ECLI:NL:RBALM:2012:BX2738

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127964 HA ZA 12-134
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig ingediend verzet tegen vonnis van de rechtbank Almelo

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 18 juli 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het verzet van de opposant tegen een eerder vonnis van 4 juli 2001. De opposant was veroordeeld tot betaling aan KPN B.V. en had verzet aangetekend, maar dit verzet was niet tijdig ingediend. De rechtbank overwoog dat de tenuitvoerlegging van het vonnis was aangevangen op 23 november 2011, toen er derdenbeslag was gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De termijn van vier weken voor het indienen van verzet, zoals genoemd in artikel 143 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), was dus al verstreken op het moment dat de opposant op 27 maart 2012 verzet aantekende. De rechtbank oordeelde dat de opposant, ondanks zijn claim dat hij pas later op de hoogte was van het beslag, voldoende tijd had om juridische bijstand te zoeken en informatie in te winnen bij de SVB. Het verweer dat de opposant weinig kennis had van de Nederlandse taal werd niet geaccepteerd, aangezien van hem verwacht mocht worden dat hij hulp zou inroepen bij officiële stukken die hij niet begreep. De rechtbank verklaarde de opposant in zijn verzet niet-ontvankelijk en veroordeelde hem in de proceskosten van KPN, die op € 384,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van verzet en de verantwoordelijkheden van partijen in juridische procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel
Zaaknummer : 127964 HA ZA 12-134
Uitspraak : 18 juli 2012 (p.l.)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[opposant],
wonende te [plaats],
opposant,
verder te noemen [opposant],
advocaat mr. J.W.M. Melief te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KPN B.V.,
gevestigd te Den Haag,
geopposeerde,
verder te noemen KPN,
advocaat mr. G.S. de Haas te Raamsdonksveer.
1. De procedure
1.1 Bij vonnis van 4 juli 2001 heeft de rechtbank Almelo opposant bij verstek veroordeeld, uitvoerbaar verklaard bij voorraad, tot betaling aan geopposeerde van in hoofdsom
fl. 16.241,40 (€ 7.370,03) met veroordeling van opposant in de proceskosten.
1.2. Op 27 maart 2012 is opposant van het vonnis van 4 juli 2001 in verzet gekomen.
1.3. Op 11 april 2012 heeft geopposeerde geconcludeerd voor antwoord in oppositie.
1.4. Op 13 juni 2012 heeft opposant geconcludeerd voor repliek in oppositie.
1.5. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling van het geschil in oppositie en de motivering van de beslissing
Ontvankelijkheid van het verzet
2.1. Ingevolge artikel 143 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) moet het verzet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen 4 weken na betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
2.2. Artikel 143 lid 3 Rv bepaalt dat buiten de gevallen bedoeld in het tweede lid de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan aanvangt op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
2.3. Artikel 144 Rv sub b bepaalt dat het vonnis wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd in geval van derdenbeslag op een vordering, na de uitbetaling aan de beslaglegger, of indien dit beslag wordt gelegd op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling.
2.4. Vaststaat dat geopposeerde op 3 oktober 2011 executoriaal derdenbeslag heeft gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank van welke instelling opposant een uitkering ontvangt en dat deze instelling vanaf de datum van beslag maandelijks afdrachten, voor het eerst op
23 november 2011, aan de met de executie belaste deurwaarder heeft overgemaakt.
2.5. Gelet op het onder de Sociale Verzekeringsbank (verder: SVB) gelegde derdenbeslag en de uit hoofde daarvan gedane betalingen, wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis geacht te zijn aangevangen op 23 november 2011 en heeft mitsdien de termijn van 4 weken als genoemd in artikel 143 lid 1 Rv op dat moment een aanvang genomen. Nu de verzetdagvaarding eerst op 27 maart 2012 is betekend, is opposant niet tijdig in verzet gekomen en dient hij in zijn verzet tegen het vonnis van 4 juli 2001 niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat [opposant] pas enkele maanden na het leggen van het beslag in de gaten kreeg hoe en waarom beslag was gelegd, kan aan het voorgaande niet afdoen. Immers, een verlaging van de AOW-uitkering met het bedrag dat door de SVB aan de deurwaarder werd betaald, kan - mede gelet op de hoogte van dat bedrag (€ 422,06) - [opposant] in redelijkheid niet zijn ontgaan, zodat hij na 23 november 2011 nog voldoende tijd heeft gehad om informatie bij de SVB in te winnen en zich te voorzien van juridische bijstand. Het verweer dat [opposant] weinig kennis heeft van de Nederlandse taal kan hem evenmin baten, nu van [opposant] had mogen worden verwacht (juridische) hulp te in te roepen bij ontvangst van (officiële) stukken waarvan hij de aard en inhoud niet goed begreep.
2.6. Nu [opposant] in zijn verzet tegen voormeld vonnis op formele gronden niet-ontvankelijk zal worden verklaard, komt de rechtbank aan een inhoudelijke behandeling van het geschil in oppositie niet toe. Gelet op de uitkomst van de procedure zal [opposant] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van KPN begroot op € 384,- (1 punt à € 384, tarief I) wegens salaris advocaat.
3. De beslissing
De rechtbank:
I. Verklaart [opposant] in zijn verzet tegen het vonnis van 4 juli 2001 niet-ontvankelijk.
II. Veroordeelt [opposant] in de kosten van de procedure aan de zijde van KPN begroot op
€ 384,- wegens salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. P.L. Alers en op 18 juli 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.