ECLI:NL:RBALM:2012:BY3599

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10 / 290 WIA N1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenvonnis inzake WIA-zaak met deskundigenrapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 7 november 2012 een einduitspraak gedaan na een eerder tussenvonnis. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 5 februari 2010, waarbij de WIA-uitkering van eiseres werd afgewezen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 23 november 2011 al een aantal overwegingen geuit en verweerder de gelegenheid gegeven om een nadere motivering te geven. De rechtbank heeft een deskundige, psychiater D.G. Buiten, ingeschakeld om de medische situatie van eiseres te beoordelen. In zijn rapport van 10 juni 2012 concludeerde Buiten dat het eerdere besluit van het UWV weliswaar op een onvoldoende onderzoek was gebaseerd, maar dat de gebreken in de besluitvorming door verweerder uiteindelijk waren hersteld. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven, ondanks de eerdere tekortkomingen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.311,--, en het griffierecht van € 41,--. De rechtbank heeft verder overwogen dat de deskundige Buiten een zorgvuldige en volledige beoordeling heeft gemaakt van de medische gegevens en dat de aanpassingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) door de bezwaarverzekeringsarts terecht zijn doorgevoerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van de conclusies van de deskundige af te wijken, en heeft de zaak in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving beoordeeld. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 290 WIA N1 A
uitspraak van de meervoudige kamer
in het geschil tussen:
Eiseres,
wonende te (woonplaats),
gemachtigde: mr. A.F. van den Berg, advocaat te Almelo,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
gevestigd te Amsterdam, locatie Hengelo (O), verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 5 februari 2010.
2. Procesverloop
De rechtbank heeft in deze zaak op 23 november 2011 een tussenvonnis gewezen. Zij verwijst hier naar hetgeen in dit tussenvonnis is overwogen over het procesverloop.
Na dit tussenvonnis heeft verweerder een nadere motivering gegeven voor het bestreden besluit. Eiseres heeft hierop gereageerd, hetgeen weer heeft geleid tot een reactie van verweerder.
Vervolgens heeft de rechtbank psychiater D.G. Buiten benoemd tot deskundige. Deze deskundige heeft bij brief van 10 juni 2012 zijn rapportage aan de rechtbank gestuurd. Verweerder heeft naar aanleiding van dit rapport het bestreden besluit nogmaals aangevuld met een nadere motivering. Ook eiseres heeft een reactie gegeven op het rapport.
De rechtbank heeft vervolgens op 9 oktober 2012 het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Overwegingen
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar tussenvonnis heeft overwogen en beslist.
Over de vastgestelde beperkingen heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het door verweerder uitgevoerde medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om aan te nemen dat de beperkingen op het fysieke vlak niet voldoende zijn. Wel volgde de rechtbank verweerder vooralsnog niet in de beperkingen die waren aangenomen als gevolg van de psychische problemen van eiseres.
Bezwaarverzekeringsarts Vastert heeft vervolgens in zijn rapport nader gemotiveerd waarom niet is uitgegaan van de diagnose en GAF-score van de behandelend psychiater van eiseres, te weten een depressie met psychotische kenmerken en een GAF-score van 50.
De deskundige Buiten heeft na onderzoek geconcludeerd dat deze diagnose inderdaad te zwaar is geweest. Hij constateert een beeld van een meer chronische en lichtere vorm van depressie. Op de voorgrond staat naar zijn mening vooral de angstproblematiek, met diffuse angstklachten en paniekaanvallen. De GAF-score schat hij op 50 à 60. Buiten kan zich verenigen met de beperkingen die zijn opgenomen op de functionelemogelijkhedenlijst (FML), met dien verstande dat hij eiseres ook beperkt acht op het gebied van de samenwerking. Samenwerking zal bovendien extra toezicht van een leidinggevende vergen.
In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
24 augustus 2012, LJN: BX6051) ligt besloten dat het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is geïndiceerd. In dit geval ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat het door Buiten verrichte onderzoek, gezien zijn rapport van 10 juni 2012, volledig en zorgvuldig is geweest. Buiten heeft alle beschikbare medische gegevens en de van eiseres zelf verkregen informatie in zijn oordeel betrokken. Van zijn bevindingen heeft hij uitgebreid verslag gedaan. Zijn conclusies zijn onderbouwd.
Aan het deskundigenbericht wordt ook niet afgedaan door het door eiseres ingezonden “Bezwaar tegen Expertise” van 25 juni 2012. Evenmin ziet de rechtbank reden deze notitie voor te leggen aan de deskundige Buiten. Het stuk bestaat uit niet of slechts met moeite te doorgronden zinnen. Voor zover een en ander is te begrijpen, wordt de zorgvuldigheid en de methode van het onderzoek van Buiten niet betwist. Voor zover een psychiatrische diagnose wordt genoemd, stelt de rechtbank vast dat het stuk niet is opgesteld door een medicus. Voor zover de lichamelijke klachten van eiseres worden genoemd, wijst de rechtbank erop dat de rechtbank al in het tussenvonnis heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op dit punt in stand kan blijven.
Verweerders bezwaarverzekeringsarts heeft zowel na het tussenvonnis als na het deskundigenbericht van Buiten de FML aangepast. Na het tussenvonnis zijn de door verzekeringsarts Wolbers wel genoemde, maar niet in de FML opgenomen beperkingen alsnog in de FML verwerkt. Na het deskundigenbericht zijn er beperkingen toegevoegd op de punten samenwerken en het kunnen terugvallen op collega’s/leidinggevende. In zijn rapporten van 12 december 2011 en 29 juni 2012 heeft de bezwaararbeidsdeskundige gemotiveerd dat nog steeds voldoende functies die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit, geschikt zijn voor eiseres. Bovendien heeft de bezwaararbeidsdeskundige een ander gebrek hersteld dat in het tussenvonnis was vastgesteld, namelijk dat na signalering van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid van eiseres, bij de motivering van de geschiktheid van een functie was volstaan met het vermelden van een “G” zonder nadere uitleg.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de beroepsgronden geen reden kunnen vinden deze aanpassingen van de FML en de nadere motivering door de bezwaararbeidsdeskundige voor onjuist te houden. Eiseres heeft daar ook niets specifieks tegen ingebracht.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit weliswaar berust op een onvoldoende onderzoek en onvoldoende is gemotiveerd, maar dat verweerder deze gebreken in de besluitvorming uiteindelijk heeft hersteld. Dat betekent dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
De rechtbank acht het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep. Dit zijn de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het gewicht van de zaak wordt gemiddeld geacht terwijl punten, met een waarde van € 437,-- per punt, worden toegekend voor het indienen van het beroepschrift (1), het bijwonen van de zitting (1), de schriftelijke zienswijze op het herstel van het gebrek na tussenvonnis (0,5) en voor de schriftelijke zienswijze na het deskundigenbericht (0,5). De rechtbank overweegt dat de bijlage bij het Bpb de schriftelijke zienswijze op het herstel van het gebrek na tussenvonnis niet noemt. Vanwege de noodzaak voor eiseres om deze zienswijze te geven en de gelijkenis met proceshandelingen die wel worden genoemd in de bijlage, ziet de rechtbank aanleiding op grond van artikel 2, derde lid, van het Bpb toch een half punt toe te kennen.
4. Beslissing
De rechtbank Almelo,
recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 1.311,-- door verweerder te betalen aan de griffier;
- verstaat dat verweerder aan eiseres het griffierecht ad € 41,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gedaan door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. R.J Jue en mr. L.M. Tobé, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.H. Harbers, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012
Afschrift verzonden op
AB