ECLI:NL:RBALM:2012:BX6848

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128528 FT RK 492/12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schuldsaneringsverzoek wegens verslavingsproblematiek en impulsief gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door een alleenstaande vrouw met een aanzienlijke schuldenlast van ongeveer € 31.000,00. De schulden zijn voornamelijk ontstaan door verslavingsproblematiek, waaronder alcohol- en cocaïneverslaving, en impulsief financieel gedrag. De verzoekster heeft twee kinderen die uit huis zijn geplaatst en is momenteel onder behandeling bij Tactus, waar zij een intensief behandeltraject volgt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster niet te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van haar schulden, aangezien deze vrijwel geheel het gevolg zijn van haar verslavingsproblematiek en onverantwoordelijke financiële beslissingen. Ondanks het feit dat er een beschermingsbewind is ingesteld, is de rechtbank van oordeel dat de verzoekster nog niet klaar is voor een wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet, en concludeert dat de verzoekster niet in staat is om haar verplichtingen uit een schuldsaneringsregeling na te komen. De rechtbank benadrukt dat een overhaaste toekenning van een schuldsaneringsregeling nadelige gevolgen kan hebben voor de verzoekster, vooral gezien haar huidige situatie en de noodzaak voor verdere behandeling. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen met het oog op de bescherming van de verzoekster en de integriteit van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel/Kanton
Zaaknummer 128528 FT RK 492/12
Datum uitspraak: 3 juli 2012 (mbh)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [postcode woonplaats], [adres],
verzoeker, verder ook [verzoekster] te noemen.
Het procesverloop
Verzoekster heeft op 26 april 2012 een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 26 juni 2012. Verzoekster is in persoon verschenen, vergezeld van de heer H.C. Bertram, beschermingsbewindvoerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling:
De feiten, zoals deze blijken uit de door verzoekster overgelegde stukken en afgelegde verklaring:
1. Verzoekster is een thans alleenstaande vrouw. Verzoekster heeft twee kinderen die beiden uit huis zijn geplaatst in het kader van een ondertoezichtstelling en heeft een vriend, met wie zij niet samenwoont.
2. De schuldenlast van verzoekster bedraagt ongeveer € 31.000,00. Vrijwel alle schulden zijn ontstaan in de periode binnen vijf jaar voorafgaand aan het onderhavige verzoek. Verzoekster heeft telefoonschulden tot een totaal van
€ 6.200,00, diverse schulden aan Laser en schulden wegens motorrijtuigenbelasting.
3. Ten aanzien van de goederen van verzoekster is een bewind als bedoeld in Boek 1 BW ingesteld.
4. Verzoekster heeft psychische problemen (PTSS, borderline, emotie-regulatiestoornis) en is verslaafd geraakt aan alcohol en cocaïne. Zij is thans onder behandeling bij Tactus, waar zij twee keer per week urine moet inleveren, en dient gedurende een jaar een therapie te volgen van vier dagen per week.
De, zakelijk weergegeven, toelichting van verzoekster:
Verzoekster is verslaafd geraakt aan alcohol en cocaïne en haar schulden zijn ontstaan door feestgedrag. Op het moment dat zij leningen aanging was zij aan het overleven. Ze was “de weg kwijt” en deed maar wat. De telefoonschulden zijn ontstaan door bellen en gokken.
Verzoekster wil heel graag werken, maar moet eerst een behandeltraject in van vier dagen per week. Dat traject duurt ongeveer een jaar. Verzoekster wil ook graag een opleiding volgen. Als zij vier dagen per week onder behandeling moet, blijven er nog drie dagen over om te werken.
De toelichting van de beschermingsbewindvoerder:
Naast de financiële problemen zijn er de psychosociale problemen. Er is een multidisciplinair overleg geweest waarbij een traject is uitgezet en is een onderbewindstelling ten aanzien van verzoekster uitgesproken. De psychische problematiek is niet weg. Verzoekster is redelijk beïnvloedbaar door anderen en dat is een risico. Er zijn de laatste tijd geen nieuwe schulden ontstaan, maar verzoekster is wel impulsief en dan moet de beschermingsbewindvoerder ingrijpen. In het multidisciplinaire overleg is erover gesproken dat rust op het financiële vlak onderdeel is van een bepaalde aanpak, ook met het oog op het terugplaatsen van de kinderen, en dat dat niet los kan worden gezien van de andere aspecten. Een schuldsaneringsregeling wordt daarom noodzakelijk geacht.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen uit de stukken en uit de verklaringen van verzoekster blijkt, niet aannemelijk is geworden dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schuldenlast in de vijf jaren voorafgaand aan haar verzoek te goeder trouw is geweest, nu is vast komen te staan dat de schuldenlast vrijwel geheel het gevolg is van de verslavingsproblematiek van verzoekster en van de onverantwoordelijke wijze waarop verzoekster met haar financiën is omgesprongen .
Om die reden moet de rechtbank het verzoek op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Fw. afwijzen.
Uit hetgeen door verzoekster en door de heer Bertram is verklaard, is bovendien gebleken dat verzoekster feitelijk nog niet klaar is voor een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Uit de verklaring van de heer Bertram blijkt immers dat verzoekster impulsief is en makkelijk beïnvloedbaar en dat er bij herhaling door het beschermingsbewind moet worden ingegrepen omdat verzoekster nieuwe betalingsverplichtingen is aangegaan.
Bovendien blijkt dat verzoekster nog een langdurend behandeltraject in moet gaan, waardoor zij niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, en zij haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen derhalve niet zal kunnen nakomen.
Verzoekster heeft nog wel verklaard dat zij desnoods wil werken op de dagen dat zij niet in behandeling is, maar dat acht de rechtbank, ook gelet op de bij verzoekster aanwezige problematiek, geen reële mogelijkheid.
Door het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting naar behoren zal (kunnen) nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven, zodat het verzoek ook moet worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c Fw.
Door afwijzing op deze grond, is voor toepassing van de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 Fw. geen plaats.
De rechtbank is overigens van oordeel dat voor toepassing van die hardheidsclausule ook bij afwijzing op grond van uitsluitend artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Fw evenmin plaats is, nu, gelet op de heersende psychische aandoeningen en verslavingsproblematiek waarvoor verzoekster nog moet worden behandeld, onvoldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden, onder controle heeft gekregen.
Dat een schuldsaneringsregeling door de gezamenlijke hulpverleners noodzakelijk wordt geacht in het kader van een algehele aanpak van alle heersende problematiek, zoals door de beschermingsbewindvoerder is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Naar het oordeel van de rechtbank past prudentie en terughoudendheid bij het doel van veel hulpverleners om de wettelijke schuldsaneringsregeling in te zetten als onderdeel van een integraal hulpverleningstraject.
Als een wettelijke schuldsaneringsregeling al te overhaast wordt uitgesproken kan dit immers nadelige gevolgen hebben voor verzoekster als die de aanzienlijke verplichtingen die op een schuldenaar rusten niet naar behoren nakomt en dit tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling moet leiden. In dat geval komt verzoekster immers gedurende tien jaar niet opnieuw voor een schuldsaneringsregeling in aanmerking, hoezeer zij er op dat latere moment wel klaar voor is.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. Koopmans, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 3 juli 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.