Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710870-10, waarin opgenomen 08/144930-12 en 08/144964-12
Datum vonnis: 18 september 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[Verdachte],
geboren op [1979] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 september 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: met [slachtoffer 1] (jonger dan 16 jaar) ontucht heeft gepleegd door onder meer zijn penis is haar mond te brengen of ontucht met haar heeft gepleegd door zich door haar te laten aftrekken;
feit 2: [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feiten 3 en 4: is binnengedrongen in de videotheek van zijn moeder, waarvoor hij een lokaalverbod had.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging ervan - aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009
tot en met 1 september 2009, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), (telkens)
met [slachtoffer 1] (geboren op [1994]), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1]
geduwd/gebracht
- meermalen, althans eenmaal zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1];
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 1 september 2009, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met [slachtoffer 1] (geboren [1994]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, alhans eenmaal zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1].
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009
tot en met 1 mei 2010, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd, zakelijk weergegeven, dat hij haar en/of haar familie dood zou maken en/of iets aan zou doen, indien zij niet meer bij hem, verdachte, zou komen, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 15 juni 2012, gemeente Hengelo (O) wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [adres] en in gebruik bij Ster Videotheek hengelo en/of [slachtoffer 3], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
hij op of omstreeks 16 juni 2012, in de gemeente Hengelo (O), wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [adres] en in gebruik bij Ster Videotheek Hengelo en/of [slachtoffer 3], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde, te weten het ontuchtig seksueel binnendringen van [slachtoffer 1] en de bedreiging van [slachtoffer 2] wordt vrijgesproken.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake het onder 1 subsidiair en 3 en 4 tenlastegelegde, te weten het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] en het plegen van lokaalvredebreuk. Aan hem moet de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) worden opgelegd voor de duur van twee jaren met een tussentijdse toetsing na zes maanden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Het onder 1 (primair en subsidiair) tenlastegelegde
5.1.1 Ontuchtig seksueel binnendringen
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het seksueel binnendringen, van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde. Uit de verklaring van verdachte bij de politie, in combinatie met de verklaringen van [getuige 1] en verdachtes broer [getuige 2], blijkt dat het niet over [slachtoffer 1] gaat maar over [slachtoffer 2]. Voorts moeten vraagtekens worden geplaatst bij de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 1].
De verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] zijn de-auditu verklaringen en kunnen evenmin voor het bewijs gebezigd worden.
5.1.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 4 december 2010 verklaard dat hij een keer is afgetrokken door een meisje van wie hij de naam niet weet:
“Ik heb geen flauw idee hoe dat meisje heet. Door de drank is mijn geheugen er niet beter op geworden. (…) U zegt mij dat het om [slachtoffer 1] gaat. Dit zegt mij helemaal niets. (…) U zegt mij dat er wat meer is gebeurd tussen [slachtoffer 1] en mij”.
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] hem heeft afgetrokken. De officier van justitie acht de verklaring bij de rechter-commissaris bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank is echter van oordeel dat die ‘bekentenis’ niet voor het bewijs gebruikt kan worden omdat deze verklaring een herhaling is van verdachtes verklaring bij de politie die op geleide van door de verbalisanten gedane suggesties tot stand is gekomen. Het is voor de rechtbank niet buiten redelijke twijfel dat verdachte [slachtoffer 1] bedoelt en niet een ander meisjes dat hem heeft afgetrokken.
De verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 2] zijn evenmin bruikbaar voor het bewijs, omdat hetgeen zij verklaren te hebben gehoord van [getuige 2], door [getuige 2] zelf wordt ontkend.
Behalve de aangifte van [slachtoffer 1] zijn er belastende verklaringen van onder meer de moeder van [slachtoffer 1], [getuige 3] en [getuige 4] Deze verklaringen komen echter alle voort uit een en dezelfde bron, te weten [slachtoffer 1].
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal en dat dus niet is voldaan aan het bewijsminimum. zodat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
5.2 Het onder 2 tenlastegelegde
Ook ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 2] is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken.
5.3 Het onder 3 tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de verdachte en zijn raadsvrouw, acht de rechtbank het onder 3 tenlastelegde, de op 15 juni 2012 gepleegde lokaalvredebreuk, wettig en overtuigend bewezen.
5.4 Het onder 4 tenlastegelegde
5.4.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte lokaalvredebreuk heeft gepleegd door op 16 juni 2012 wederrechtelijk binnen te dringen bij Ster Videotheek Hengelo.
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 4 tenlastegelegde. Verdachte heeft uitsluitend de deur geopend en zijn voet tussen de deur geplaatst, hetgeen onvoldoende is om van binnendringen te kunnen spreken.
5.4.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het volgende heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft een lokaalverbod voor de Ster Videotheek aan het [adres] te Hengelo. De rechtbank beschouwt het in de tenlastelegging vermelde nummer ‘2’ telkens als een kennelijke verschrijving. Deze videotheek is in gebruik bij verdachtes moeder [slachtoffer 3]. Op 16 juni 2012 heeft verdachte de deur van de videotheek geopend en zijn voet tussen de deur gezet.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de deur te openen en zijn voet tussen de deur te zetten de videotheek heeft betreden en acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wederrechtelijk in de videotheek is binnendrongen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 15 juni 2012, in de gemeente Hengelo (O) wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [adres] en in gebruik bij Ster Videotheek Hengelo en [slachtoffer 3];
4.
hij op 16 juni 2012, in de gemeente Hengelo (O), wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het [adres] en in gebruik bij Ster Videotheek Hengelo en [slachtoffer 3].
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 138 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 3 en 4:
telkens het misdrijf: in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank stelt vast dat niet aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel is voldaan omdat voor de bewezenverklaarde lokaalvredebreuk geen voorlopige hechtenis is toegelaten. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging over de maatregel behoeven daarom geen verdere bespreking.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk in de videotheek van zijn moeder. Verdachte is eerder veroordeeld wegens huisvredebreuk en gewelds- en vermogensdelicten. Mede om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3 en 4:telkens het misdrijf: in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van één (1) week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.
Buiten staat
Mr. Lemain is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.