RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummers: 129120 HA ZA 12-187 en 129121 HA ZA 12-188 (rpj)
bezwaarnummers: 138 en 139
datum uitspraak vonnis: 25 juli 2012
Ruilverkaveling “Rijssen-West”
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[Reclamant],
wonende te [woonplaats, adres],
reclamant,
verder te noemen: [reclamant],
gemachtigde: de heer L. van der Lelij, te IJselmuiden.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [adres, woonplaats],
verder te noemen: [belanghebbende],
advocaat: mr. A.H. van der Wal te Leeuwarden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de navolgende stukken.
1. De beide door reclamant ingediende bezwaarschriften d.d. 8 juni 2011 en 1 juli 2011.
2. Het proces-verbaal van de bezwarenbehandeling door de Landinrichtingscommissie op
20 februari 2012 gehouden.
3. Het proces-verbaal van de behandeling ten overstaan van de rechter-commissaris in deze rechtbank op 14 mei 2012, uit welk proces-verbaal blijkt dat de rechter-commissaris de zaak heeft verwezen naar de terechtzitting van deze rechtbank van
27 juni 2012;
4. De aantekeningen van de behandeling ter terechtzitting op 27 juni 2012 en de pleitnotities van mr. C.M.J. Ribbers en de heer L. van der Lelij.
Bij de zitting van de meervoudige kamer van 27 juni 2012 waren aanwezig:
- [reclamant] en zijn echtgenote, bijgestaan door de heer Van der Lelij;
- [X] jr. namens de belanghebbende, bijgestaan door mr. Van der Wal;
- mr. Ribbers, namens de Staatssecretaris van EL&I;
- de heren [B], [A], [K] en [K], van de plaatselijke Landinrichtingscommissie;
- de aan die commissie toegevoegde ingenieur van het Kadaster te Zwolle mevrouw [G];
- de heer [B] namens de Dienst Landelijk Gebied (DLG).
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Reclamant – hierna: [reclamant] - heeft 7 bezwaren ingediend tegen het Plan van Toedeling. De bezwaren zijn ingediend in 2 bezwaarschriften. De rechtbank merkt het tweede bezwaar aan als aanvulling op het eerste, en dus niet als zelfstandig bezwaar waartegen zelfstandig opgekomen had moeten worden.
Deze bezwaren houden – kort samengevat – in:
1. [Reclamant] maakt bezwaar tegen de toedeling met betrekking tot de huiskavel. [Reclamant] wil graag een grotere huiskavel in verband met uitbreidingsmogelijkheden van zijn bedrijf. Hij heeft een melkveebedrijf met 100 koeien. De uitbreiding van de huiskavel wil [reclamant] graag aan de overkant van de weg bij zijn huisperceel. Ook nadat de Landinrichtingscommissie een alternatief heeft ontwikkeld waarbij toch een kavel tegenover zijn huisperceel wordt toegedeeld, is [reclamant] van mening dat hem een grotere kavel had kunnen worden toegedeeld, als bij de toedeling aan [B] en [belanghebbende] daarmee rekening was gehouden.
2. [Reclamant] had de grond betrekkelijk dicht bij huis, in de nieuwe natuur, liggen. De toegedeelde grond ligt verder weg en 2 percelen zelfs helemaal achteraf.
3. [Reclamant] heeft op 5 ingebrachte percelen bronputten, waarvoor er een vergoeding moet komen.
4. In de nieuwe kavel ligt een sloot die [reclamant] verplaatst willen hebben naar de voor- en achterkant. Bovendien wil [reclamant] een bredere inrit op het perceel waar die sloot is gelegen.
5. [Reclamant] wil de toegedeelde grond zonder dat deze grond verpacht is voor de jacht.
6. De aan [reclamant] toegedeelde grond komt naast het recreatiegebied van de heer [A] te liggen. Omdat [reclamant] veel van de weg om die percelen gebruik moet maken met grote landbouwmachines, vraagt [reclamant] om de activiteiten van de heer [A] plaats te laten vinden op het huisperceel van [A].
7. [Reclamant] is van mening dat grond die aan [belanghebbende] is toegedeeld op grond van een overeenkomst, beter gebruikt had kunnen worden om ruimte te creëren aan de overzijde van de Middelveen. Die grond heeft [belanghebbende] recent gekocht, maar is op grond van een overeenkomst buiten de ruilverkaveling gelaten.
Standpunt landinrichtingscommissie
Ad 1 en 2. Volgens de plaatselijke Landinrichtingscommissie (verder te noemen LC) is er geen sprake van huiskavelverkleining. De drie kavels die [reclamant] is kwijt geraakt tegenover zijn huisperceel, maakten geen onderdeel uit van die huiskavel.
[Reclamant] gaat van een inbrengsituatie met 26 kavels naar een toedelingsituatie met nog
6 kavels. Er is dus sprake van een grote kavelconcentratie en dus een forse verbetering.
De LC erkent dat er bij enkele percelen sprake is van afstandsvergroting, maar kavelconcentratie gaat voor afstandsverkorting. De toedeling voldoet volgens de LC aan de geldende regels.
Naar aanleiding van deze bezwaren heeft de LC een alternatief ontwikkeld. Daarbij wordt alsnog een kavel tegenover het huisperceel toegedeeld (032.114) en worden de twee kavels die op grote afstand waren toegedeeld (1036.120 en 036.151) weer ingeleverd. In de plaats daarvan wordt alsnog toegedeeld 031.222, hetgeen nog meer kavelconcentratie betekent. Ten opzichte van het oorspronkelijke Plan van Toedeling, wordt aan [reclamant] ongeveer 0,5 ha. meer toegedeeld. De toedeling wordt uiteindelijk dus zelfs iets groter dan zijn inbreng.
Toedeling van veldkavels dichter bij huis is door de doelstelling van de LC om nieuwe natuur te moeten creëren in “De Overtoom” niet mogelijk. Omdat de huiskavel van [reclamant] is ingeklemd door andere huiskavels, is vergroting van die huiskavel niet mogelijk. Ook zonder de overeenkomst met [belanghebbende], had de LC de bewuste kavel aan [belanghebbende] toegedeeld.
Het bezwaar van [reclamant] is dan ook ongegrond.
Reclamanten hebben de LC laten weten dat zij niet akkoord kunnen gaan met het alternatieve plan. Zij stellen dat er een betere toedeling mogelijk is wanneer []B] en [belanghebbende] betrokken worden bij de toedeling.
Op verzoek van [reclamant] is [belanghebbende] voor de behandeling bij de meervoudige kamer daarom alsnog opgeroepen als belanghebbende.
Ad 3 en 4. Dit zijn volgens de LC bezwaren die zien op de Lijst der Geldelijke Regelingen, respectievelijk kavelaanvaarding, en komen niet ter sprake bij het Plan van Toedeling. [Reclamant] is op deze onderdelen dan ook niet-ontvankelijk volgens de LC.
Ad 5. Een jachtrecht is een persoonlijk recht dat vervalt bij de ruilverkaveling. Jagers moeten eventueel zelf opnieuw met eigenaren in gesprek als ze dit terug willen hebben.
Ad 6. De LC heeft geen invloed op de activiteiten van de heer [A].
Ad 7. De LC heeft een toedelingsovereenkomst met de heer [belanghebbende] gesloten, waarbij [belanghebbende] de percelen die hij nu nog in de landinrichting heeft liggen daar weer krijgt toegedeeld. Met deze overeenkomst heeft de LC voldaan aan één van haar opdrachten, namelijk het creëren van nieuwe natuur.
Standpunt [belanghebbende]
[Belanghebbende] heeft ter zitting van 27 juni 2012 bij monde van zijn advocaat verklaard dat hij niet akkoord is met de alternatieven zoals door [reclamant] zijn voorgesteld. Hij is tevreden met zijn huidige toedeling. De alternatieven gaan ten koste van een mooie en bewerkbare kavel zoals hij die nu heeft. Bovendien is die grond lager gelegen hetgeen het voor maïsteelt minder geschikt maakt.
Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank overweegt allereerst dat de bezwaren 5 en 6 na de bezwaarbehandeling van 20 februari 2012 zijn ingetrokken. Deze behoeven derhalve geen behandeling meer.
Ad 1, 2 en 7.
2. De bezwaren 1, 2 en 7 lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De situatie van [reclamant] is als volgt. Aan reclamant is ongewijzigd toegedeeld zijn huiskavel van 4,7 ha. en de tegenoverliggende kavel van 2,2 ha.
De aan de overkant van de Middelveen ingebrachte 3 veldkavels van ongeveer 2,3 ha. zijn niet toegedeeld. In de plaats daarvan is (in het alternatief) aan de overkant van de Middelveen 1 veldkavel van ongeveer 1,5 ha. toegedeeld.
Verder zijn door [reclamant] vele veldkavels ingebracht. De LC heeft al deze veldkavels geconcentreerd toegedeeld aan de Veendijk en de Drostendijk.
De LC komt tot de conclusie dat [reclamant] profiteert van de ruilverkaveling vanwege kavelconcentratie.
[Reclamant] had echter heel graag meer grond dicht bij zijn huiskavel en bedrijfsgebouwen gehad. Dan zou hij de koeien kunnen weiden en dat levert een hogere vergoeding op voor de melk. Op de veldkavel op afstand, kan hij geen koeien weiden.
Volgens [reclamant] waren er wel mogelijkheden aan de overkant van de Middelveen. Met name de kavels van [belanghebbende] hadden gebruikt kunnen worden om de toedeling in dat gebied aan te passen, en/of een deel van de kavel van [B] had aan hem kunnen worden toegedeeld.
3. Ten aanzien van de kavels van [belanghebbende] overweegt de rechtbank het volgende. De LC heeft met [belanghebbende] een toedelingsovereenkomst gesloten (gehecht aan de pleitnotitie van mr. Ribbers). In deze toedelingsovereenkomst is vastgelegd dat [belanghebbende] een groot aantal percelen nabij zijn huiskavel overdraagt aan Bureau Beheer Landbouwgronden (hierna: BBL) ten behoeve van de aanleg van nieuwe natuur. Ook is vastgelegd dat hij twee in te brengen veldkavels (032.189 en 027.013) weer toegedeeld zou krijgen.
De LC had de kavels nabij het huisperceel van [belanghebbende] nodig vanwege de taakstelling van Provinciale Staten om ruimte vrij te maken voor nieuwe natuur. Met deze overeenkomst kon ze 21,78 ha vrij maken.
De rechtbank is van oordeel dat de LC, in de afweging van de belangen tussen de aanleg van nieuwe natuur en de mogelijkheid om gronden toe te kunnen delen nabij de huiskavel van [reclamant], heeft mogen kiezen voor de mogelijkheid van aanleg van nieuwe natuur (door middel van het aangaan van de overeenkomst met [belanghebbende]). Met deze overeenkomst kon ze in één keer veel gronden verwerven, terwijl [reclamant] in het geheel van de ruilverkaveling toch nog profiteert. Weliswaar is er voor een deel van de ingebrachte gronden sprake van afstandsvergroting (in plaats van 2,3 ha aan de overkant van de Middelveen is er nu 1,5 ha. aan de overkant van de Middelveen), maar in de regels van de ruilverkaveling gaat kavelconcentratie voor afstandsverkorting. Bovendien zijn de door [reclamant] ingebrachte kavels aan de overkant van de Middelveen, voor de ruilverkaveling niet meer of minder dan veldkavels. Een veldkavel is uitruilbaar.
4. Ten aanzien van de kavel van [B] overweegt de rechtbank het volgende.
[Reclamant] heeft aangevoerd dat [B] fors profiteert van de ruilverkaveling omdat hij alle grond bij huis krijgt. Dat terwijl [B] een kleiner bedrijf heeft en geen opvolger. [Reclamant] heeft een bedrijf met 100 melkkoeien, concrete plannen om uit breiden, en twee opvolgers. [Reclamant] heeft een aantal alternatieven voorgesteld om zodoende de toedeling van hem en [B] meer in balans te brengen.
De rechtbank overweegt dat deze stelling en de alternatieven, pas bij de behandeling door de meervoudige kamer van de rechtbank op 27 juni 2012 zijn opgeworpen. Omdat de meervoudige kamer alleen de bezwaren beoordeelt die na bezwaarbehandeling zijn overgebleven (artikel 202, sub d, juncto artikel 178, lid 2, Landinrichtingswet), kunnen ter zitting geen nieuwe bezwaren worden opgeworpen.
Voor zover dit bezwaar moet worden geacht voort te vloeien uit de wel ingediende bezwaren, overweegt de rechtbank dat [B] weliswaar meer profiteert van de ruilverkaveling dan [reclamant], maar dat dat niet betekent dat de toedeling van [reclamant] daarom niet gehandhaafd kan worden. Uiteindelijk profiteert ook [reclamant] in ruime mate van de ruilverkaveling, vanwege een grote kavelconcentratie. De omvang van het bedrijf van [B] en de toekomstgerichtheid, kan voor de rechtbank geen argument zijn om te oordelen dat de toedeling dient te worden gewijzigd.
De rechtbank schaart zich achter het standpunt van de LC dat de toedeling van [reclamant] voldoet aan de regels voor toedeling.
Ad 3. Ter zitting bij de rechter-commissaris heeft [reclamant] verklaard dat hij begrijpt hoe het zit met de jachtrechten en de bronputten. Daaruit begrijpt de rechtbank dat [reclamant] die onderdelen van zijn bezwaar niet heeft gehandhaafd.
Ad 4. Dit betreft een bezwaar dat ziet op kavelaanvaarding. Kavelaanvaarding komt ter sprake bij de Lijst der Geldelijke Regelingen welke in een later stadium zal starten. [Reclamant] is niet-ontvankelijk in dit onderdeel van zijn bezwaar.
De bezwaren van [reclamant] worden ongegrond verklaard, onder handhaving van het Plan van Toedeling zoals dat is aangepast naar aanleiding van de bezwarenbehandeling.
Voor wat betreft de proceskosten, overweegt de rechtbank dat de kosten van [belanghebbende] voor rekening dienen te komen van het blok. Voor het overige acht de rechtbank termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.
I. Verklaart de bezwaren van [reclamant] ongegrond.
II. Compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder zijn eigen kosten draagt.
III. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Bottenberg-van Ommeren, Lorist en Alers en is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012, in tegenwoordigheid van R.P. Jansen, griffier.
Mr. Lorist is wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.