ECLI:NL:RBALM:2012:BX8775

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/996030-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door slachterij Weyl met vervalste facturen en saldoverificaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 1 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de directeur van slachterij Weyl, die beschuldigd werd van fraude. De rechtbank achtte het deels bewezen dat de verdachte, samen met medeverdachten, in de periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010, vervalste verkoopfacturen heeft opgemaakt en gebruikt. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onware gegevens had vermeld op de facturen, met als doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. Dit leidde tot een aanzienlijke schade voor de betrokken partijen, waaronder Fortis Commercial Finance, die op basis van deze valse documenten krediet had verstrekt.

Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor het opmaken van valse saldoverificaties en het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van de slachterij over meerdere jaren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan deze strafbare feiten, ondanks zijn verweer dat hij niet betrokken was bij het opmaken van de saldoverificaties. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar legde hem een zware straf op vanwege de ernst van de fraude en de impact op de betrokkenen.

De rechtbank benadrukte het maatschappelijk belang van vertrouwen in financiële documenten en de gevolgen van de fraude voor de crediteuren van de slachterij. De verdachte had, door zijn handelen, niet alleen de financiële situatie van zijn bedrijf, maar ook het vertrouwen in de financiële sector geschaad. De uitspraak onderstreept de noodzaak van integriteit in het bedrijfsleven en de gevolgen van valsheid in geschrift.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/996030-10
Datum vonnis: 1 oktober 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 en 17 september 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bollen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M. Goris, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: als feitelijk leidinggevende van [X] met een ander in de periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010 tien verkoopfacturen heeft vervalst;
Feit 2: als feitelijk leidinggevende van [X] met een ander op 17 juli 2008 en op 25 juni 2009 gebruik heeft gemaakt van vervalste saldoververficaties door deze te overleggen aan Fortis Commercial Finance N.V. teneinde voor te wenden dat het openstaande debiteurensaldo bij [X] veel hoger was dan dit in werkelijkheid het geval was;
Feit 3: als feitelijk leidinggevende van [X] met een ander in de jaren 2001 tot en met 2009 de bedrijfsadministratie van [X] valselijk heeft opgemaakt;
Feit 4: in de periode van 1 januari 2001 tot en met 20 mei 2010 als bestuurder van [Y] onware staten, balansen, winst- en verliesrekeningen, staten van baten en lasten van [Y] openbaar heeft gemaakt dan wel valse jaarrekeningen van [Y] heeft opgemaakt.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
[X], op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de
periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010, te Enschede en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of
met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
A. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 6 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document: D-109)
en/of
B. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document: D-110)
en/of
C. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document: D-111)
en/of
D. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 27 oktober 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document:
D-112)
en/of
E. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 3 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
(Vindplaats document: D-007)
en/of
F. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 5 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
(Vindplaats document: D-019)
en/of
G. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 7 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
(Vindplaats document: D-017)
en/of
H. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 10 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
(Vindplaats document: D-012)
en/of
I. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 12 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
(Vindplaats document: D-014)
en/of
J. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 14 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
(Vindplaats document: D-015)
en/of één of meer andere (kopie) (verkoop)factu(u)r(en);
- zijnde (elk) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst
en/of door (een) ander(en) valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen
vervalsen, immers heeft [X], (telkens) valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid, op die (kopie) verkoopfactu(u)r(en)
gericht aan Stegeman C.V. en/of McKey Food Service S.A. en/of ETS Kugel Freres ondermeer vermeld en/of doen vermeld(en), dat dat/die goed(eren) was/waren geleverd en/of verkocht, terwijl dat/die goed(eren) niet door [X] geleverd en/of verkocht zijn;
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[X], op of omstreeks 17 juli 2008 en/of 25 juni 2009, te
Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer
rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans
alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen
maken van (de/een) hierna te noemen saldoverificatie(s) - zijnde (elk) (een)
geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen
- waaronder,
A. (kopie) Saldoverificatie, gedateerd 24 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
(Vindplaats document: D-118)
en/of
B. (kopie) Saldoverificatie, gedateerd 2 juli 2008, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
(Vindplaats document: D-116)
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken
(telkens) in het overleggen van die saldoverificatie(s) aan Fortis Commercial
Finance N.V. (ter controle van het openstaande debiteurensaldo bij [X]), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat
A. Op de (kopie) saldoverificatie was vermeld dat het openstaande saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 31 mei 2009 EUR
6.279.636,00 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per
31 mei 2009 EUR 968.994,88 bedroeg, althans dat op die (kopie) saldoverificatie
een te hoog openstaand saldo was vermeld;
en/of
B. Op de (kopie) saldoverificatie was vermeld dat het openstaand saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 30 juni 2008 EUR
7.369.218,58 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per 30
juni 2008 EUR 964.861,47 bedroeg, althans dat op die (kopie) saldoverificatie
een te hoog openstaand saldo was vermeld;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
[X], op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2001 tot en met 20 mei 2010, te Enschede en/of elders
in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en)
en/of met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
(een deel van) de (bedrijfs)administratie van [X] over
het/de ja(a)r(en) 2001 en/of 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005 en/of 2006
en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 - zijnde die
(bedrijfs)administratie een samenstel van geschriften, in onderlinge
samenhang bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk
heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of door (een) ander(en) valselijk
heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, door daarin,
- één of meer (fictieve) factu(u)r(en) op te nemen; en/of
- één of meer betaling(en) van één of meer debiteur(en) te corrigeren als ware
deze betaling(en) geheel en/of gedeeltelijk niet gedaan; en/of
- één of meer (fictieve) levering(en) van 'bouten' (halve of kwarten van
geslachte koeien) aan één of meer crediteur(en) te boeken en deze (fictieve)
levering(en) te verrekenen met de openstaande schuld van de crediteur(en);
en/of
- (de waardering van) de voorraad aan te passen tegen (een) te hoge
geldwaarde(n);
zulks met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie - dat samenstel van
geschriften - als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen
gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2001 tot en met 20 mei 2010, te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van [X], (telkens) opzettelijk één of meer onware sta(a)t(en) en/of balans(en)
en winst- en verliesrekening(en) en/of sta(a)t(en) van baten en lasten of
toelichting(en) op één van die stukken, openbaar heeft gemaakt of zodanige
openbaarmaking opzettelijk heeft toegelaten, bestaande die onwaarheid
(telkens) hierin dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
in één of meer van die stukken over het jaar 2001 en/of 2002 en/of 2003 en/of
2004 en/of 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009,
- één of meer voorra(a)d(en) tegen (een) te hoge geldwaarde(n) was/waren
opgenomen; en/of
- één of meer debiteur(en) tegen een te hoog bedrag was/waren opgenomen; en/of
- één of meer crediteur(en) tegen een te laag bedrag was/waren opgenomen; en/of
- een te ho(o)g(e) winst of bedrijfsresultaat was weergegeven;
zulks terwijl verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s), een of meer
van die stukken, (telkens) door middel van deponering bij de Kamer van
Koophandel en/of verstrekking aan de ABN AMRO Bank openbaar heeft/hebben
gemaakt;
art 336 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[Y], op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van
1 januari 2001 tot en met 20 mei 2010, te Enschede en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of
meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, ondermeer
A. De (geconsolideerde) jaarrekening 2007 van [Y];
(Vindplaats document: D-209)
en/of
B. De (geconsolideerde) jaarrekening 2008 van [Y];
(Vindplaats document: D-166)
en/of
C. De (geconsolideerde) jaarrekening 2009 van [Y];
(Vindplaats document: D-031)
- zijnde (elk) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst
en/of door (een) ander(en) valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen
vervalsen, immers heeft [X], (telkens) valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid, in die (geconsolideerde)
jaarrekening(en), ondermeer
- één of meer voorra(a)d(en) tegen (een) te hoge geldwaarde(n) opgenomen; en/of
- één of meer debiteur(en) tegen een te hoog bedrag opgenomen; en/of
- één of meer crediteur(en) tegen een te laag bedrag opgenomen; en/of
- een te ho(o)g(e) winst of bedrijfsresultaat weergegeven;
zulks met het oogmerk om die jaarrekening(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
4. De voorvragen
De rechtbank overweegt dat onder feit 1 onder meer is ten laste gelegd dat verdachte feitelijk leiding en/of opdracht heeft gegeven aan/tot het plegen van het misdrijf van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) door [X] Hierbij worden tien facturen genoemd die feitelijk zijn omschreven.
Ten aanzien van de woorden ‘en/of één of meer andere (kopie) (verkoop)factu(u)r(en)’ overweegt de rechtbank dat de tenlastelegging, naast een kwalificatief gedeelte, ook een feitelijke omschrijving van de feiten waarvan verdachte beschuldigd wordt moet bevatten. De ‘één of meer andere (kopie) (verkoop)factu(u)r(en)’ zijn niet nader omschreven onder feit 1. De dagvaarding bevat daarmee een onvoldoende duidelijke opgave van wat verdachte verweten wordt. Naar het oordeel van de rechtbank dient de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel partieel nietig te worden verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overig geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 niet kan worden bewezen dat de facturen genoemd onder de letters E tot en met J vals zijn. Immers betreffen dit voorfacturen terzake leveringen die dan wel niet hebben plaats gehad op het moment van het opmaken van de desbetreffende factuur, maar het was de bedoeling dat de levering later zou volgen. Door het faillissement van [X] zijn die leveringen niet doorgegaan.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het opmaken dan wel gebruiken van de in de tenlastelegging genoemde valse saldoverificaties. Verdachte heeft de saldoverificaties ook niet overgelegd aan Fortis Commercial Finance.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de bedrijfsadministratie van [X] over de jaren 2001 tot en met 2003 valselijk is opgemaakt.
Ten aanzien van feit 4 primair heeft de raadsvrouwe betoogd dat haar cliënt daarvan moet vrijgesproken nu hij niet als bestuurder van de [Y] kan worden aangemerkt. Ten aanzien van feit 4 subsidiair kan volgens de raadsvrouwe niet worden bewezen dat verdachte aan de gedraging mede feitelijk leiding heeft gegeven.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vrijspraak
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het sub 4 primair ten laste gelegde is de rechtbank met de raadsvrouwe van oordeel dat verdachte niet kan worden aangemerkt als bestuurder van [Y] en derhalve niet gerechtigd was tot openbaar maken van de jaarstukken van de voornoemde Holding.
Ten aanzien van het sub 4 subsidiair ten laste gelegde stelt de rechtbank vast dat het hier gaat om de geconsolideerde jaarrekeningen van [Y].
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet dat verdachte, als financieel directeur van [X] (zijnde een dochtermaatschappij van [Y]) feitelijk leiding heeft gegeven aan of opdracht heeft gegeven tot het opmaken van de geconsolideerde jaarrekeningen over 2007 tot en met 2009 van [Y].
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het sub 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Feit 1
Voor wat betreft de facturen genoemd in feit 1 heeft verdachte bekend dat de facturen onder de letters A tot en met D valselijk zijn opgemaakt. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank ook overigens voldoende bewijs dat die facturen valselijk zijn opgemaakt. De rechtbank verwijst in dit verband – naast de kopieën van de betreffende verkoopfacturen – naar de verklaringen van de getuigen [D] (hoofd administratie van [X]), [N] (medewerker administratie van [X]) en [W] (hoofd administratie van Stegeman CV).
Ten aanzien van de facturen onder de letters E tot en met J overweegt de rechtbank als volgt. Deze facturen betreffen (kopie) verkoopfacturen aan McKey Food Service SA en ETS Kugel Freres. Uit het strafdossier blijkt dat dit grote klanten van [X] waren. Aan deze klanten werd geleverd op basis van langdurige contracten, hetgeen wordt bevestigd door getuige [B], medewerkster administratie van [X]. Als gevolg van deze doorlopende contracten was er sprake van voorfacturering. De getuige [D] verklaart hierover : “Aan deze voorfacturen liggen geen leveranties ten grondslag.” en “De originele facturen zijn vernietigd. Het gaat hier om twee klanten genaamd: McKey en Kugel.” Daarnaast verklaart getuige [N] als volgt: “U toont mij een aantal verkoopfacturen genummerd D-007, D-019, D-017, D-012, D-014 en D-015.
Dit zijn facturen die ik handmatig heb opgemaakt en die niet uit het systeem komen. Deze facturen heb ik in een aparte ordner opgeborgen. Voor deze facturen zijn geen leveranties door [X] aan deze betreffende klanten geleverd.”
De rechtbank is op basis van voornoemde verklaringen van oordeel dat ook de facturen onder de letters E tot en met J, gericht aan McKey Food Service SA en ETS Kugel Freres, vals zijn nu opzettelijk in strijd met de waarheid op die verkoopfacturen is vermeld dat er goederen geleverd waren. Hierdoor is Fortis Commercial Finance (FCF) bewogen tot terbeschikkingstelling van krediet, omdat FCF in de veronderstelling was dat de goederen al geleverd waren.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat verdachte mede feitelijk leiding heeft gegeven aan dit feit. Verdachte heeft verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij het opmaken en versturen van de saldoverificaties, maar dat hij wel op de hoogte was van het bestaan van de verificaties en ook dat hij wist dat ze niet klopten. Feitelijke bemoeienis met, of het houden van toezicht op de uitvoering van het delict is echter naar het oordeel van de rechtbank niet vereist voor een bewezenverklaring. Van feitelijk leidinggeven is ook sprake indien de verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedraging achterwege laat, hoewel hij daartoe wel bevoegd is en gehouden is. Daaraan doet niet af dat in het onderhavige geval uit de bestaande taakverdeling volgt dat [medeverdachte] de eerst aangewezene was om de verboden gedraging te voorkomen.
Verdachte heeft verzuimd in te grijpen en hij was daartoe naar het oordeel van de rechtbank als financieel directeur van [X] ook redelijkerwijs gehouden, temeer nu hij degene was die zich binnen het bedrijf intensief bezighield met het veroorzaken van de malversaties in de bedrijfsadministratie die aan de discrepantie tussen de voorgewende uitstaande schuld bij Raynal Petersen en de werkelijk uitstaande schuld ten grondslag lagen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte mede feitelijk leiding heeft gegeven aan het vervalsen van voornoemde saldoverificaties.
Feit 3
Met betrekking tot dit feit komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak, namelijk voor het feitelijk leiding en/of opdracht geven aan/tot het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [X] over de jaren 2001, 2002 en 2003. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat de bedrijfsadministratie over deze jaren, naast die over de jaren 2004 tot en met 2010, valselijk is opgemaakt. Met name het overzicht van de correctieboekingen op de debiteuren en crediteuren, zoals opgemaakt door de getuige [B] (medewerkster administratie van [X]), biedt geen bewijs voor de jaren 2001 tot en met 2003. Dit overzicht betreft immers de periode 2004 tot en met 2010. Ook komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak voor wat betreft het verwijt dat de voorraad van [X] tegen een te hoge waarde in de administratie is opgenomen. Verdachte heeft dit onderdeel van feit 3 ter terechtzitting ontkend en het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet bewijs dat de voorraden over de ten laste gelegde jaren bewust te hoog zijn gewaardeerd. Voor het overige acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd, nu verdachte het feit heeft bekend en ook overigens naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[X] in de periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010, in Nederland,
A. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 6 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
en
B. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V. (document: D-110);
en
C. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V. (document: D-111);
en
D. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 27 oktober 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
en
E. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 3 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
en
F. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 5 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
en
G. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 7 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
en
H. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 10 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
en
I. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 12 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
en
J. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 14 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft [X], telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die (kopie) verkoopfacturen gericht aan Stegeman C.V. en McKey Food Service S.A. en ETS Kugel Freres vermeld, dat die goederen waren geleverd en verkocht, terwijl die goederen niet door [X] geleverd en verkocht zijn;
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, opdracht heeft gegeven of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[X] op of omstreeks 17 juli 2008 en 25 juni 2009, in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de hierna te noemen saldoverificaties - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - :
A. Saldoverificatie, gedateerd 24 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
en
B. Saldoverificatie, gedateerd 2 juli 2008, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken telkens in het overleggen van die saldoverificaties aan Fortis Commercial Finance N.V. (ter controle van het openstaande debiteurensaldo bij [X]), en bestaande die vervalsing hierin, dat
A. op de saldoverificatie was vermeld dat het openstaande saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 31 mei 2009 EUR
6.279.636,00 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per
31 mei 2009 EUR 968.994,88 bedroeg;
en
B. op de saldoverificatie was vermeld dat het openstaand saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 30 juni 2008 EUR
7.369.218,58 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per 30
juni 2008 EUR 964.861,47 bedroeg;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[X] in de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 mei 2010, in Nederland, telkens de bedrijfsadministratie van [X] over de jaren 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008 en 2009 en 2010 - zijnde die
bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften, in onderlinge samenhang bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door daarin,
- fictieve facturen op te nemen; en
- betalingen van één of meer debiteuren te corrigeren als ware deze betalingen geheel en/of gedeeltelijk niet gedaan; en
- fictieve leveringen van 'bouten' (halve of kwarten van geslachte koeien) aan crediteuren te boeken en deze fictieve leveringen te verrekenen met de openstaande schuld van de crediteuren;
zulks met het oogmerk om die bedrijfsadministratie - dat samenstel van geschriften - als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, opdracht heeft gegeven of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225 lid 1 en 225 lid 2 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf: valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Met name neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte bekleedde vanaf februari 2001 tot en met mei 2010 de functie van financieel directeur van [X].
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat het bedrijf in 2001 al technisch failliet was mede als gevolg van de BSE en MKZ crisis.
Verdachte heeft ook ter terechtzitting aangegeven in 2001, samen met zijn medeverdachte, een verkeerde keuze te hebben gemaakt door te denken dat als zij kortstondig een valse bedrijfsadministratie zouden voeren zij het verlies er wel weer uit konden werken om zo het bedrijf te redden van de ondergang.
Met de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten is komen vast te staan dat deze door verdachte als hiervoor omschreven “verkeerde keuze” is uitgemond in een langdurige stelselmatige opeenstapeling van de ene op de andere falsificatie. Daarbij werd niet geschroomd om de financieringsmaatschappij, die op basis van valse facturen met betrekking tot fictieve leveranties en verrekeningen ten onrechte tot een ophoging van de kredietruimte met miljoenen euro’s was overgegaan, met valse saldoverificaties bewust om de tuin te leiden, door voor te wenden dat een grote klant miljoenen euro’s aan [X] verschuldigd was.
Hierdoor heeft verdachte de problemen van het bedrijf niet alleen voor zich uitgeschoven, maar feitelijk doorgeschoven naar andere bedrijven, met name de financiële in stellingen wier betalingen het bedrijf in leven hielden.
Daarnaast is door het jarenlang flatteren van het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen van [Y] aan de buitenwereld een onjuist beeld voorgespiegeld en dit heeft er mede toe geleid het omvallen van het bedrijf veel later heeft plaats gevonden dan zonder de fraude het geval zou zijn geweest.
Verdachte en zijn [medeverdachte] hebben het ene gat met het andere gevuld en de ene leugen op de andere gestapeld, waarbij van het eigen administratief personeel werd verlangd hieraan mee te werken.
Het faillissement van [X] heeft een grote impact gehad. Uit het curatorenverslag blijkt dat er zich 590 concurrente crediteuren hebben gemeld met een totale vordering van meer dan 49 miljoen euro. Door de Fortis bank in België is een vordering ingediend van 25 miljoen euro. De preferente crediteuren hebben vorderingen voor een bedrag van 5 miljoen euro. Daarnaast draagt het gevolg van het handelen van verdachte er aan bij dat in het maatschappelijk verkeer twijfel kan ontstaan over het vertrouwen dat mag worden toegekend aan gepubliceerde jaarrekeningen, voorzien van een goedkeurende verklaring van een gerenommeerd accountantskantoor. Immers zonder de ten onrechte positief in de opgestelde jaarstukken voorgestelde situatie en de afgegeven goedkeurende verklaring waren de kredietverlenende instellingen niet overgegaan tot het verstrekken van financieringen. Gelet op het maatschappelijk belang van externe financiering van bedrijven en het belang dat financiers als banken juist aan deze stukken hechten, is de ondermijning van dat vertrouwen door de valse gedragingen van verdachte voor de samenleving als geheel schadelijk. Bovendien is de concurrentie door verdachtes handelen jarenlang vervalst. De aangebrachte aanpassingen hebben in een reeks van jaren plaats gevonden. Verdachte heeft aangegeven indien de fraude niet zou zijn ontdekt men op dezelfde voet zou zijn doorgegaan.
Door de groei van het bedrijf is de schuldenpositie fors toegenomen en dientengevolge is de benadeling van de crediteuren ook aanmerkelijk groter dan het geval zou zijn geweest als het bedrijf eerder failliet zou zijn gegaan.
Juist is dat de fraude niet is gepleegd ter persoonlijke verrijking van verdachte in de zin dat er aan hemzelf ten onrechte betalingen werden gedaan. Niettemin had verdachte wel degelijk een eigen belang bij zijn gedragingen. Ten eerste werd zijn maatschappelijke positie door het behoud van zijn baan en zijn inkomen - uiteindelijk ongeveer 20.000 euro per maand - wel mede bepaald.
Ten tweede is het zo dat, ofschoon de rechtbank wel wil aannemen dat verdachte aanvankelijk vooral het in stand houden van de werkgelegenheid van alle werknemers voor ogen had (toen hij deelnam aan de gedragingen van [medeverdachte] in het vervalsen van de boekhouding), hij gaandeweg het niet in beter weer komen van de onderneming, ook een strafrechtelijk eigenbelang kreeg om door te gaan op de ingeslagen weg. Immers, zou hij gestopt zijn met het plegen van valsheden, dan zou het bedrijf failliet gaan en dan zouden de valsheden aan het licht komen in het boekenonderzoek van de curator en door het niet blijken te bestaan van de beweerde vorderingen. Om zichzelf te vrijwaren van vervolging voor valsheden pleegde hij telkens opnieuw, jarenlang, nieuwe valsheden.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte (behoudens een verkeersovertreding) niet eerder met justitie in aanraking is geweest alsmede met de zeer ingrijpende gevolgen die het ontdekken van de strafbare feiten voor verdachte hebben gehad. Verdachte is zijn werk kwijt en zou inmiddels persoonlijk failliet zijn verklaard.
Gelet op de grote ernst van de feiten, de omvang van het nadeel en de lange periode waarin de feiten zijn gepleegd zal de rechtbank, ondanks de partiële vrijspraak, een hogere straf op leggen dan is geëist door de officier van justitie.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de professionele opzet van het bewezenverklaarde, waarbij de specifieke eigen boekhoudkundige expertise van verdachte essentieel was, en in het bijzonder ook het telkens tijdelijk vervalsen van de boekhouding voor en na periodieke controles;
- de grove wijze waarop het noodzakelijk vertrouwen in het handelsverkeer in het algemeen door verdachte is geschaad;
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten;
- het grote nadeel dat bij andere bedrijven, maar met name bij de bank is ontstaan;
- het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten een straf is opgelegd;
- het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van één tenlastegelegd feit.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 51 en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
voorvragen
- verklaart feit 1 partieel nietig zoals hierboven is vermeld;
vrijspraak/bewezenverklaring
- spreekt verdachte vrij van het sub 4 primair en subsidiair tenlastegelegde;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf: valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2 en sub 3 bewezenverklaarde.
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2012.