RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 126959 HA ZA 12-71
datum vonnis: 31 oktober 2012 (H)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. R. Kaya te Enschede,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B. Bentem te Enschede.
In deze zaak is op 18 april 2012 een tussenvonnis gewezen. Voor wat betreft het procesverloop verwijst de rechtbank naar dat tussenvonnis en neemt dat hier over.
In het tussenvonnis is een comparitie van partijen gelast. Ten behoeve daarvan zijn door de man op 18 juni 2012 stukken in het geding gebracht. De comparitie van partijen heeft op 29 juni 2012 plaatsgevonden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Bij rolbericht van 11 juli 2012 hebben partijen laten weten verder te willen procederen.
De man heeft daarop 1 augustus 2012 een akte uitlating eisende partij, met producties, genomen. De vrouw heeft op 12 september 2012 een akte uitlating na comparitie in het geding gebracht.
Partijen hebben daarna vonnis gevraagd.
1. Zoals in het tussenvonnis van 18 april 2012 overwogen, staan de volgende feiten vast. Partijen zijn gehuwd geweest onder huwelijkse voorwaarden. Bij beschikking van deze rechtbank van 16 februari 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 6 december 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Uit het huwelijk van partijen stamt een aantal schulden.
2. De man vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw veroordeelt om:
- een bedrag ad € 36.870,- zijnde de helft van de totale gemeenschappelijke schulden van partijen, te betalen aan de man dan wel rechtstreeks te betalen aan de verschillende schuldeisers;
- dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening;
- de vrouw te veroordelen helderheid te verschaffen in de hoogte van de schenkingen dan wel de erfenis die zij heeft ontvangen van haar ouders door inbreng van documentatie in het geding;
- de vrouw te veroordelen tot betaling van de helft van de schenking c.q. de erfenis, die zij heeft ontvangen van haar ouders, aan de man;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.
3. De man onderbouwt zijn vorderingen als volgt.
Het huwelijk van partijen is op 6 december 2011 ontbonden. Tijdens het huwelijk zijn door partijen aanzienlijke schulden gemaakt. Dit zijn gezamenlijke schulden waarvoor ook de vrouw hoofdelijk aansprakelijk is. De vrouw weigert echter om haar deel van de schulden op zich te nemen.
Het gaat om de volgende gezamenlijke schulden:
a. Flexibel Crediet bij de ABN AMRO ad € 14.575,-
b. Maximum Crediet bij de ABN AMRO ad € 19.970,-
c. Afkoop Leasecontract auto ad € 12.015,-
d. Schuld bij Visa € 7.676,-
e. Naheffing pensioen SBE € 1.296,-
f. Gemeentelijke belasting over 2009 en 2010 ad € 1.039,-
g. Accountant kosten Nijhof Groep ad € 4.424,-
h. Lococensus over 2009 ad € 156,-
i. Terugbetaling ten onrechte ontvangen Zorgtoeslag € 1.239,-
a. xxxx € 488,-
b. yyyy € 751,-
j. Lening bij de vader van de vrouw ad € 11.350,-
De totale gemeenschappelijke schuld is derhalve € 73.740,- en de helft daarvan dient voor rekening te komen van de vrouw, derhalve € 36.870,-.
Daarnaast heeft de vrouw tijdens het huwelijk schenkingen en/of een erfenis van haar vader gekregen. De hoogte daarvan is de man niet bekend. De vrouw dient hierover inzicht te verschaffen. De helft van dat bedrag komt toe aan de man.
In zijn akte na comparitie voert de man nog aan dat uit bankafschriften over 2001 tot en met 2003 blijkt dat grote bedragen van het Flexibel Krediet voor de gezamenlijke huishouding zijn gebruikt. De man acht het redelijk dat de helft van deze schulden voor rekening van de vrouw komt.
Hetzelfde geldt voor de lening bij de vader van de vrouw. Het volledige bedrag is ten goede gekomen aan de gezamenlijke huishouding. De vrouw heeft van haar zijde niets ingebracht in de kosten van de gezamenlijke huishouding.
De vader van de vrouw heeft aan de vrouw € 34.000,- geschonken. Daarvan is niets ten goede van de gezamenlijke huishouding gekomen.
De vrouw dient mee te betalen aan de gemeentelijke belastingen en Lococensus zolang zij ingeschreven stond in de echtelijke woning.
Verweer
4. De vrouw heeft tegen de vorderingen het volgende verweer gevoerd.
De man onderbouwt niet waarom de vrouw hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden die door hem worden genoemd. Er zijn geen stukken overgelegd aan de hand waarvan de hoogte van de schulden zijn te verifiëren.
Onduidelijk is wat de man nu precies wil. Stelt de man een vordering op de vrouw te hebben of wil hij verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap?
Er zijn in 2004 en 2007 een aantal schenkingen gedaan en deze zijn opgesoupeerd binnen de huwelijkse gemeenschap.
In de akte na comparitie stelt de vrouw nog dat er tussen partijen huwelijkse voorwaarden gelden. Deze houden in dat er tussen partijen geen enkele vermogensrechtelijke gemeenschap zal bestaan. Ter comparitie bleek dat de man kennelijk de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap wil verdelen. Als de man heeft bedoeld tot verrekening te komen, kan dat niet worden toegewezen omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt welke bedragen hij wil verrekenen met de vrouw, temeer omdat de vrouw wel degelijk zelf ook mee heeft betaald aan de gemeenschappelijke huishouding.
De vrouw concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van de man en subsidiair tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de man in de proceskosten.
Beoordeling
5. De rechtbank merkt allereerst op dat sprake is van een dagvaardingsprocedure en dus niet van een verzoekschriftprocedure. De regels uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende de dagvaardingsprocedure zijn dus van toepassing, inclusief regels over substantiëringsplicht, stelplicht en bewijslast.
De rechtbank begrijpt dat de man vordert verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, als gevolg waarvan de vrouw nog een bedrag aan de man dient te betalen. Nu in het petitum van de dagvaarding niet de verdeling zelf is gevorderd, kan dat ook niet toegewezen worden. De rechtbank zal beoordelen of het door de man gevorderde bedrag deels of geheel kan worden toegewezen.
6. Tijdens het huwelijk van partijen bestonden huwelijkse voorwaarden. Deze hielden een zogenaamde koude uitsluiting in. Dat betekent dat geen enkele gemeenschap van goederen is ontstaan.
Het gevolg hiervan is dat schulden die door de man zijn aangegaan, alleen op de man verhaald kunnen worden.
De te beantwoorden vraag is of in de onderlinge verhouding tussen de man en de vrouw, de man een vorderingsrecht heeft op de vrouw voor schulden die zijn ontstaan ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding.
In de huwelijkse voorwaarden staat namelijk dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding door beide echtgenoten ieder voor de helft worden gedragen. Verrekening tussen de echtgenoten, zullen geschieden na afloop van elk kalenderjaar in het eerste kwartaal van het daarop aansluitende volgende jaar, aldus artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden.
Vast staat dat er nooit verrekening heeft plaatsgevonden.
De vrouw stelt dat niet achteraf alsnog verrekend kan worden.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In de huwelijkse voorwaarden staat geen verval beding. Er staat met andere woorden geen sanctie op het niet verrekenen. Als er niet direct na een jaar wordt verrekend, betekent dat dus niet dat alle rechten zijn vervallen.
Dat zou anders zijn als er wel een uitdrukkelijk vervalbeding in de huwelijkse voorwaarden zou staan. De Hoge Raad acht een beroep op een dergelijk vervalbeding in verband met de kosten voor de huishouding, in beginsel geldig (HR 15 september 2006, NJ 2007, 217). Het gaat de rechtbank te ver om in de huwelijkse voorwaarden een vervalbeding in te lezen. Het staat er niet in, terwijl dat wel had gekund en in veel gevallen ook daadwerkelijk wel opgenomen is in huwelijkse voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de HR in zijn arrest van 29 april 1994 (NJ 1995, 561) niet bedoeld te zeggen dat, ook als er geen vervalbeding in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen, aanspraken na een jaar in alle gevallen zijn vervallen. Voor het verwerken van het recht om aanspraak op verrekening te maken, zijn bijkomende omstandigheden nodig. In de onderhavige zaak zijn dergelijke bijkomende omstandigheden echter gesteld noch gebleken.
De conclusie is dus dat de man ook na het einde van het huwelijk nog een beroep op het verrekenbeding kan doen in verband met de kosten voor de huishouding.
Wat zich hier wel wreekt is het, door de HR in zijn arrest van 29 april 1994 gesignaleerde probleem, dat na al die jaren niet meer na te gaan is welke bedragen precies ten goede zijn gekomen aan de gemeenschappelijke huishouding.
Het risico daarvan moet voor rekening komen van degene die een beroep doet op verrekening. Hij had immers na afloop van elk kalenderjaar, toen dat redelijkerwijs nog wel kon, om verrekening moeten vragen.
De rechtbank zal, met als uitgangspunt het bovenstaande, aan de hand van de overgelegde informatie de verschillende door de man opgeworpen schulden beoordelen.
7. Ad a. Flexibel Krediet bij de ABN AMRO ad € 14.575,00.
Volgens de man is dit krediet gebruikt voor de kosten van de gezamenlijke huishouding. Maar ook de eenmanszaak van de man heeft gebruik gemaakt van dit krediet. Door de man zijn bankafschriften over de periode 2001 tot en met 2003 overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat van deze rekening ook kosten voor de gemeenschappelijke huishouding zijn voldaan. Door de vrouw is een en ander slechts ongemotiveerd betwist.
De rechtbank zal, gezien de bankafschriften, ex aequo et bono bepalen dat de vrouw 1/4e deel van dit bedrag, derhalve € 3.643,75 aan de man dient te voldoen.
8. Ad b. Maximum Krediet bij de ABN AMRO ad € 19.970,00.
Partijen zijn het er over eens dat dit krediet hetzelfde is als het privé Limiet Plus krediet. Dit krediet staat op naam van beide partijen.
De rechtbank overweegt dat, nu het krediet op naam van beide partijen staat, beide partijen door ABN AMRO ook kunnen worden aangesproken. Zij zijn hoofdelijk verbonden voor deze schuld en de daarover lopende rente. Niet is gesteld dat ten aanzien van deze schuld een opeisbare vordering van ABN AMRO op de man bestaat of dat de man anderszins door ABN AMRO is aangesproken. Er is dus nog geen sprake van een regresrecht van de man op de vrouw. Dat betekent dat er geen grondslag gevonden kan worden waarop de vrouw kan worden veroordeeld om de helft van het bedrag aan de man te voldoen. Dit deel van de vordering kan niet worden toegewezen.
Een en ander hoeft partijen er overigens niet van te weerhouden met ABN AMRO overeen te komen dat dit krediet wordt overgenomen door de man (zodat de vrouw niet meer kan worden aangesproken door ABN AMRO), onder betaling door de vrouw aan de man (of desnoods aan ABN AMRO) van de helft van de schuld.
9. Ad c. Afkoop Leasecontract auto ad € 12.015,00.
Volgens de man was dit weliswaar een zakelijke auto, maar werd hij ook voor privé doeleinden gebruikt, dus – zo begrijpt de rechtbank – ten behoeve van de gezamenlijke huishouding.
Door de vrouw is erkend dat de deze auto wel eens werd gebruikt voor gemeenschappelijke bezoeken, maar zij had zelf ook een auto.
De rechtbank zal de kosten aldus verdelen dat de auto voor 1/7e deel (overeenkomend met één dag in het weekend) werd gebruikt door beiden in het kader van de gemeenschappelijke huishouding. De kosten die daarmee overeenkomen zijn € 1.716,43. De kosten voor de gemeenschappelijke huishouding zouden door beiden voor de helft worden gedragen, dus heeft de man terzake hiervan een vordering op de vrouw van € 858,21.
10. Ad d. Schuld bij Visa € 7.676,00.
Volgens de man is de Visa card zakelijk aangeschaft, maar werden er ook privé uitgaven mee voldaan, zoals bijvoorbeeld voor een hotel, eten en drinken, autohuur en vliegreizen. Volgens de man is de schuld ongeveer 55 à 60% zakelijk en voor het overige privé.
De vrouw heeft betwist dat de Visa card privé werd gebruikt.
De man heeft ter zitting aangeboden de afschriften over te leggen waaruit blijkt waar de Visa card voor werd gebruikt.
Na de zitting zijn echter geen afschriften van de Visa card meer overgelegd.
Zoals overwogen dient het risico van het niet meer kunnen aantonen van kosten die ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding zijn gemaakt, bij de man te liggen. De rechtbank zal dit deel van de vordering, wegens gebrek aan onderbouwing, afwijzen.
11. Ad e. Naheffing pensioen SBE € 1.296,00.
Het pensioen staat op naam van de man en wordt door hem opgebouwd. De kosten daarvan zijn geen kosten voor de gemeenschappelijke huishouding. Of de premies van de gemeenschappelijke rekening zijn betaald en of de vrouw straks recht heeft op een deel van het pensioen, doet dus niet terzake. De man heeft geen vordering terzake pensioenpremie op de vrouw.
12. Ad f. Gemeentelijke belasting over 2009 en 2010 ad € 1.039,00.
De man is aangesproken voor de gemeentelijke belastingen ten aanzien van de echtelijke woning. De kosten voor de gemeentelijke belastingen zijn kosten die vallen onder de kosten voor de gemeenschappelijke huishouding.
Vast staat dat de gemeente de belasting heeft berekend voor een meerpersoonshuishouden. De vrouw stelt dat ze medio 2009 uit de woning is vertrokken. Zij heeft zich uit laten schrijven maar zich op verzoek van de man (in verband met de fiscus) weer in laten schrijven. Daarna heeft ze zich alsnog laten uitschrijven.
De rechtbank overweegt dat geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt wanneer de vrouw zich heeft laten uitschrijven. Nu de gemeentelijke belasting over beide jaren betrekking heeft op een meerpersoonshuishouding, is het redelijk dat de vrouw de helft van die kosten op zich neemt. Zij dient derhalve aan de man te betalen: € 517,95.
13. Ad g. Accountant kosten Nijhof Groep ad € 4.424,00.
De rechtbank overweegt dat dit geen kosten zijn die gerekend kunnen worden tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Het gaat om accountantskosten voor de zaak van de man. Ook als de accountant werkzaamheden voor de man en de vrouw in privé deed, zijn het daarmee nog geen kosten voor de gemeenschappelijke huishouding. Dat partijen die kosten in het verleden gezamenlijk hebben gedragen, maakt dat ook niet anders. Dit onderdeel wordt derhalve afgewezen.
14. Ad h. Lococensus over 2009 ad € 156,00.
Voor de factuur van Lococensus die op naam van de man staat, geldt hetzelfde als voor ad f, de gemeentelijke belastingen. De aanslag ziet op 3 “vervuilingseenheden”. Nu niet met stukken is onderbouwd dat dit onjuist is (uitschrijving uit GBA), dient de vrouw de helft van dit bedrag te voldoen aan de man. Het gaat derhalve om € 78,00.
15. Ad i. Terugbetaling ten onrechte ontvangen Zorgtoeslag ad € 1.239,00.
De terugvordering zorgtoeslag staat op naam van de man. Kennelijk is deze zorgtoeslag alleen aan de man verstrekt. Dat betekent dat ook de terugvordering van ten onrechte ontvangen zorgtoeslag alleen voor rekening van de man dient te komen. De kosten kunnen niet gezien worden als behorend tot de gemeenschappelijke huishouding.
16. Ad j. Lening bij de vader van de vrouw ad € 11.350,00.
De man heeft gesteld dat de lening is gebruikt voor privézaken. Alles is ten goede gekomen aan het gezin.
De vrouw heeft dat betwist. De vader van de vrouw heeft destijds zowel aan de man als aan de vrouw leningen verstrekt. De vrouw heeft haar leningen uit eigen middelen afgelost. De lening aan de man is volgens de vrouw gebruikt voor zijn zakelijke activiteiten.
De rechtbank overweegt het volgende.
Dat er van de privérekening van de man, waar de bedragen van de lening op zijn gestort, ook kosten zijn voldaan die betrekking hebben op de gemeenschappelijke huishouding (blijkens de op 29 februari 2012 overgelegde afschriften), maakt niet dat de lening ook is aangegaan ten behoeve van deze kosten. Volgens de vrouw was dit een puur zakelijke lening, en dat is door de man niet voldoende ontkracht. Dat klemt temeer nu de vrouw onbetwist heeft kunnen stellen dat zij ook leningen bij haar vader is aangegaan die zij uit eigen middelen heeft terugbetaald.
De rechtbank ziet in de stellingen van de man onvoldoende grond om een bedrag toe te wijzen.
17. Schenkingen van de vader van de vrouw aan de vrouw.
De man heeft aangevoerd dat de vader van de vrouw schenkingen aan haar heeft gedaan. Hij heeft bij akte na comparitie een akte van schenking overgelegd waaruit blijkt dat de vader van de vrouw aan haar een bedrag van € 34.000,00 heeft geschonken. Volgens de man komt de helft van het geschonken bedrag aan hem toe.
De rechtbank overweegt hierover dat er geen enkele grondslag is te vinden waarop de man recht zou hebben op de helft van het aan de vrouw geschonken bedrag. Partijen waren immers getrouwd zonder enige gemeenschap van goederen. Wat de vrouw ontvangt, is derhalve van de vrouw.
Overigens staat in de akte van schenking nog eens uitdrukkelijk bepaald dat de geschonken bedragen niet vallen in enige vermogensrechtelijke gemeenschap en niet in aanmerking mogen worden genomen bij de toepassing van enige afrekenbeding.
Dit deel van de vordering kan derhalve niet worden toegewezen.
18. In het feit dat partijen ex-echtelieden zijn en deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat elke partij zijn of haar eigen proceskosten draagt.
19. Beslist wordt dan als volgt:
I. Veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 5.097,91 (zegge: vijfduizend zevenennegentig euro en eenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding (15 februari 2012) tot aan de dag der algehele voldoening.
II. Compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elke partij zijn of haar eigen proceskosten draagt.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Bottenberg – van Ommeren en is op 31 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.