ECLI:NL:RBALM:2012:BY1454

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/712 AW AQ1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over hoogte FLO-vervangende uitkering en bevoegdheid toezegging

In deze zaak gaat het om de hoogte van de FLO-vervangende uitkering die eiser, werkzaam bij de Regio Twente, heeft aangevraagd. Eiser is op 1 november 2003 in dienst getreden en heeft in het verleden afspraken gemaakt over zijn FLO-rechten. Bij besluit van 7 februari 2012 heeft de Regio Twente eiser vrijgesteld van werkzaamheden na 31 augustus 2012 en hem een FLO-vervangende uitkering van 70% van zijn bezoldiging toegekend, met eervol ontslag per 1 september 2014. Eiser betwist deze beslissing en stelt dat er toezeggingen zijn gedaan door de secretaris van de Regio Twente dat de uitkering 85% zou bedragen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 oktober 2012, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde W.J.M. Wetzels. De Regio Twente werd vertegenwoordigd door H.M. Bolhaar en mr. P.J. Schaap. Tijdens de zitting is ook een getuige gehoord, T. Plummen, die bevestigde dat er gesprekken waren geweest over de hoogte van de uitkering. De rechtbank oordeelt dat de toezegging van de secretaris niet bindend is, omdat deze onbevoegd was om dergelijke toezeggingen te doen. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen kan slagen als er een uitdrukkelijke toezegging is gedaan door een bevoegd orgaan.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een bindende toezegging en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 12/712 AW AQ1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[naam],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: W.J.M. Wetzels, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch,
en
Het Dagelijks Bestuur van de Regio Twente,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Schaap, advocaat te Zwolle.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 14 juni 2012.
2. Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2012 heeft verweerder eiser vrijgesteld van werkzaamheden na 31 augustus 2012, hem met ingang van 1 september 2012 een aanspraak toegekend op een FLO-vervangende uitkering ter hoogte van 70% van zijn huidige bezoldiging gedurende twee jaren en hem eervol ontslag verleend met ingang van 1 september 2014.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar van 9 februari 2012 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser op 18 juli 2012 beroep ingesteld. Verweerder heeft op 30 juli 2012 de op het geding betrekking hebbende stukken overgelegd. Op 12 september 2012 heeft eiser aanvullende gronden ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 5 oktober 2012, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door H.M. Bolhaar, werkzaam bij verweerder, en zijn gemachtigde. Ter zitting is als getuige gehoord T. Plummen, werkzaam bij het ABP te Heerlen.
3. Overwegingen
In geschil is of verweerder in het bestreden besluit terecht heeft gehandhaafd dat eiser met ingang van 1 september 2012 een FLO-vervangende uitkering zal ontvangen ter hoogte van 70% van zijn bezoldiging. Eiser stelt dat namens verweerder toezeggingen zijn gedaan door de secretaris van de Regio Twente (hierna: secretaris) dat de FLO-vervangende uitkering 85% van zijn bezoldiging zou bedragen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de secretaris een dergelijke toezegging inderdaad heeft gedaan maar dat de secretaris niet de bevoegdheid had om die toezegging te doen. De toezegging van de secretaris is nooit door het bestuur bekrachtigd.
Eiser is op 1 november 2003 in dienst getreden bij de Regio Twente in de functie van directeur Hulpverleningsdienst, tevens Regionaal Gezondheidsfunctionaris. Daaraan voorafgaand was hij werkzaam in dienst van de gemeente Enschede in de functie van commandant van de brandweer. Op 1 oktober 2007 heeft de secretaris verweerder voorgesteld, mede in verband met afspraken over FLO rechten die met eiser zouden zijn gemaakt bij zijn aanstelling, een regeling te treffen die er, onder meer, op neer komt dat hij tussen zijn 60e en zijn 65e jaar een FLO-vervangende uitkering van 85% van zijn laatstverdiende bezoldiging ontvangt. Verweerder heeft in zijn vergadering van 1 oktober 2007 besloten ten aanzien van eiser (en twee anderen) een advies in te winnen van een extern adviseur en daarna een beslissing op het voorstel te nemen.
Op 17 oktober 2007 is dit extern advies uitgebracht. Daarin wordt geconcludeerd dat het voorstel eiser een FLO-vervangende uitkering ter hoogte van 85% toe te kennen juridisch niet juist is. Tot het verder compenseren van eiser dan hem in een gelijke positie te brengen als ware hij nog in dienst van de gemeente Enschede is volgens het advies verweerder niet gehouden. Het advies heeft niet tot verdergaande besluitvorming van verweerder geleid.
Tussen partijen staat vast dat de secretaris, in afwijking van het besluit van het bestuur, met eiser afspraken heeft gemaakt hem een FLO-vervangende uitkering van 85% toe te kennen. Dit blijkt onder meer uit een verklaring van de getuige dat zowel eiser als de adviseur P&O van de Regio Twente in een bijeenkomst op 22 februari 2011, waaraan ook de getuige deelnam, uitgingen van een FLO-vervangende uitkering van 85%. Verweerder betwist niet dat de secretaris toezeggingen heeft gedaan aan eiser. Deze zijn echter, zo stelt verweerder, onbevoegd gedaan en kunnen hem daarom niet binden.
Blijkens het mandaat- en volmachtbesluit van 16 mei 2002, is de secretaris, voor zover hier van belang, gemandateerd tot “Uitvoering Arbeidsvoorwaarden en regelingen Regio Twente (ART) voor zover individueel toepasbaar en er geen sprake is van een bepaling met een algemeen karakter” met enkele uitzonderingen die hier niet van belang zijn. In het mandaat- en volmachtbesluit van 17 december 2007, dat strekt ter vervanging van eerder genoemd mandaat- en volmachtbesluit, is hetzelfde bepaald. De rechtbank is van oordeel dat de toezegging die de secretaris aan eiser heeft gedaan niet past binnen het mandaat van de secretaris: van uitvoering van de ART was immers geen sprake; de toezegging strekt tot meer dan waartoe verweerder blijkens de ART gehouden is. Er is daarom sprake van een onbevoegd gedane toezegging.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2008, LJN BG9703) kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van de betrokkene een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging is gedaan. Nu van een door het bevoegd orgaan gedane toezegging in dit geval geen sprake is, kan reeds om deze reden een beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen. De rechtbank tekent daarbij nog aan dat het ook voor eiser kenbaar had kunnen zijn dat de secretaris niet bevoegd was omdat de secretaris het voorstel tot het treffen van een FLO-vervangende uitkering tot 85% op 1 oktober 2007 aan verweerder ter besluitvorming heeft voorgelegd en daarna geen verdere besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Eiser heeft verder gesteld dat hij uit uitlatingen van de voorzitter van het dagelijks bestuur van de Regio Twente heeft mogen destilleren dat hem een FLO-vervangende uitkering van 85% ten deel zou vallen. Eiser heeft die stelling echter niet met verder bewijs onderbouwd zodat deze grond niet kan leiden tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Evenmin kan uit de brieven van 8 april 2010 en 3 november 2010 worden afgeleid dat verweerder zich heeft gecommitteerd aan een percentage van 85.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink, rechter, in tegenwoordigheid van G. Kootstra, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012.
Afschrift verzonden op
IL