ECLI:NL:RBALM:2012:BX8771

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/996029-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door slachterij Weyl en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 1 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de bestuurder van slachterij Weyl, die beschuldigd werd van fraude en valsheid in geschrift. De rechtbank achtte het deels bewezen dat de verdachte, samen met anderen, tussen 6 juni 2009 en 14 mei 2010, meerdere verkoopfacturen heeft vervalst en saldoverificaties heeft gebruikt die niet overeenkwamen met de werkelijkheid. De verdachte heeft erkend dat hij als bestuurder van de onderneming verantwoordelijk was voor de gepleegde feiten en dat hij deze handelingen heeft verricht om de kredietruimte van zijn bedrijf te behouden en een faillissement te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onware staten en balansen heeft openbaar gemaakt, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor de betrokken financiële instellingen en concurrenten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de omvang van het nadeel en de recidive van de verdachte. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van de fraude en het belang van vertrouwen in financiële verslaglegging.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/996029-10
Datum vonnis: 1 oktober 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [1959] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 september 2012 en 17 september 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bollen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. K. de Vries, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: als feitelijk leidinggevende van [X] met een ander in de periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010 tien verkoopfacturen heeft vervalst;
Feit 2: als feitelijk leidinggevende van [X] met een ander op 17 juli 2008 en op 25 juni 2009 te Enschede gebruik heeft gemaakt van vervalste saldoververficaties door deze te overleggen aan Fortis Commercial Finance N.V., teneinde voor te wenden dat het openstaande debiteurensaldo bij [X ]veel hoger was dan dit in werkelijkheid het geval was;
Feit 3: als feitelijk leidinggevende van [X] met een ander in de jaren 2001 tot en met 2009 de bedrijfsadministratie van [X] valselijk heeft opgemaakt;
Feit 4: in de periode van 1 januari 2001 tot en met 20 mei 2010 als bestuurder van [Y] onware staten, balansen, winst- en verliesrekeningen, staten van baten en lasten van [Y] openbaar heeft gemaakt dan wel valse jaarrekeningen van [Y] heeft opgemaakt.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
[X], op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de
periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010, te Enschede en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of
met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
A. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 6 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document: D-109)
en/of
B. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document: D-110)
en/of
C. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document: D-111)
en/of
D. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 27 oktober 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
(Vindplaats document:
D-112)
en/of
E. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 3 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
(Vindplaats document: D-007)
en/of
F. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 5 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
(Vindplaats document: D-019)
en/of
G. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 7 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
(Vindplaats document: D-017)
en/of
H. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 10 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
(Vindplaats document: D-012)
en/of
I. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 12 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
(Vindplaats document: D-014)
en/of
J. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 14 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
(Vindplaats document: D-015)
en/of één of meer andere (kopie) (verkoop)factu(u)r(en);
- zijnde (elk) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst
en/of door (een) ander(en) valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen
vervalsen, immers heeft [X], (telkens) valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid, op die (kopie) verkoopfactu(u)r(en)
gericht aan Stegeman C.V. en/of McKey Food Service S.A. en/of ETS Kugel Freres ondermeer vermeld en/of doen vermeld(en), dat dat/die goed(eren) was/waren geleverd en/of verkocht, terwijl dat/die goed(eren) niet door [X] geleverd en/of verkocht zijn;
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[X], op of omstreeks 17 juli 2008 en/of 25 juni 2009, te
Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer
rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans
alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen
maken van (de/een) hierna te noemen saldoverificatie(s) - zijnde (elk) (een)
geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen
- waaronder,
A. (kopie) Saldoverificatie, gedateerd 24 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
(Vindplaats document: D-118)
en/of
B. (kopie) Saldoverificatie, gedateerd 2 juli 2008, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
(Vindplaats document: D-116)
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken
(telkens) in het overleggen van die saldoverificatie(s) aan Fortis Commercial
Finance N.V. (ter controle van het openstaande debiteurensaldo bij [X]), en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat
A. Op de (kopie) saldoverificatie was vermeld dat het openstaande saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 31 mei 2009 EUR 6.279.636,00 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per 31 mei 2009 EUR 968.994,88 bedroeg, althans dat op die (kopie) saldoverificatie een te hoog openstaand saldo was vermeld;
en/of
B. Op de (kopie) saldoverificatie was vermeld dat het openstaand saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 30 juni 2008 EUR
7.369.218,58 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per 30
juni 2008 EUR 964.861,47 bedroeg, althans dat op die (kopie) saldoverificatie
een te hoog openstaand saldo was vermeld;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
[X], op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de
periode van 1 januari 2001 tot en met 20 mei 2010, te Enschede en/of elders
in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en)
en/of met één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
(een deel van) de (bedrijfs)administratie van [X] over
het/de ja(a)r(en) 2001 en/of 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005 en/of 2006
en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 - zijnde die
(bedrijfs)administratie een samenstel van geschriften, in onderlinge
samenhang bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk
heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of door (een) ander(en) valselijk
heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, door daarin,
- één of meer (fictieve) factu(u)r(en) op te nemen; en/of
- één of meer betaling(en) van één of meer debiteur(en) te corrigeren als ware
deze betaling(en) geheel en/of gedeeltelijk niet gedaan; en/of
- één of meer (fictieve) levering(en) van 'bouten' (halve of kwarten van
geslachte koeien) aan één of meer crediteur(en) te boeken en deze (fictieve)
levering(en) te verrekenen met de openstaande schuld van de crediteur(en);
en/of
- (de waardering van) de voorraad aan te passen tegen (een) te hoge
geldwaarde(n);
zulks met het oogmerk om die (bedrijfs)administratie - dat samenstel van
geschriften - als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen
gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2001 tot en met 20 mei 2010, te Enschede en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of meer
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, als bestuurder van [Y], (telkens) opzettelijk één of meer onware sta(a)t(en) en/of balans(en)
en winst- en verliesrekening(en) en/of sta(a)t(en) van baten en lasten of
toelichting(en) op één van die stukken, openbaar heeft gemaakt of zodanige
openbaarmaking opzettelijk heeft toegelaten, bestaande die onwaarheid
(telkens) hierin dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
in één of meer van die stukken over het jaar 2001 en/of 2002 en/of 2003 en/of
2004 en/of 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009,
- één of meer voorra(a)d(en) tegen (een) te hoge geldwaarde(n) was/waren
opgenomen; en/of
- één of meer debiteur(en) tegen een te hoog bedrag was/waren opgenomen; en/of
- één of meer crediteur(en) tegen een te laag bedrag was/waren opgenomen; en/of
- een te ho(o)g(e) winst of bedrijfsresultaat was weergegeven;
zulks terwijl verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s), een of meer
van die stukken, (telkens) door middel van deponering bij de Kamer van
Koophandel en/of verstrekking aan de ABN AMRO Bank openbaar heeft/hebben
gemaakt;
art 336 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[Y], op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van
1 januari 2001 tot en met 20 mei 2010, te Enschede en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of met één of
meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, ondermeer
A. De (geconsolideerde) jaarrekening 2007 van [Y];
(Vindplaats document: D-209)
en/of
B. De (geconsolideerde) jaarrekening 2008 van [Y];
(Vindplaats document: D-166)
en/of
C. De (geconsolideerde) jaarrekening 2009 van [Y];
(Vindplaats document: D-031)
- zijnde (elk) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst
en/of door (een) ander(en) valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen
vervalsen, immers heeft [X], (telkens) valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid, in die (geconsolideerde)
jaarrekening(en), ondermeer
- één of meer voorra(a)d(en) tegen (een) te hoge geldwaarde(n) opgenomen; en/of
- één of meer debiteur(en) tegen een te hoog bedrag opgenomen; en/of
- één of meer crediteur(en) tegen een te laag bedrag opgenomen; en/of
- een te ho(o)g(e) winst of bedrijfsresultaat weergegeven;
zulks met het oogmerk om die jaarrekening(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en), hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden
gedraging(en), hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
4. De voorvragen
De rechtbank overweegt dat onder feit 1 onder meer is ten laste gelegd dat verdachte feitelijk leiding en/of opdracht heeft gegeven aan/tot het plegen van het misdrijf van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) door [X] Hierbij worden tien facturen genoemd die feitelijk zijn omschreven. Ten aanzien van de woorden ‘en/of één of meer andere (kopie) (verkoop)factu(u)r(en)’ overweegt de rechtbank dat de tenlastelegging, naast een kwalificatief gedeelte, ook een feitelijke omschrijving van de feiten waarvan verdachte beschuldigd wordt moet bevatten. De ‘één of meer andere (kopie) (verkoop)factu(u)r(en)’ zijn niet nader omschreven onder feit 1. De dagvaarding bevat daarmee een onvoldoende duidelijke opgave van wat verdachte verweten wordt. Naar het oordeel van de rechtbank dient de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel partieel nietig te worden verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overig geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging heeft aangevoerd dat zij de tenlastegelegde feiten bewezen acht.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs van de tenlastegelegde feiten het volgende.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting alle feiten die hem worden verweten erkend. Hij heeft verklaard dat hij als bestuurder van [Y], [X] en [Z] volledig verantwoordelijk is voor hetgeen is gebeurd.
Ten aanzien van feit 1 bekent verdachte dat hij [D], hoofd administratie van [X], opdracht heeft gegeven om voorfacturen op te maken om zo het krediet bij de bank op te hogen.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij beide saldoverificaties heeft getekend. Hij wist dat de saldo’s niet klopten en verklaart dat alles tot doel had om kredietruimte te behouden, om een faillissement van zijn bedrijf te voorkomen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 geldt volgens verdachte hetzelfde verhaal als voor de feiten 1 en 2. Hij wist -naast de fictieve facturen die onder feit 1 ten laste zijn gelegd- dat er fictieve nota’s gemaakt werden die verrekend werden met de openstaande schuld aan bepaalde crediteuren, teneinde de openstaande schuld aan crediteuren te verlagen. Verdachte wist dat er op deze wijze onjuiste gegevens werden opgenomen in de bedrijfsadministratie en dat deze gegevens werden verwerkt in de jaarstukken, zodat daarin ten onrechte te hoog bedrijfsresultaat werd weergegeven.
Wel maakt verdachte een uitzondering voor de voorraadwaardering, daar zijn volgens hem correcte hoeveelheden en prijzen gehanteerd.
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht hetgeen onder de feiten 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft beide feiten bekend en het dossier bevat ook overigens voldoende bewijs dat de genoemde facturen en saldoverificaties valselijk zijn opgemaakt. De rechtbank verwijst in dit verband -naast de kopieën van de betreffende verkoopfacturen -naar de verklaringen van de getuigen [D] (hoofd administratie van [X]), [N] (medewerker administratie van [X]) en [W] (hoofd administratie van Stegeman CV).
Feit 3
Met betrekking tot dit feit komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak, namelijk voor het feitelijk leiding en/of opdracht geven aan/tot het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [X] over de jaren 2001, 2002 en 2003. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat de bedrijfsadministratie over deze jaren, naast die over de jaren 2004 tot en met 2010, valselijk is opgemaakt. Met name het overzicht van de correctieboekingen op de debiteuren en crediteuren, zoals opgemaakt door de getuige [B] (medewerkster administratie van [X]), biedt geen bewijs voor de jaren 2001 tot en met 2003. Dit overzicht betreft immers de periode 2004 tot en met 2010. Ook komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak voor wat betreft het verwijt dat de voorraad van [X] tegen een te hoge waarde in de administratie is opgenomen. Verdachte heeft dit onderdeel van feit 3 ter terechtzitting ontkend en het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet bewijs dat de voorraden over de ten laste gelegde jaren bewust te hoog zijn gewaardeerd. Voor het overige acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd, nu verdachte het feit heeft bekend en ook overigens naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
Feit 4
Ten aanzien van dit feit (onder primair) komt de rechtbank, op dezelfde gronden als onder feit 3, tot een partiële vrijspraak voor het openbaar maken van onware stukken van [Y] over de jaren 2001 tot en met 2003.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte dit feit (onder primair) tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Met name is onvoldoende bewijs aanwezig dat medeverdachte [G], die naar het oordeel van de rechtbank niet aangemerkt kan worden als bestuurder van [Y] en derhalve niet gebonden was tot openbaar maken van de jaarstukken van de voornoemde holding, zich aan dit feit zou hebben schuldig gemaakt.
Voor het overige acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder feit 4 primair ten laste is gelegd, nu verdachte het feit heeft bekend en ook overigens naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[X] in de periode van 6 juni 2009 tot en met 14 mei 2010, in Nederland,
A. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 6 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
en
B. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.; (D-110)
en
C. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 3 juli 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.; (D-111)
en
D. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 27 oktober 2009, afkomstig van [X] en gericht aan Stegeman C.V.;
en
E. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 3 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
en
F. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 5 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
en
G. Een (kopie) verkoopfactuur, gedateerd 7 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
en
H. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 10 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
en
I. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 12 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan McKey Food Service S.A.;
en
J. Een (kopie) (verkoop)factuur, gedateerd 14 mei 2010, afkomstig van [X] en gericht aan ETS Kugel Freres;
- zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft [X], telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die (kopie) verkoopfacturen gericht aan Stegeman C.V. en McKey Food Service S.A. en ETS Kugel Freres vermeld, dat die goederen waren geleverd en verkocht, terwijl die goederen niet door [X] geleverd en verkocht zijn;
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, opdracht heeft gegeven of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[X] op of omstreeks 17 juli 2008 en 25 juni 2009, in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de hierna te noemen saldoverificaties - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - :
A. Saldoverificatie, gedateerd 24 juni 2009, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen;
en
B. Saldoverificatie, gedateerd 2 juli 2008, afkomstig van [X] en gericht aan (ESS) Raynal Petersen; als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken telkens in het overleggen van die saldoverificaties aan Fortis Commercial Finance N.V. (ter controle van het openstaande debiteurensaldo bij [X]), en bestaande die vervalsing hierin, dat
A. Op de saldoverificatie was vermeld dat het openstaande saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 31 mei 2009 EUR 6.279.636,00 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per 31 mei 2009 EUR 968.994,88 bedroeg;
En
B. Op de saldoverificatie was vermeld dat het openstaand saldo van
[X] op (ESS) Raynal Petersen per 30 juni 2008 EUR 7.369.218,58 bedroeg, terwijl in werkelijkheid het openstaande saldo per 30 juni 2008 EUR 964.861,47 bedroeg;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, opdracht heeft gegeven of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[X] in de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 mei 2010, in Nederland, telkens de bedrijfsadministratie van [X] over de jaren 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008 en 2009 en 2010 - zijnde die
bedrijfsadministratie een samenstel van geschriften, in onderlinge samenhang bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, door daarin,
- fictieve facturen op te nemen; en
- betalingen van één of meer debiteuren te corrigeren als ware deze betalingen geheel en/of gedeeltelijk niet gedaan; en
- fictieve leveringen van 'bouten' (halve of kwarten van geslachte koeien) aan crediteuren te boeken en deze fictieve leveringen te verrekenen met de openstaande schuld van de crediteuren;
zulks met het oogmerk om die bedrijfsadministratie - dat samenstel van geschriften - als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, opdracht heeft gegeven of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen, hij, verdachte, tezamen en in vereniging met één ander, feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 mei 2010, in Nederland, als bestuurder van [Y], telkens opzettelijk onware staten en balansen en winst- en verliesrekeningen en staten van baten en lasten of
toelichtingen op één van die stukken openbaar heeft gemaakt, bestaande die onwaarheid telkens hierin dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die stukken over het jaar 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008 en 2009,
- debiteuren tegen een te hoog bedrag waren opgenomen; en
- crediteuren tegen een te laag bedrag waren opgenomen; en
- een te hoge winst of bedrijfsresultaat was weergegeven;
zulks terwijl verdachte, die stukken, telkens door middel van deponering bij de Kamer van Koophandel en/of verstrekking aan de ABN AMRO Bank openbaar heeft gemaakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ter terechtzitting is door de raadsman van verdachte betoogd dat de aan verdachte bij inleidende dagvaarding ten laste gelegde feiten in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling in de zin van art. 56 lid 1 Sr, zodat in dit geval slechts één strafbepaling dient te worden toegepast.
De rechtbank overweegt dat aangezien de onder 1, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde feiten reeds door het verschil in tijd waarop de feiten zijn begaan niet in een zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als een
voortgezette handeling in de zin van het bepaalde in het eerste lid van art. 56 Sr. Bovendien ligt aan elk van de bewezenverklaarde feiten telkens een op zichzelf staand ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225 lid 1, 225 lid 2 en 336 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf: valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: als bestuurder opzettelijk een onware staat, een onware balans, winst- en verliesrekening, staat van baten en lasten of toelichting op een van die stukken openbaar maken, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte is vanaf 1 januari 1987 tot aan faillissement d.d. 20 mei 2010 alleen en zelfstandig bevoegd directeur geweest van [X]. Daarnaast is hij sinds 30 december 1992 alleen en zelfstandig bevoegd directeur van [Y].
Verdachte heeft ter terechtzitting en in zijn brief van 5 september 2012 erkend dat zijn bedrijf eigenlijk al in 2001 technisch failliet was mede als gevolg van de BSE en MKZ crisis.
Ter terechtzitting heeft hij aangegeven in 2001 een verkeerde keuze te hebben gemaakt door te denken dat als hij kortstondig een valse bedrijfsadministratie zou voeren hij het verlies er wel weer uit kon werken om zo zijn bedrijf te redden van de ondergang.
Met de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten is komen vast te staan dat deze door verdachte als hiervoor omschreven “verkeerde keuze” is uitgemond in een langdurige stelselmatige opeenstapeling van de ene op de andere falsificatie. Daarbij werd niet geschroomd om de financieringsmaatschappij, die op basis van valse facturen met betrekking tot fictieve leveranties en verrekeningen ten onrechte tot een ophoging van de kredietruimte met miljoenen euro’s was overgegaan, met valse saldoverificaties bewust om de tuin te leiden, door voor te wenden dat een grote klant miljoenen euro’s aan [X] verschuldigd was.
Hierdoor heeft verdachte de problemen van zijn bedrijf niet alleen voor zich uitgeschoven, maar feitelijk doorgeschoven naar andere bedrijven, met name de financiële instellingen wier betalingen het bedrijf in leven hielden.
Daarnaast is door het jarenlang flatteren van het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen van [Y], aan de buitenwereld een onjuist beeld voorgespiegeld en dit heeft er mede toe geleid dat het omvallen van het bedrijf veel later heeft plaats gevonden dan zonder de fraude het geval zou zijn geweest.
Verdachte en zijn medeverdachte [G] hebben het ene gat met het andere gevuld en de ene leugen op de andere gestapeld, waarbij van het eigen administratief personeel werd verlangd hieraan mee te werken.
Het faillissement van [X] heeft een grote impact gehad. Uit het curatorenverslag blijkt dat er zich 590 concurrente crediteuren hebben gemeld met een totale vordering van meer dan 49 miljoen euro. Door de Fortis bank in België is een vordering ingediend van 25 miljoen euro. De preferente crediteuren hebben vorderingen voor een bedrag van 5 miljoen euro. Daarnaast draagt het handelen van verdachte er aan bij dat in het maatschappelijk verkeer twijfel kan ontstaan over het vertrouwen dat mag worden toegekend aan gepubliceerde jaarrekeningen, voorzien van een goedkeurende verklaring van een gerenommeerd accountantskantoor. Immers zonder de ten onrechte positief in de opgestelde jaarstukken voorgestelde situatie en de afgegeven goedkeurende verklaring waren de kredietverlenende instellingen niet overgegaan tot het verstrekken van financieringen. Gelet op het maatschappelijk belang van externe financiering van bedrijven en het belang dat financiers als banken juist aan deze stukken hechten, is de ondermijning van dat vertrouwen door de valse gedragingen van verdachte voor de samenleving als geheel schadelijk. Bovendien is de concurrentie door verdachtes gedragingen jarenlang vervalst. De aangebrachte aanpassingen hebben in een reeks van jaren plaats gevonden. Verdachte heeft aangegeven indien de fraude niet zou zijn ontdekt men op dezelfde voet zou zijn doorgegaan.
Door de groei van het bedrijf is de schuldenpositie fors toegenomen en dientengevolge is de benadeling van de crediteuren ook aanmerkelijk groter dan het geval zou zijn geweest als het bedrijf eerder failliet zou zijn gegaan.
Juist is dat de fraude niet is gepleegd ter persoonlijke verrijking van verdachte in de zin dat er aan hemzelf ten onrechte betalingen werden gedaan. Niettemin had verdachte wel degelijk een eigen belang dat hem tot zijn daden dreef. Ten eerste werd zijn maatschappelijke positie door zijn succes of falen bepaald. In de aan de rechtbank gezonden brief, die in alle rust en weldoordacht lijkt te zijn opgesteld, komt met name naar voren dat het een al van zijn vader gekregen doel op zich was voor verdachte om zijn onderneming niet failliet te laten gaan. Koste wat het kost. Dat beeld is door verdachte ook ter zitting nog eens bevestigd. Immers heeft verdachte gezegd dat hij een mate van trots voelt dat hij recht in de spiegel kan kijken juist doordat hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan, immers hij heeft niets laten liggen om de onderneming in stand te houden.
De rechtbank wil wel aannemen dat verdachte er in den beginne van overtuigd was dat zijn valselijk handelen en daarbij betrekken van sommige personeelsleden maar korte tijd noodzakelijk zou zijn om het slechte tij voor de onderneming te keren. Dat neemt niet weg dat, toen dat tij niet keerde en nieuw onheil op de weg kwam, verdachte ook een wezenlijk eigen belang kreeg om voort te gaan op de ingeslagen weg. Immers, zou hij gestopt zijn met het plegen van valsheden, dan zou het bedrijf failliet gaan en dan zouden de valsheden aan het licht komen in het boekenonderzoek van de curator en door het niet blijken te bestaan van de beweerde vorderingen. Om zichzelf te vrijwaren van vervolging voor valsheden pleegde hij telkens opnieuw, jarenlang, nieuwe valsheden.
Daarnaast heeft hij al die jaren een niet onaanzienlijk inkomen genoten, waaraan ook een einde zou komen bij een faillissement en het uitkomen van de fraude.
Ook daarom was het voor verdachte van levensbelang om het bedrijf met alle middelen overeind te houden.
Nergens komt naar voren dat verdachte zich bekommerde om de belangen van de financiers en het gevoel en de belangen van de personeelsleden die hij betrok in zijn handelen, zich bewust van hun afhankelijkheid en loyaliteit en hun bewustzijn dat, als men niet meewerkte, het bestaan van de onderneming en de banen van iedereen op de tocht kwamen te staan. Anders dan medeverdachte [G], is bij de rechtbank niet de indruk ontstaan dat verdachte zich in de afwegingen bij zijn handelen veel gelegen liet liggen aan de belangen van zijn werknemers.
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de zeer ingrijpende gevolgen die het ontdekken van de strafbare feiten voor verdachte hebben gehad.
Verdachte is zijn levenswerk kwijt, zijn maatschappelijke positie is sterk aangetast en op zijn huidige en toekomstige vermogen zal een enorme schuld worden verhaald.
Gelet op de grote ernst van de feiten, de omvang van het nadeel, de lange periode waarin de feiten zijn gepleegd en de recidive van verdachte, zal de rechtbank niet meegaan in het advies van de reclassering, gedaan in haar rapport d.d. 25 juli 2011 en herhaald door de raadsman van verdachte ter terechtzitting om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ook de strafeis van de officier van justitie doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
De rechtbank oordeelt dat niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de professionele opzet van het bewezenverklaarde, in het bijzonder het telkens tijdelijk vervalsen van de boekhouding voor en na de periodieke controles;
- het grote nadeel dat bij andere bedrijven, maar met name bij de bank is ontstaan;
- de grove wijze waarop het noodzakelijk vertrouwen in het handelsverkeer in het algemeen door verdachte is geschaad;
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten;
- het feit dat aan verdachte tweemaal voor soortgelijke feiten een straf is opgelegd.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 51, 57 en 63 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
voorvragen
- verklaart feit 1 partieel nietig zoals hierboven is vermeld.
bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf: valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven danwel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 4 primair
het misdrijf: als bestuurder opzettelijk een onware staat, een onware balans, winst- en verliesrekening, staat van baten en lasten of toelichting op een van die stukken openbaar maken, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2012.