ECLI:NL:RBALM:2012:BY4063

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1994477-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan opzet bij huisvesting van hanen

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Almelo op 2 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk huisvesten van hanen in een beperkte ruimte, waardoor deze dieren verwondingen opliepen door het zogenaamde treden. De zaak kwam voor de rechter naar aanleiding van een onderzoek op de openbare terechtzitting op 22 oktober 2012. De officier van justitie, mr. Y. Cenik, had een vordering ingediend, maar de politierechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet die vereist was voor de tenlastelegging.

De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in haar vervolging. Tijdens de zitting heeft de advocaat van de verdachte, mr. J. Sleeswijk Visser, betoogd dat er geen bewijs was voor opzet. De politierechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte doelbewust handelde bij het toebrengen van de verwondingen aan de hanen. Er was ook geen bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de hanen elkaar zouden verwonden in de beperkte ruimte waarin zij waren gehuisvest.

De politierechter heeft verder overwogen dat het bestanddeel 'opzet' niet expliciet is genoemd in artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, maar dat opzet wel een vereiste is voor misdrijven. Aangezien er geen aanwijzingen waren dat de wetgever in dit geval een uitzondering had gemaakt, werd het bestanddeel opzet ingelezen in het artikel. Gezien het gebrek aan bewijs voor opzet heeft de politierechter de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastelegging.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral als het gaat om de intentie van de verdachte. De politierechter heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de hem tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/1994477-12
Datum vonnis: 2 november 2012
Vonnis op tegenspraak van de politierechter te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [plaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2012. De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Cenik en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. J. Sleeswijk Visser, advocaat te Nijverdal, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk hanen in een beperkte ruimte heeft gehuisvest waardoor deze hanen verwondingen opliepen door het zogenaamde treden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 mei 2012 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij een of meerdere hanen pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid van die hanen heeft benadeeld, mede omdat hij, verdachte, die hanen in een beperkte omheinde ruimte heeft gehouden/opgehokt, althans in een voor die hoeveelheid hanen ongeschikte huisvesting, en/of waardoor die hanen verwondingen opliepen door het zogenaamde treden (te weten, het door natuurlijke drift en/of agressie bespringen van elkaar)
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
4. De voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van het ter zitting gevoerde ontvankelijkheidsverweer overweegt de politierechter dat niet is gebleken dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in haar vervolging. Dat de officier van justitie haar tenlastelegging eventueel ook op andere wetsartikelen had kunnen baseren doet niets af aan haar ontvankelijkheid.
5. De beoordeling van het bewijs
De politierechter acht niet bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Ter terechtzitting is door de advocaat van de verdachte bepleit dat er geen blijk is van opzet. Naar het oordeel van de politierechter ontbreekt bewijs dat verdachte bij het toebrengen van de verwondingen doelbewust heeft gehandeld. Evenmin is er bewijs dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de hanen elkaar zouden verwonden. Daarvoor zou moeten komen vaststaan dat verdachte het gevaar kende dat de hanen in de specifieke ruimte waarin zij werden ondergebracht het gedrag van treden zouden gaan vertonen. Verdachte ontkent dit te hebben geweten. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte zodanige kennis heeft van het houden van kippen dat hem dit wel bekend moet zijn geweest. Evenmin kan worden aangenomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat hanen die zo beperkt gehuisvest zijn elkaar treden. De politierechter acht niet bewezen dat er sprake is van opzet.
De politierechter is vervolgens nagegaan of de vrijspraak voor het bestanddeel “opzet” in de tenlastelegging dient te leiden tot integrale vrijspraak. In artikel 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt opzet immers niet genoemd als bestanddeel. Wel wordt in artikel 122 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangegeven dat hetgeen omschreven is in artikel 36 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een misdrijf is. Uitgangspunt in rechtspraak en dogmatiek is dat er bij misdrijven sprake moet zijn van opzet. Van dit uitgangspunt kan in bijzondere gevallen afgeweken worden, bijvoorbeeld indien de wetgever dit uitdrukkelijk heeft aangegeven. Voor een dergelijk bijzonder geval bestaat bij artikel 36 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren echter geen aanwijzing en het bestanddeel opzet wordt dan ook ingelezen in dat artikel.
De politierechter spreekt daarom geheel vrij van het tenlastegelegde.
6. De beslissing
De politierechter verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. van Wees, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P. Revis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.