ECLI:NL:RBALM:2012:BY2160

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-700085-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 2 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verkopen en/of afleveren van harddrugs en hennep in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen voor het eerste feit en vrijspraak voor het tweede feit. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak van beide feiten.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de verklaringen in het dossier. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank merkte op dat de enige aanwijzing voor betrokkenheid van de verdachte bij drugshandel bestond uit tapgesprekken van een medeverdachte, maar dat deze gesprekken niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. Bovendien was er geen aanvullend onderzoek gedaan naar de verdachte zelf.

De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van gripzakjes met cocaïne en een weegschaal in de woning van de verdachte onvoldoende bewijs opleverde voor drugshandel. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel feit 1 als feit 2. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 2 november 2012.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/700085-12
Datum vonnis: 2 november 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] in [geboorteplaats],
wonende in [woonadres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Hofstee en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M. Rijs, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012, al dan niet samen met anderen, in harddrugs heeft gedeald;
Feit 2: in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 januari 2012, al dan niet samen met anderen, in hennep heeft gedeald;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012, in de gemeente Almelo, en/althans in het arrondissement Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans (telkens) (een) grote hoeveelheid aanwezig heeft gehad van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) grote hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne (diacetylmorfine) en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012, in de gemeente Almelo, althans in het arrondissement Almelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) gro(o)t(e) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak gevorderd. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negentig dagen waarvan drieënvijftig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van feit 2 en tot een bewezenverklaring van feit 1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe het volgende. De rechtbank is van oordeel dat zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2 uit de zich in het dossier bevindende verklaringen niet volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in harddrugs en hennep. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en er zijn geen verklaringen waaruit volgt dat verdachte in drugs heeft gehandeld.
Uit het dossier is gebleken dat de onderhavige zaak in beeld kwam door tapgesprekken die zijn opgenomen bij een medeverdachte. Naar verdachte is verder geen nader onderzoek gedaan. Hoewel het in de tapgesprekken over drugs lijkt te gaan, heeft de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, ook niet samen en in vereniging met anderen. De enkele vaststelling dat in de woning aan de [adres] te [plaats] waar verdachte op het moment van de inval verbleef, gripzakjes met cocaïne, een weegschaal en bonnenboekjes zijn aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te bewijzen dat verdachte zich heeft bezig gehouden met handel in drugs.
5.3 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. H. Bloebaum en
mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.
Mr. Visser is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.