. de Vries, werkzaam bij de Regiopolitie Twente, Team Forensische Opsporing, een op een vuistvuurwapen gelijkend voorwerp, aangetroffen en in beslaggenomen onder de verdachte: [verdachte], geboren op [datum] te
[plaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats, met het verzoek een nader onderzoek aan dit voorwerp in te stellen.
Het in beslaggenomen voorwerp is een zogenaamd "balletjespistool" ook wel soft airgun genoemd.
Het is een nabootsing van een pistool dat voor wat betreft vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Sig-Sauer, model P228.
Het wapen is voor afdreiging geschikt.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de WWM, juncto artikel 3 onder a van de RWM
Het betreft hier een overtreding van artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld in artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en Munitie.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2012, van [slachtoffer 4] (blz. 59 en 60), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Op 27 augustus 2012 werd op de Pathmossingel te Enschede mijn zwarte Gazelle damesfiets gestolen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.