ECLI:NL:RBALM:2012:BX3617

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130389 KGZA 12-149
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; ontruiming; gederfde huurinkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 3 augustus 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen eiseres, en een gedaagde die zelfstandig procedeert. Eiseres vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte die gedaagde sinds 1 februari 2012 in gebruik had. De rechtbank oordeelde dat de gevorderde ontruiming niet kon worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde geen recht had op het gebruik van de ruimte. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat gedaagde niet als huurder kon worden beschouwd, en de rechtbank wees erop dat gedaagde bereid was om huur te betalen. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, maar de rechtbank oordeelde wel dat gedaagde een bedrag van € 1.404,52 aan gederfde huurpenningen aan eiseres moest betalen, omdat hij gebruik had gemaakt van de bedrijfsruimte zonder een geldige huurovereenkomst met eiseres. De rechtbank benadrukte dat gedaagde moest proberen het eerder betaalde bedrag aan DBS terug te vorderen, aangezien hij dit bedrag niet aan eiseres kon tegenwerpen. De kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 130389 KGZA 12-149
datum vonnis: 3 augustus 2012 (s.r.)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. J.J.G. Pieper, advocaat te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
zelfstandig procederend.
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 juli 2012. Ter zitting zijn verschenen:
[X], directeur van [eiseres], vergezeld door mr. Pieper en [gedaagde], ter zitting bijgestaan door [Y].
De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2. In 2011 is [eiseres] met Centavos B.V. verwikkeld geraakt in een geschil omtrent het recht tot terugkoop en de levering van een bedrijvencomplex aan de Slachthuisweg te Hengelo. In december 2011 heeft Centavos gesteld dat zij het complex voor 5 jaar aan
GAB Vastgoed heeft verhuurd.
In een vonnis van 11 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Centavos en GAB opgedragen ten overstaan van de notaris te verklaren dat zij aan de tussen hen gesloten overeenkomst ten opzichte van [eiseres] geen rechten zullen ontlenen, totdat over het bestaan en de rechtsgeldigheid van die huurovereenkomst in een bodemprocedure is beslist. Tevens is bepaald dat indien Centavos niet meewerkt aan de levering van het bedrijvencomplex het vonnis in de plaats treedt van een leveringsakte. [Eiseres] is niet gebonden aan de tussen Centavos en GAB gesloten huurovereenkomst en hoeft deze niet te respecteren totdat over het bestaan van die overeenkomst in een bodemprocedure is beslist. Het kort gedingvonnis is ingeschreven in het kadaster en het bedrijvencomplex is zodoende op 8 februari 2012 aan [eiseres] geleverd.
3. Tijdens de behandeling van het onder 3 genoemde kort geding op 6 januari 2012 heeft Centavos voor het eerst de stelling geponeerd dat DBS sinds 2 september 2011 onderhuurder van het bedrijvencomplex is.
In een vonnis van 8 mei 2012 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er een gerede kans bestaat dat in een bodemprocedure komt vast te staan dat de gestelde huurovereenkomst tussen GAB en DBS op een later tijdstip dan 2 september 2011 is geconstrueerd, met het oogmerk een verkeerde voorstelling van zaken te geven. Hij heeft bepaald dat [eiseres] niet gehouden is aan de met DBS gesloten huurovereenkomst en deze niet hoeft te respecteren, alsmede te bepalen dat DBS dient te gehengen en te gedogen dat eiseressen zelfstandig en op eigen naam huurovereenkomsten met de onderhuurders van het onroerend goed zullen voortzetten, totdat over het bestaan en de rechtsgeldigheid van die huurovereenkomst in een bodemprocedure is beslist.
De vorderingen in kort geding van [eiseres]
4. [Eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan de [adres] te Hengelo met alle daarin aanwezige personen en zaken te verlaten en te ontruimen en verlaten en verlaten en ontruimd te houden en onder afgifte van sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eiseres] te stellen, met machtiging van [eiseres] om die ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, zulks op kosten van [gedaagde], daarin begrepen de kosten die de gemeente in rekening brengt voor de afvoer van de in het kader van de ontruiming op de openbare weg geplaatste roerende zaken, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag na de nader te bepalen termijn dat [gedaagde] de bedrijfsruimte in gebruik laat;
II binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het door hem aangebrachte kozijn aan de voorzijde van de bedrijfsruimte aan de [adres] te Hengelo te vervangen door de oorspronkelijke kanteldeur en, indien [gedaagde] hiermee in gebreke mocht blijven, hem te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een vervangende schadevergoeding van
€ 600,00;
III tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van
€ 1.404,52 voor gederfde huurpenningen vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag van dagvaarden;
IV aan [eiseres] € 300,00 te betalen voor buitengerechtelijke kosten;
V de kosten van dit geding te betalen.
5. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. [gedaagde] is (onder)huurder geweest van DBS en maakt gebruik van de ruimte nummer 181 op het bedrijventerrein, die eigendom is van [eiseres]. [Eiseres] heeft [gedaagde] herhaaldelijk verzocht om met haar een huurovereenkomst te sluiten en daarvoor vanaf 8 februari 2012 een vergoeding te betalen. [Gedaagde] betaalt echter niet en wil geen huurovereenkomst afsluiten; hij verblijft dus zonder recht of titel in de bedrijfsruimte. Feitelijk wordt de bedrijfsruimte, die op naam staat van [gedaagde], door [Y] gebruikt als kantoor. [Eiseres] wil [Y], de man achter GAB en DBS, liever niet op het terrein hebben. De verstandhouding met [gedaagde] is, vanwege zijn betrekkingen met [Y], ook niet goed. Omdat [gedaagde] niet reageert, heeft [eiseres] de zaak uit handen gegeven aan een gemachtigde; de kosten daarvoor bedragen € 300,00 en komen als vermogensschade voor rekening van [gedaagde]. Omdat [gedaagde] ook niet op sommaties reageert, heeft [eiseres] besloten de ontruiming te vorderen in kort geding. [Eiseres] wenst vervanging van de geplaatste pui, omdat de huidige situatie niet voldoet aan de eisen van de gemeente.
6. [Gedaagde] voert als verweer het volgende aan. Hij huurt de bedrijfsruimte sinds
1 februari 2012; hij overlegt de huurovereenkomst die is afgesloten voor vijf jaar, tegen een maandelijkse huur van € 200,00. Hij heeft de overeenkomst gesloten toen DBS nog exploitant was. Het is niet mogelijk ergens anders zo goedkoop een ruimte te huren.
DBS heeft voor [gedaagde] de nieuwe pui laten plaatsen op 2 februari 2012 en [gedaagde] heeft vanwege die aanpassing € 1.800,00 vooruitbetaald voor huur. De huur tot en met
oktober 2012 heeft hij dus al voldaan. [Gedaagde] wil wel van [eiseres] gaan huren, maar alleen indien de reeds betaalde huur wordt verrekend.
Beoordeling
7. Gelet op de aard van de vorderingen is er sprake van een spoedeisend belang.
8. [Eiseres] vordert ontruiming van de aan haar toebehorende bedrijfsruimte, die [gedaagde] stelt sinds 1 februari 2012 van DBS te huren. Een vordering strekkende tot ontruiming van een gehuurde ruimte kan in kort geding worden toegewezen, als er een spoedeisend belang is en voorts voldoende aannemelijk is, dat in een eventuele bodemprocedure zal worden vastgesteld dat de gebruiker geen recht heeft op voortgezet gebruik van de ruimte en deze dient te verlaten.
Bij de beoordeling is van belang dat de gevorderde voorziening verre van voorlopig is. Na ontruiming zal terugkeer in de bedrijfsruimte door [gedaagde] vermoedelijk niet meer mogelijk zijn, aangezien de ruimte aan een ander zal zijn verhuurd. Om die reden moet in kort geding terughoudend met tot ontruiming strekkende vorderingen worden omgegaan.
De rechtbank oordeelt dat onvoldoende gesteld is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen. [Eiseres] heeft aangevoerd dat hij, sinds hij opnieuw eigenaar is geworden van het complex aan de [adres], met alle huurders behalve [gedaagde] en [Y] nieuwe overeenkomsten heeft gesloten. Dat [gedaagde] de ruimte huurt en gebruikt en dat hij aan DBS heeft betaald, is door [eiseres] niet betwist. Hetgeen [eiseres] heeft gesteld over de band tussen [gedaagde] en [Y], en het gebruik van de ruimte van [gedaagde] door [Y], is onvoldoende om [gedaagde] als huurder van het terrein te weren. [Eiseres] heeft immers niet geconcretiseerd op welke wijze hij door de aanwezigheid van [Y] op het terrein vreest te worden benadeeld. Gesteld noch gebleken is dat in de bedrijfsruimte activiteiten worden uitgevoerd die niet door de beugel kunnen. Er is, zoals het zich thans laat aanzien, geen reden waarom [eiseres], zodra het punt van de huurbetalingen tussen partijen is opgelost, niet alsnog een huurovereenkomst zou sluiten met [gedaagde]. Daarbij is van belang dat [gedaagde] ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard wel bereid te zijn huur te gaan betalen.
De onder A. gevorderde ontruiming zal worden afgewezen.
9. Ook de vordering om [gedaagde] te veroordelen de oorspronkelijke kanteldeur terug te plaatsen in de bedrijfsruimte, zal worden afgewezen. Dat de nieuwe gevel in strijd zou zijn met gemeentelijke bepalingen is door [eiseres] op geen enkele wijze onderbouwd. Nu de ontruiming van de bedrijfsruimte is afgewezen en niet uitgesloten is dat partijen alsnog een huurovereenkomst sluiten, is de vordering tot het terugplaatsen van de oorspronkelijke deur voorbarig.
10. De vordering met betrekking tot gederfde huurpenningen kan worden toegewezen. Nu [gedaagde] gebruik maakte van de bedrijfsruimte, kon [eiseres] deze niet aan iemand anders verhuren. Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist zal worden aangenomen dat [gedaagde] had kunnen weten dat DBS sinds 8 februari 2012 niet langer gerechtigd was als verhuurder op te treden en huur te incasseren. In ieder geval [eiseres] heeft [gedaagde] daarover geïnformeerd; aannemelijk is dat [gedaagde] ook van de zijde van DBS in de persoon van [Y] van de verandering in de situatie op de hoogte is gesteld.
Dat hij op 1 februari 2012 al € 1.800,00 heeft betaald aan DBS, is daarbij niet van belang en kan niet aan [eiseres] worden tegengeworpen. Het is aan [gedaagde] om te proberen dit geld als onverschuldigd betaald terug te vorderen van DBS.
11. De buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen; niet duidelijk is welke activiteiten zijn verricht en ten aanzien van welke vordering.
12. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 1.404,52 (eenduizend vierhonderdenvier euro en tweeënvijftig cent) voor gederfde huurpenningen vanaf 8 februari 2012 tot aan de dag der dagvaarding.
II Compenseert de kosten tussen partijen, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en op
3 augustus 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.