RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 127890 / FT-RK 12.342
datum vonnis: 19 juni 2012
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoeker,
verder te noemen: [verzoeker].
[Verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 12 juni 2012. Ter zitting is [verzoeker], vergezeld van zijn broer, verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
[Verzoeker] is sinds december 2011 gehuwd buiten gemeenschap van goederen. [Verzoeker] is eerder gehuwd geweest en is in 2008 gescheiden. Samen met zijn voormalige echtgenote heeft [verzoeker] 5 kinderen, waarvan 2 kinderen bij de voormalig echtgenote van [verzoeker] wonen.
[Verzoeker] werkt bij NS en verdient € 1.852,76 per maand.
De totale schuldenlast bedraagt € 66.204,95, waaronder de volgende schulden:
- [A], € 5.000,00, 2009,
- [B], € 4.550,00, 2009,
- DNV, € 19.575,54, 2009,
- Santander, € 17.333,28, 2009, en
- Kerkenraad gereformeerde kerk Wolvega, € 18.175,00, 2009.
De toelichting van [verzoeker]
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij via internet een vrouw uit Ghana heeft leren kennen. Volgens [verzoeker] wilde deze vrouw naar hem toekomen en had zij geld nodig. [Verzoeker] heeft verklaard dat hij geld van de kerk heeft gebruikt om aan de vrouw te geven. De vrouw zei dat zij dit geld zou terugbetalen, aldus [verzoeker]. [Verzoeker] heeft verklaard dat hij de verduistering van het geld van de kerk op dat moment als ‘lenen’ zag. [Verzoeker] heeft verklaard dat alle schulden zijn aangegaan voor de vrouw die hij via internet had leren kennen. Ook de schulden aan [A] en [B], de ouders van [verzoeker], zijn als gevolg hiervan ontstaan, evenals de schulden aan DNV en Santander.
Volgens de verklaring van [verzoeker] heeft hij tot 2009 nooit geld geleend. Na zijn scheiding heeft hij in 2009 een verschrikkelijk jaar gehad, aldus [verzoeker]. [Verzoeker] voelde zich alleen, was depressief en slikte anti-depressiva.
[Verzoeker] heeft verklaard dat hij een vast contract heeft gekregen bij NS en altijd zijn best heeft gedaan om zoveel mogelijk geld te verdienen en zoveel mogelijk schulden te betalen.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Gebleken is dat [verzoeker] ten aanzien van een vrouw die hij via internet heeft leren kennen (veel) te goed van vertrouwen is geweest. [Verzoeker] is ten behoeve van deze onbekende vrouw forse schulden aangegaan bij familie en kredietverstrekkers en heeft het geleende geld aan deze vrouw gegeven, zonder dat hij de vrouw ooit heeft gezien. De rechtbank rekent het [verzoeker] aan dat hij binnen de periode van een jaar een schuldenlast van ruim € 66.000,00 heeft opgebouwd ten behoeve van een onbekende vrouw, terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat hij deze schulden niet zou kunnen terugbetalen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden.
Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de schuld aan Kerkenraad gereformeerde kerk Wolvega. [Verzoeker] heeft ten behoeve van deze tot op heden onbekend gebleven vrouw geld verduisterd van de kerk waar hij in 2009 voor werkte. Als gevolg hiervan is een schuld van € 18.175,00 ontstaan en is [verzoeker] zijn baan bij de kerk verloren.
Voorts overweegt de rechtbank dat [verzoeker] een verwijt kan worden gemaakt van het verliezen van zijn baan. [Verzoeker] heeft, in de periode dat hij ook hoge schulden was aangegaan, zijn baan op het spel gezet door geld van zijn werkgever te verduisteren. Nu [verzoeker] als gevolg van deze verduistering zijn baan, en daarmee ook zijn inkomen, is kwijtgeraakt, kan niet geoordeeld worden dat [verzoeker] te goeder trouw is geweest ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Faillissementswet (Fw.).
Hoewel de rechtbank de motivatie van [verzoeker] om een nieuw begin te maken aannemelijk acht, hetgeen bevestigd wordt door het feit dat hij probeert zoveel mogelijk inkomsten te vergaren en schuldhulpverlening ontvangt van de Stadsbank, acht de rechtbank, gelet op de aard en omvang van de schulden, de tijd op dit moment nog niet rijp voor toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 19 juni 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.