ECLI:NL:RBALM:2012:BX3622

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130392 KGZA 12-250
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; ontruiming en gederfde huurinkomsten in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 3 augustus 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen [eiseres], en [gedaagde], die sinds 1 december 1999 een bedrijfsruimte huurt van [eiseres]. [Eiseres] vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte, omdat [gedaagde] sinds 8 februari 2012 zonder recht of titel in de ruimte verbleef. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende gronden waren om de ontruiming toe te wijzen. De rechtbank benadrukte dat [gedaagde] de bedrijfsruimte al lange tijd huurt en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat hij zich niet aan de huurovereenkomst hield. Bovendien had [gedaagde] verklaard bereid te zijn om huur te betalen, wat de rechtbank als een belangrijke factor meebracht in de beslissing.

Daarnaast vorderde [eiseres] een bedrag van € 1.158,62 voor gederfde huurpenningen vanaf 8 februari 2012. De rechtbank oordeelde dat deze vordering toewijsbaar was, omdat [gedaagde] gebruik maakte van de bedrijfsruimte en [eiseres] hierdoor niet in staat was om de ruimte aan iemand anders te verhuren. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] had kunnen weten dat [eiseres] gerechtigd was om huur te incasseren, gezien zijn betrokkenheid bij eerdere huurrelaties en de situatie rondom de bedrijfsruimte.

De rechtbank besloot de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, maar de vordering tot betaling van gederfde huurpenningen werd toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 130392 KGZA 12-250
datum vonnis: 3 augustus 2012 (s.r.)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. J.J.G. Pieper, advocaat te Almelo,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
zelfstandig procederend.
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 juli 2012. Ter zitting zijn verschenen:
[X], directeur van [eiseres], vergezeld door mr. Pieper, en [gedaagde]. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2. In 2011 is [eiseres] met Centavos B.V. verwikkeld geraakt in een geschil omtrent het recht tot terugkoop en de levering van een bedrijvencomplex aan de [adres] te Hengelo. In december 2011 heeft Centavos gesteld dat zij het complex voor 5 jaar aan
GAB Vastgoed heeft verhuurd.
In een vonnis van 11 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Centavos en GAB opgedragen ten overstaan van de notaris te verklaren dat zij aan de tussen hen gesloten overeenkomst ten opzichte van [eiseres] geen rechten zullen ontlenen, totdat over het bestaan en de rechtsgeldigheid van die huurovereenkomst in een bodemprocedure is beslist. Tevens is bepaald dat indien Centavos niet meewerkt aan de levering van het bedrijvencomplex, het vonnis in de plaats treedt van een leveringsakte. [Eiseres] is niet gebonden aan de tussen Centavos en GAB gesloten huurovereenkomst en hoeft deze niet te respecteren totdat over het bestaan van die overeenkomst in een bodemprocedure is beslist. Het kort gedingvonnis is ingeschreven in het kadaster en het bedrijvencomplex is zodoende op 8 februari 2012 aan [eiseres] geleverd.
3. Tijdens de behandeling van het onder 3 genoemde kort geding op 6 januari 2012 heeft Centavos voor het eerst de stelling geponeerd dat DBS sinds 2 september 2011 onderhuurder van het bedrijvencomplex is.
In een vonnis van 8 mei 2012 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er een gerede kans bestaat dat in een bodemprocedure komt vast te staan dat de gestelde huurovereenkomst tussen GAB en DBS op een later tijdstip dan 2 september 2011, is geconstrueerd, met het oogmerk een verkeerde voorstelling van zaken te geven. Hij heeft bepaald dat [eiseres] niet gehouden is aan de met DBS gesloten huurovereenkomst en deze niet hoeft te respecteren, alsmede te bepalen dat DBS dient te gehengen en te gedogen dat eiseressen zelfstandig en op eigen naam huurovereenkomsten met de onderhuurders van het onroerend goed zullen voortzetten, totdat over het bestaan en de rechtsgeldigheid van die huurovereenkomst in een bodemprocedure is beslist.
De vorderingen in kort geding van [eiseres]
4. [Eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan de [adres] te Hengelo met alle daarin aanwezige personen en zaken te verlaten en te ontruimen en verlaten en verlaten en ontruimd te houden en onder afgifte van sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eiseres] te stellen, met machtiging van [eiseres] om die ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, zulks op kosten van [gedaagde], daarin begrepen de kosten die de gemeente in rekening brengt voor de afvoer van de in het kader van de ontruiming op de openbare weg geplaatste roerende zaken, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag na de nader te bepalen termijn dat [gedaagde] de bedrijfsruimte in gebruik laat;
II tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 1.158,62 voor gederfde huurpenningen vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag van dagvaarden;
III de kosten van dit geding te betalen.
5. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DBS Uitzend- en Detacheringsbureau B.V. heeft als voormalig beheerder van het bedrijvencomplex met diverse partijen (onder)huurovereenkomsten gesloten, waaronder met [gedaagde]. Bestuurder van DBS is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gelesin B.V., waarvan [gedaagde] bestuurder is. [Gedaagde] is dus de persoon achter DBS en is tevens zelf (onder)huurder (geweest) van DBS. In het vonnis van 8 mei 2012 is bepaald dat [eiseres] niet gehouden is aan de met DBS gesloten overeenkomst en deze niet hoeft te respecteren. [gedaagde] maakt gebruik van bedrijfsruimte 119, waarvan [eiseres] eigenaar is. [Eiseres] wil deze ruimte aan derden verhuren en heeft [gedaagde] gevraagd de ruimte te verlaten. [Gedaagde] weigert dit en verblijft dus sinds 8 februari 2012 zonder recht of titel in bedrijfsruimte 119.
[Eiseres] heeft bezwaar tegen de aanwezigheid van [gedaagde] op het bedrijvencomplex vanwege zijn activiteiten voor GAB en DBS. Sinds 8 februari 2012 is [eiseres] weer eigenaar van het complex en moeten de huurders aan hem betalen, maar dat verloopt moeizaam, omdat de huurders de reeds aan DBS betaalde huur niet terugkrijgen. De verstandhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] is daarom verstoord en [eiseres] vindt de aanwezigheid van [gedaagde] op het complex storend. [Gedaagde] heeft geen belang bij een huurovereenkomst, want hij heeft in unit 119 geen lopend bedrijf. Er staan slechts spullen opgeslagen. Overigens handelt [gedaagde] in strijd met de oude huurovereenkomst door het terrein, dat hoort bij unit 119, door een ander te laten gebruiken; de huurovereenkomst verbiedt onderverhuur of het afstaan aan derden.
6. [Gedaagde] voert als verweer het volgende aan. Hij heeft de bedrijfsruimte 119 sinds
1 december 1999 van [eiseres] gehuurd en altijd betaald. [Gedaagde] heeft alle voormalige huurders van DBS inmiddels de huur vanaf 8 februari 2012 terugbetaald; de laatste betalingen zijn daags voor de zitting gedaan. Dat hij zelf sinds februari 2012 nog niet heeft betaald klopt, maar het is [eiseres] die hem niet als huurder wil. [Gedaagde] wil wel betalen, maar hij heeft bezwaar tegen het bedrag dat [eiseres] heeft berekend. Hij betwist dat hij handelt in strijd met de voorwaarden van [eiseres]; hij heeft alleen een kennis toestemming gegeven zijn grond te gebruiken om tijdelijk enkele auto’s neer te zetten.
Beoordeling
7. Gelet op de aard van de vorderingen is er sprake van een spoedeisend belang.
8. [Eiseres] vordert ontruiming van de aan haar toebehorende bedrijfsruimte, die [gedaagde] sinds 1 december 1999 huurt, althans in gebruik heeft. Een vordering strekkende tot ontruiming van een gehuurde ruimte kan in kort geding worden toegewezen, als er een spoedeisend belang is en voorts voldoende aannemelijk is, dat in een eventuele bodemprocedure zal worden vastgesteld dat de huurder geen recht heeft op voortgezet gebruik van de ruimte en deze dient te verlaten.
De gevorderde voorziening is verre van voorlopig. Na ontruiming zal terugkeer in de bedrijfsruimte door [gedaagde] vermoedelijk niet meer mogelijk zijn, aangezien de ruimte aan een ander zal zijn verhuurd. Om die reden moet in kort geding terughoudend met tot ontruiming strekkende vorderingen worden omgegaan.
De rechtbank oordeelt dat in deze procedure onvoldoende gesteld is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat [gedaagde] unit 119 al in 1999 gehuurd heeft van [eiseres] en de ruimte sindsdien onafgebroken is blijven gebruiken. Of hij daarin een bedrijf voert of dat hij de ruimte gebruikt voor opslag, is niet van belang. Hetgeen [eiseres] heeft gesteld over de activiteiten van [gedaagde] voor GAB en DBS, is onvoldoende om [gedaagde] als huurder van het terrein te weren. Weliswaar is duidelijk dat [gedaagde] in het verleden een bedenkelijke rol heeft gespeeld, maar [gedaagde] heeft gesteld dat hij namens DBS inmiddels alle huur heeft terugbetaald aan de andere huurders. Ervan uitgaande dat dit juist is, zal [eiseres] geen hinder meer ondervinden van de periode dat DBS als verhuurder optrad. [Eiseres] heeft niet geconcretiseerd op welke wijze hij door de aanwezigheid van [gedaagde] op het terrein in de toekomst vreest te worden benadeeld. Gesteld noch gebleken is dat in de bedrijfsruimte activiteiten worden uitgevoerd die niet door de beugel kunnen. Dat [gedaagde] aan een derde toestemming heeft gegeven om auto’s te parkeren op het terrein dat bij unit 119 hoort, is onvoldoende om ontruiming te rechtvaardigen.
Eveneens is van belang dat [gedaagde] ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard bereid te zijn huur te gaan betalen. Ervan uitgaande dat [gedaagde] die belofte nakomt, is de gevorderde ontruiming alles bij elkaar genomen voorbarig; deze zal daarom worden afgewezen.
9. De vordering met betrekking tot gederfde huurpenningen kan worden toegewezen. Nu [gedaagde] gebruik maakte van de bedrijfsruimte kon [eiseres] deze niet aan iemand anders verhuren. Vanwege zijn werkzaamheden voor Centavos, en zijn betrokkenheid bij GAB en DBS, had [gedaagde] kunnen weten dat [eiseres] sinds 8 februari 2012 gerechtigd was als verhuurder op te treden en huur te incasseren.
10. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 1.158,62 (zegge: een duizend en honderdachtenvijftig euro en tweeënzestig cent) voor gederfde huurpenningen vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag der dagvaarding.
II Compenseert de kosten tussen partijen, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en op
3 augustus 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.