ECLI:NL:RBALM:2012:BX9239

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12 / 851 GEMWT
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten in ziekenhuis Hengelo

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning. De verzoekster, de Stichting Ziekenhuisgroep Twente, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo, dat op 26 juli 2012 alle omgevingsvergunningplichtige bouwwerkzaamheden op verpleegafdeling C1 van het ziekenhuis met onmiddellijke ingang had stilgelegd. Tevens was er een last onder dwangsom opgelegd van € 50.000,00 bij niet-naleving van de last.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er sprake is van een verandering van de beschermde subbrandcompartimentering binnen het brandcompartiment van afdeling C1. Dit was van belang voor de vraag of een omgevingsvergunning vereist was voor de bouwactiviteiten. De rechter heeft de argumenten van verzoekster, die stelde dat er geen verandering was in de subbrandcompartimenten, verworpen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sloopwerkzaamheden de beschermde subbrandcompartimenten hadden aangetast, waardoor een omgevingsvergunning noodzakelijk was.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vergunningplicht. De uitspraak benadrukt het belang van de brandveiligheid in zorginstellingen en de noodzaak om te voldoen aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Bouwbesluit 2012. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 12 / 851 GEMWT
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
de Stichting Ziekenhuisgroep Twente,
gevestigd te Almelo, verzoekster,
gemachtigden: mr. drs. I.E. Nauta en mr. M.H.P. Bullens, advocaten te Enschede,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder d.d. 26 juli 2012.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2012 (hierna: het besluit) heeft verweerder alle omgevingsvergunningplichtige bouwwerkzaamheden op verpleegafdeling C1 van verzoeksters ziekenhuis te Hengelo met onmiddellijke ingang stilgelegd. Tevens heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd van € 50.000,00, die verzoekster ineens verbeurt indien zij geen gevolg geeft aan de last.
Bij bezwaarschrift van 17 augustus 2012 heeft verzoekster tegen het besluit bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 31 augustus 2012 heeft verzoekster aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende schorsing van het besluit.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 25 september 2012. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer [vertegenwoordiger], bijgestaan door mr. Nauta en mr. Bullens. Tevens is de heer [naam] van Stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw verschenen aan de zijde van verzoekster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Van Dijk en de heren [vertegenwoordigers].
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
2. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voorzover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter.
3. Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van 26 juli 2012 wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4. In deze zaak staat centraal of sprake is van bouwactiviteiten op afdeling C1 van het ziekenhuis te Hengelo waarvoor een omgevingsvergunning vereist is.
5. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
6. Ingevolge artikel 3, aanhef en achtste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geen vergunning voor de activiteit bouwen vereist, indien de activiteit betrekking heeft op een verandering van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. geen verandering van de draagconstructie,
b. geen verandering van de brandcompartimentering of beschermde
subbrandcompartimentering,
c. geen uitbreiding van de bebouwde oppervlakte en
d. geen uitbreiding van het bouwvolume.
7. Artikel 1 van het Bouwbesluit 2012 bepaalt dat onder een brandcompartiment moet worden verstaan een gedeelte van een of meer bouwwerken bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand. Een subbrandcompartiment is een gedeelte van een brandcompartiment bestemd voor beperking van verspreiding van rook en verdere beperking van het uitbreidingsgebied van brand. Een beschermd subbrandcompartiment is een gedeelte van een subbrandcompartiment dat meer bescherming biedt tegen brand en rook dan een subbrandcompartiment.
8. Tussen partijen is in geschil of bij de door verzoekster uitgevoerde bouwwerkzaamheden op verpleegafdeling C1 sprake is van verandering van de beschermde subbrandcompartimentering.
9. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van verandering van de beschermde subbrandcompartimentering. Er is volgens verzoekster sprake van twee beschermde subbrandcompartimenten (dezelfde ruimtes als de subbrandcompartimenten en de brandcompartimenten). In de beschermde subbrandcompartimentering van die twee beschermde subbrandcompartimenten is geen verandering aangebracht. De in het besluit genoemde overtredingen zijn dezelfde dag nog hersteld.
10. Verweerder heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat elke bedruimte op verpleegafdeling C1 dient te worden aangemerkt als een beschermd subbrandcompartiment. Door het slopen van een groot deel van de tussenmuren is volgens verweerder sprake van een verandering van de beschermde subbrandcompartimenten. Subsidiair stelt verweerder dat – voor zover sprake zou zijn van slechts twee subbrandbrandcompartimenten – verzoekster ten onrechte de zelfsluitende deuren althans de deurdrangers heeft verwijderd, waardoor de subbrandcompartimentering is veranderd. De in het besluit genoemde gaten in de brandscheiding en de deels gesloopte schacht zijn na aanwijzing van de brandweer gedicht, zodat daar volgens verweerder geen discussie meer over bestaat.
11. De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in haar standpunt dat sprake zou zijn van slechts twee beschermde subbrandcompartimenten op verpleegafdeling C1. Niet in geschil is dat conform de door verzoekster overgelegde tekening “brandcompartimentering” sprake is van twee brandcompartimenten (rood en oranje gekleurd op de tekening). Volgens verzoekster is er sprake twee brandcompartimenten, die samenvallen met twee subbrandcompartimenten en twee beschermde subbrandcompartimenten. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan van dergelijke gelijke compartimenten gelet op de definities van het Bouwbesluit 2012 geen sprake zijn. Een brandcompartiment is namelijk een gedeelte van een of meer bouwwerken, terwijl een subbrandcompartiment weer een gedeelte is van een brandcompartiment en een beschermd subbrandcompartiment een gedeelte van een subbrandcompartiment. Een beschermd subbrandcompartiment biedt vergeleken met een gewoon subbrandcompartiment extra bescherming aan de daarin verblijvende personen door een zwaardere eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een scheidingsconstructie tussen het beschermde subbrandcompartiment en een aangrenzende ruimte in het brandcompartiment. Dit kunnen dan ook niet dezelfde ruimtes zijn. Daar komt bij dat uit de nota van toelichting bij het Bor blijkt dat onder meer bij gezondheidszorggebouwen een brandcompartiment dient te worden onderverdeeld in subbrandcompartimenten en beschermde subbrandcompartimenten. Bij een brand in een brandcompartiment zijn de personen die zich in een beschermd subbrandcompartiment bevinden, gedurende enige tijd immers extra beschermd tegen brand en rook.
12. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat sprake is van afzonderlijke subbrandcompartimenten en beschermde subbrandcompartimenten binnen de brandcompartimenten van afdeling C1. Nog daargelaten de vraag of elke bedruimte als beschermd subbrandcompartiment dient te worden aangemerkt, blijkt uit de door verzoekster overgelegde slooptekening dat er geen sprake meer is van afzonderlijke ruimtes binnen het brandcompartiment. De meeste wanden (rode lijnen op de tekening) binnen het brandcompartiment zijn gesloopt: het is één ruimte geworden. De voorheen bestaande beschermde subbrandcompartimenten met de scheidingsconstructies (de compartimentering) zijn door de sloopwerkzaamheden verdwenen. Er is dan ook sprake van verandering van de beschermde subbrandcompartimentering.
13. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten van verzoekster. De overige stellingen van partijen kunnen daarom buiten bespreking blijven. Er bestaat gelet op die vergunningplicht geen aanleiding om het besluit te schorsen, zodat het verzoek zal worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
recht doende:
wijst het verzoek af.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J.S. Koekkoek, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012
Afschrift verzonden op