ECLI:NL:RBALM:2012:BX7639

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710223-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel met een gestolen betaalpas

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft samen met anderen pintransacties verricht met een gestolen betaalpas van de Voetbalvereniging MVV te Harbrinkhoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 10 en 24 februari 2012, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, geldbedragen heeft weggenomen door gebruik te maken van de gestolen betaalpas en bijbehorende pincode. De verdachte heeft in totaal € 3.382,07 gepind, wat door de rechtbank als een ernstig feit werd beschouwd, mede gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare misdrijven.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, gezien de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van de verdachte, en de noodzaak om de veiligheid van personen en goederen te waarborgen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Stichting Frielinkpark, toegewezen tot een bedrag van € 3.382,07, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij. De beslissing is genomen na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging tot het opstellen van een reclasseringsrapport afgewezen, omdat de verdachte eerder niet had meegewerkt aan dergelijke onderzoeken. De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale duur van twee jaren opgelegd, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710223-12
Datum vonnis: 18 september 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] in [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
nu verblijvende in de PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 september 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
samen met een ander of anderen geld heeft gestolen van voetbalvereniging MVV te Harbrinkhoek door met een van die vereniging gestolen betaalpas met bijbehorende pincode, pintransacties te verrichten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na wijziging van de tenlastelegging - dat:
hij op één of meer (tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 februari 2012 tot en met 24 februari 2012 te Almelo en/of Deventer en/of Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere geldbedrag(en) (n totaal een bedrag van ongeveer 15.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Voetbalvereniging MVV te Harbrinkhoek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren met een tussentijdse toetsing na zes maanden.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaart. Verdachte heeft leugenachtig verklaard en hij wist dat hij gebruik maakte van een gestolen betaalpas en pincode. Verdachte is daarom bewust vanuit Almelo naar onder meer Deventer gereisd en heeft met die pas voor flinke bedragen boodschappen gedaan en geld “overgepind”.
De raadsman heeft betoogd dat er bij verdachte geen sprake is geweest was van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening omdat hij niet wist dat de betreffende betaalpas gestolen was. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het volgende heeft plaatsgevonden.
Diefstal pas
Tussen 10 februari 2012 en 24 februari 2012 is de Rabobankbetaalpas en bij behorende pincode van van de rekening met nummer van Voetbalvereniging MVV 29 uit Harbrinkhoek, gemeente Tubbergen gestolen in het verenigingsgebouw in Mariaparochie.
Pinnen op 20 februari 2012 in Hengelo en Borne
Verdachte ontvangt van [medeverdachte 1] die bankpas met pincode op 20 februari 2012. Op basis van de verklaring van [medeverdachte 2], gelezen in combinatie met het rekeningafschrift van de Rabobankrekening van 20 februari 2012, concludeert de rechtbank dat verdachte die dag om 12:21 uur op station Almelo kennelijk een treinkaartje naar Hengelo pint. Van 13:07 uur tot 14:51 uur pint hij in Hengelo diverse keren verschillende bedragen en daarna in Borne nog twee keer, het laatst om 15:53 uur.
Pinnen tussen Almelo en Deventer op 21 februari 2012
Verdachte begint de reis met het pinnen op station Almelo om 12:08 uur. Samen met [medeverdachte 3] reist hij naar Deventer. Daar wordt diverse keren gepind. Op de terugweg bezoeken zij Holten, Rijssen en Wierden voor meer pintransacties.
Totale bedrag
De rechtbank berekent de op 21 door verdachte en 22 februari 2012 door verdachte samen met [medeverdachte 3] opgenomen bedragen op een totaal van € 3.382,07.
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
Het verweer van de raadsman dat verdachte niet wist dat het een gestolen bankpas betrof en er bij verdachte daarom geen sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, faalt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen redelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij vanuit zijn woonplaats Almelo met de trein naar Deventer is gegaan om daar boodschappen te doen met een hem door [medeverdachte 1] overhandigde betaalpas met pincode. Dat verdachte niet wist dat er sprake was van een gestolen bankpas met bijbehorende pincode, is bovendien strijdig met de voor het bewijs gebruikte verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Conclusie
Op basis van het vorenstaande – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] om pintransacties te doen met een gestolen betaalpas met het oogmerk zichzelf en anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 februari 2012 tot en met 21 februari 2012 te Almelo en Deventer en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen in totaal een bedrag van ongeveer € 3.382,07, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
Het standpunt van verdachte en de raadsman
De raadsman acht oplegging van een ISD-maatregel, gezien de ondergeschikte rol van verdachte, disproportioneel. Verdachte erkent dat er bij hem sprake is van verslavingsproblematiek en dat zijn contacten met de reclassering niet altijd soepel zijn verlopen. De raadsman bepleit alsnog een reclasseringsrapport op te laten stellen. Verdachte is bereid hieraan mee te werken.
Het oordeel van de rechtbank
Verzoek raadsman tot het (alsnog) opstellen van een reclasseringsrapport
De rechtbank overweegt dat uit de brief van J. Busscher van Tactus Reclassering van
7 juni 2012 blijkt dat het niet mogelijk is gebleken met verdachte een gesprek te voeren. De rechtbank trekt op basis van die brief de conclusie dat verdachte toen in elk geval weigerde aan rapportage mee te werken. Verdachte heeft evenmin willen meewerken aan het psychologisch onderzoek Pro Justitia door J. Harkink, gz-psycholoog, zo blijkt uit zijn verslag van 18 juni 2012. De rechtbank heeft ter zitting niet de indruk gekregen dat de door verdachte op de valreep van de zitting geuite wens van reclasseringsrapportage gebaseerd is op een consistent voornemen dit keer wel mee te werken. De rechtbank overweegt verder dat uit de brief van mevrouw Busscher blijkt dat de reclassering, gezien de houding van betrokkene, geen mogelijkheden meer zien hem te begeleiden in een ambulant kader. Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte nooit hulpverlening heeft willen aanvaarden zoals blijkt uit het veelplegersdossier, ziet de rechtbank geen aanleiding het onderzoek te heropenen om alsnog een reclasseringsrapport over verdachte te laten opmaken. De rechtbank zal het verzoek van de raadsman daarom afwijzen.
Is de ISD-maatregel de passende sanctie en is aan de wettelijke eisen voor die maatregel voldaan?
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd. Voor dit misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten. Verdachte is, zoals blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 2 augustus 2012, in de vijf jaren voorafgaand aan dit door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De eerdere veroordelingen betroffen onder meer (gekwalificeerde) vermogensdelicten en geweldsdelicten. De rechtbank is van oordeel dat er, door de samenhang tussen de aard van die feiten en verdachtes persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij opnieuw een misdrijf zal begaan, zodat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel als bedoeld in artikel 38m Sr eist.
Advies wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel
De rechtbank beschikt niet over een advies als bedoeld in artikel 38m, vierde lid, Sr omdat verdachte geweigerd heeft aan de totstandkoming van een dergelijk advies mee te werken. De rechtbank acht zich echter voldoende voorgelicht over de noodzakelijkheid van een
ISD-maatregel door de brieven van J. Busscher en J. Harkink, gelezen in combinatie met het verslag van het trajectconsult van F.B. Bish, forensisch psychiater, van 16 mei 2012.
Contra-indicaties?
Uit dat verslag van het trajectconsult door forensisch psychiater F.P. Bish, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP), van 16 mei 2012, blijkt bovendien dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Duur maatregel, voorarrest, tussentijdse inlichtingen
Rekening houdend met de ernst van de problematiek van verdachte zal de rechtbank de maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren.
De rechtbank zal om diezelfde reden haar bevoegdheid, neergelegd in artikel 38n, tweede lid, Sr, niet toepassen en bij het bepalen van de duur van de maatregel geen rekening houden met de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat overeenkomstig artikel 38s Sr een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging dient plaats te vinden. Het openbaar ministerie dient de rechtbank tussentijds te berichten over bedoelde noodzaak, onder overlegging van een verklaring van de directeur van de inrichting over de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde. De noodzaak van voortzetting dient zes maanden na het begin van de tenuitvoerlegging van de maatregel beoordeeld te worden.
9. De schade van de benadeelden
9.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
De heer [benadeelde partij], gemachtigde van Stichting Frielinkpark (“onderdeel van MVV 29’ te Harbrinkhoek), heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 14.473,94 (veertienduizendvierhonderd en drieënzeventig euro en 94 cent) aan materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte, samen met een ander of anderen, van 20 tot en met 21 februari 2012 pintransacties heeft verricht met een van benadeelde gestolen bankpas en zal de gevorderde materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.382,07(zijnde het totaal van de op die data bewijsbaar door verdachte en medeverdachte verrichte pintransacties) te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 21 februari 2012. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. Voor het niet toegewezen deel van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat die vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36 Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n, 38o en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
verzoek raadsman
- wijst af het verzoek tot het alsnog opmaken van een reclasseringsrapportage;
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte de maatregel op tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de tijd van twee jaren;
- beslist dat een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel als bedoeld in art. 38s Sr zal plaatsvinden en bepaalt als termijn daarvoor zes maanden, te rekenen vanaf de aanvang van de tenuitvoerlegging;
- bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen voordien de rechtbank zal berichten als bedoeld in art. 38s, eerste lid, Sr.
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Stichting Frielinkpark van een bedrag van € 3.382,07 (drieduizenddriehonderdtweeëntachtig euro en 7 cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2012;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.382,07, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2012 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 43 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.
Buiten staat
Mr. Lemain is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.