ECLI:NL:RBALM:2012:BW8757

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126973 KG ZA 42-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van geen dwangsommen in burenconflict over overhangende takken

In deze zaak hebben eisers, buren van gedaagden, een kort geding aangespannen om vast te stellen dat zij geen dwangsommen verschuldigd zijn aan gedaagden. Dit volgde op een eerdere veroordeling van 25 oktober 2011, waarin eisers waren opgedragen om overhangende takken en bosschages te snoeien en te verwijderen, zodat er voldoende zonlicht in de tuin van gedaagden kon doordringen. Eisers stelden dat zij aan deze veroordeling hadden voldaan en dat er geen dwangsommen verbeurd waren. Gedaagden betwistten dit en stelden dat de werkzaamheden niet voldoende waren uitgevoerd, waardoor hun tuin nog steeds in duisternis gehuld was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eisers inderdaad aan de veroordeling hebben voldaan door de overhangende takken te snoeien en dat er geen hinderlijke wortels meer aanwezig waren. De rechter oordeelde dat gedaagden, op basis van artikel 5:44 BW, zelf gerechtigd zijn om eventueel resterende takken en wortels te verwijderen, mits zij eisers hiervoor hebben aangemaand. Aangezien er geen dwangsommen verbeurd zijn, werd de vordering van gedaagden afgewezen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de eerdere veroordelingen van 25 oktober en 9 november 2011 niet de verplichting inhielden om bomen of heesters te verwijderen, maar enkel om te snoeien. Dit betekende dat de eis van gedaagden om bomen te verwijderen niet kon worden toegewezen in dit kort geding. De rechter besloot dat gedaagden als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten diende te worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 126973 KG ZA 42-12
datum vonnis: 30 mei 2012 (ck)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. [eiser sub 1]
2. [eiseres sub 2]
beiden wonende te [plaats] [adres]
eisers,
verder ook te noemen: [eisers],
advocaat: mr. A. de Rooij te Zoetermeer,
tegen
1. [gedaagde sub 1]
2. [gedaagde sub 2]
beiden wonende te [plaats] [adres]
gedaagden,
verder te ook noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. D.F. Briedé te Almelo.
1. Het procesverloop
Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 maart 2012. Van hetgeen is besproken, is aantekening gemaakt.
Ter zitting zijn verschenen: [eiser sub 1], vergezeld door mr. A. de Rooij, en [gedaagden] , vergezeld door mr. D.F. Briedé.
Ter zitting is de zaak, met instemming van [eisers] en [gedaagden] zes weken aangehouden om partijen de gelegenheid te geven alsnog onderling tot een oplossing te komen. Op 18 april 2012 hebben [eisers] en [gedaagden] tot 2 mei 2012 uitstel gekregen voor uitlating op de rol. Op 10 mei 2012 heeft [gedaagden] om vonnis gevraagd. Op 14 mei 2012 heeft [eisers] zich bij dit verzoek aangesloten.
De vordering is toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. In deze zaak kunnen de volgende feiten als vaststaand worden aangenomen.
2.2. [eisers] en [gedaagden] zijn buren van elkaar. [eisers] is eigenaar van het perceel [adres] en [plaats] [gedaagden] is eigenaar van het perceel [adres] en [plaats]
2.3. Op 25 oktober 2011 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een door [gedaagden] tegen [eisers] ingesteld kort geding, waarin hij (kort samengevat) vorderde dat [eisers] op grond van de desbetreffende wettelijke bepalingen zou worden veroordeeld om bomen, heesters en hagen op zijn erf terug te snoeien.
2.4. Het vonnis van 25 oktober 2011 wordt als hier herhaald en ingevoegd beschouwd. Op 9 november 2011 is er een herstelvonnis gewezen dat eveneens als hier herhaald en ingevoegd wordt beschouwd. De voorzieningenrechter heeft [eisers] in de vonnissen van 25 oktober 2011 en van 9 november 2011- zakelijk weergegeven - veroordeeld:
I. * om ervoor zorg te dragen dat voor het einde van 2011 door een hovenier de bomen, heesters en hagen binnen een afstand van twee meter van de erfgrens met [gedaagden] en de bomen op een afstand van meer dan twee meter van de erfgrens met [gedaagden] voor zover sprake is van overhangende takken zodanig worden gesnoeid dat er voldoende zonlicht in de tuin van [gedaagden] kan doordringen en;
* de overhangende takken en bosschages, alsmede de doorschietende wortels op het perceel van [gedaagden] te verwijderen;
II. tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- voor het geval [eisers] op 31 december 2011 geheel of gedeeltelijk niet heeft voldaan aan deel I van het dictum en van € 500,-- voor iedere week dat [eisers] na 1 januari 2012 nalatig blijft met een maximum van € 50.000,--.
2.5. [eisers] heeft zich na 25 oktober 2011 gewend tot Hoveniersbedrijf/ Boomkwekerij “Op Deune” om op grond van een snoei- en onderhoudsplan snoeiwerkzaamheden op het perceel van [eisers] te verrichten. Die werkzaamheden zijn verricht vóór 31 december 2011.
2.6. Op 12 januari 2012 heeft [gedaagden] aan [eisers] laten weten dat met die werkzaamheden niet, dan wel in onvoldoende mate uitvoering is gegeven aan het vonnis van 25 oktober 2011 en dat [gedaagden] daarom aanspraak maakt op verbeurde dwangsommen.
2.7. Op 27 februari 2012 heeft [eisers] [gedaagden] gedagvaard in kort geding. [eisers] heeft gesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, omdat een eventueel verbeurde dwangsom iedere week met € 500,-- oploopt, zodat [eisers] een aanzienlijk financieel belang heeft om een verdere toename van eventueel verbeurde dwangsommen te voorkomen.
3. De vordering
3.1. [eisers] vordert - zakelijk weergegeven - in het onderhavige kort geding:
- primair te bepalen dat [eisers] volledig heeft voldaan aan de tegen hem uitgesproken veroordeling in de vonnissen van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2011 en 9 november 2011 en hij dientengevolge geen dwangsommen verschuldigd is aan [gedaagden];
- subsidiair [eisers] te ontheffen van de dwangsommen zoals deze door de voorzieningenrechter zijn opgelegd in de vonnissen van 25 oktober 2011 en 9 november 2011 en [eisers] een nadere termijn te geven om (alsnog) te voldoen aan de tegen hem uitgesproken veroordeling, onder exacte opgave van hetgeen thans nog door hen gesnoeid zou moeten worden.
- [gedaagden] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. [eisers] heeft deze vordering toegelicht als volgt. Op 20 december 2011 heeft de heer [X] van Hoveniersbedrijf/Boomkwekerij “Op Deune” [gedaagden] schriftelijk en mondeling op de hoogte gesteld van de voltooiing van de door hem verrichte werkzaamheden en heeft [X] [gedaagden] verzocht hem per ommegaande kenbaar te maken of de werkzaamheden afdoende zijn geweest. [gedaagden] heeft op de desbetreffende verzoeken van [X] niet gereageerd.
3.3. [eisers] heeft geen dwangsommen verbeurd. Hij heeft aan het vonnis van 25 oktober 2011 geheel voldaan. Conform het vonnis van 25 oktober 2011 flink is gesnoeid en uitgedund. Alle overhangende takken zijn verwijderd. Er zijn geen hinderlijke wortels geconstateerd. Er is inmiddels voldoende (zon)licht inval op het perceel van [gedaagden]. [eisers] heeft verklaard dat onder andere de ter zitting door [gedaagden] gestelde scheurvorming in de garage van [gedaagden] door opwaartse worteldruk niet eerder is gesteld.
3.4. De subsidiaire vordering strekt ertoe om de dwangsom op te heffen en [eisers] alsnog een termijn te gunnen om aan zijn verplichtingen te voldoen.
4. Het verweer
4.1. [gedaagden] voert aan dat [eisers] in zijn tuin vele uit de kluiten gewassen bomen heeft staan, die [gedaagden] (zon)licht, lucht en uitzicht ontnemen. Op 18 november 2011 heeft [gedaagden], naar aanleiding van het vonnis van 25 oktober 2011, een onderhoudsplan van [X] ontvangen. Op 1 december 2011 heeft [gedaagden] zijn commentaar op het onderhoudsplan aan [eisers] gestuurd, in welk commentaar gemotiveerd is vermeld waarom het onderhoudsplan niet tot het gewenste resultaat zal leiden. Het onderhoudsplan ziet (onder andere) niet op het snoeien van bomen buiten de grens van 2 meter van de erfscheiding. De door [eisers] verrichte werkzaamheden hebben volgens [gedaagden] niet geleid tot voldoende zonlicht in de tuin van [gedaagden].
4.2. Op 12 januari 2012 heeft [gedaagden] [eisers] er van in kennis gesteld, dat het vonnis van 25 oktober 2012 zijns inziens niet is nageleefd. [gedaagden] heeft kenbaar gemaakt dat de wortels niet zijn verwijderd, dat er onvoldoende is gesnoeid om voldoende zonlicht in de tuin van [gedaagden] te laten intreden en dat niet alle overhangende takken zijn verwijderd. [gedaagden] heeft [eisers] verzocht de tuin van [eisers] uiterlijk 26 januari 2012 op orde te hebben gebracht.
4.3. Op 13 februari 2012 heeft [gedaagden] [eisers] ervan in kennis gesteld dat de tuin nog steeds niet op orde is, omdat de werkzaamheden niet voldoen aan het vonnis van 25 oktober 2011. De tuin van [gedaagden] is nog immer in duisternis gehuld. [gedaagden] heeft [eisers] nogmaals een termijn gegeven om te voldoen aan het vonnis van 25 oktober 2011 en heeft aanspraak gemaakt op verbeurde dwangsommen. [eisers] heeft echter geen gehoor gegeven aan de verzoeken van [gedaagden].
4.4. [gedaagden] heeft foto’s in het geding gebracht, die zijn gemaakt nadat [eisers] zijn onderhoudsplan had uitgevoerd. [gedaagden] heeft aangevoerd dat de foto’s duidelijk maken dat er nog steeds onvoldoende licht in zijn tuin valt. [gedaagden] heeft gesteld dat er in het geheel geen wortels uit de tuin zijn verwijderd. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de garage van [gedaagden] door de wortelopdruk scheuren vertoont. Voorts kunnen de planten en het gazon op het perceel van [gedaagden] daardoor niet groeien. De meeste overhangende takken zijn verwijderd, maar een deel van de overhangende takken hangt door een tijdelijke constructie niet langer over het perceel van [gedaagden]. [gedaagden] vreest dat de tijdelijke constructie zal worden verwijderd.
4.5. [gedaagden] is van oordeel dat [eisers] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn primaire vordering cq deze vordering moet worden afgewezen, nu deze een vordering tot het afgeven van een verklaring voor recht inhoudt, die niet kan worden gegeven in een vonnis in kort geding.
4.6. [gedaagden] betwist de subsidiaire vordering op grond van dat artikel 611 d Rv weliswaar bepaalt dat de rechter opgelegde dwangsommen kan ontheffen of mitigeren indien het voor de veroordeelde onmogelijk is om aan de hoofdveroordeling te voldoen, maar dat die bepaling hier niet van toepassing is, omdat dat het voor [eisers] allerminst onmogelijk is om aan de veroordelingen te voldoen.
4.7. [gedaagden] voert verder aan dat, indien deze procedure moet worden aangemerkt als een executiegeschil, moet worden beoordeeld of er sprake is van misbruik van executiebevoegdheid. Hiervan is slechts sprake indien het vonnis berust op een juridische of feitelijke misslag of indien er een noodsituatie wordt geconstateerd. [gedaagden] stelt dat [eisers] een misslag, noch een noodsituatie heeft gesteld dan wel aannemelijk heeft gemaakt.
5. De beoordeling
5.1. De voorzieningenrechter overweegt dat de vorderingen naar hun aard spoedeisend zijn en dat [gedaagden] de spoedeisendheid niet heeft betwist, zodat van de spoedeisendheid moet worden uitgegaan.
5.2. De in de vonnissen van 25 oktober en 9 november 2011 uitgesproken veroordeling van [eisers] houdt zakelijk in, dat [eisers] overhangende takken zo moet snoeien dat er voldoende zonlicht in de tuin van [gedaagden] kan doordringen en dat [eisers] de overhangende takken en bosschages en de doorschietende wortels op het perceel van [gedaagden] moet verwijderen.
5.3. De voorzieningenrechter constateert dat partijen ruim een half jaar later nog altijd van mening verschillen over de omvang van de werkzaamheden, waartoe [eisers] is veroordeeld, en vooral ook over de vraag, wat moet worden verstaan onder ‘voldoende zonlicht’ in de tuin van [gedaagden]
5.4. Inmiddels valt niet meer te verwachten dat partijen het hierover nog eens zullen worden. Daarom dient de rechter de veroordeling van 25 oktober en 9 november 2011 nu zo te verduidelijken, dat in redelijkheid geen discussie meer mogelijk is over hetgeen [eisers] ingevolge zijn veroordeling moest (laten) doen. Er is immers geen mogelijkheid meer om de interpretatie van die verplichtingen over te laten aan een gezamenlijke visie van partijen over hetgeen in dit geval heeft te gelden als ‘voldoende zonlicht’.
5.5. Daarbij zal de voorzieningenrechter teruggrijpen op de strikte bepalingen van de wet. De rechtsgrond van de veroordeling in de vonnissen van 25 oktober en 9 november 2011 is te vinden in de artikel 5:44 BW, waarin staat dat een eigenaar van een erf, over wiens erf beplantingen heen hangen van een buur, indien de buur ondanks aanmaningen van de eigenaar om het overhangende weg te halen, nalaat dit te doen, het overhangende eigenhandig mag wegsnijden en het zich mag toe-eigenen. Ook doorgeschoten wortels mogen door de eigenaar van het erf worden weggehakt, en ook die mag hij zich toe-eigenen.
5.8. Toegepast op het onderhavige geschil tussen [eisers] en [gedaagden] houdt het voorgaande in, dat [gedaagden] overhangende takken en doorschietende wortels zelf mag verwijderen, indien hij [eisers] heeft aangemaand en [eisers] hiertoe desondanks niet (volledig) overgaat.
5.9. De voorzieningenrechter constateert dat [gedaagden] [eisers] verschillende keren heeft aangemaand. Op grond van de door [eisers] overgelegde foto’s acht de rechter aannemelijk dat er nu geen overhangende takken meer zijn. Indien en voor zover dat nog wel het geval is, en als er (ook) nog doorschietende wortels zijn, mag [gedaagden] krachtens de wet alle over zijn erf hangende takken en alle op zijn erf doorschietende wortels zelf weg (laten) halen.
5.10. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat [eisers] dwangsommen heeft verbeurd, nu hij (tenminste op min of meer adequate wijze) overhangende takken heeft verwijderd, en [gedaagden] op de voet van artikel 5:44 BW zelf gerechtigd is om eventueel resterende takken en doorschietende wortels te verwijderen. Voor tenuitvoerlegging van dwangsommen bestaat daarom geen rechtvaardiging.
5.11. Hoewel [gedaagden] dit aanvankelijk wel had gevorderd omvat de op 25 oktober en
9 november 2011 in kort geding gewezen veroordeling niet tevens de verwijdering van bomen en heesters op het erf van [eisers] binnen de in artikel 5:42 BW aangegeven grenzen. Deze veroordeling gaat immers alleen over snoeien, en niet over het verwijderen of weghalen van bomen of heesters. Voor zover de vordering van [gedaagden] in dat kort geding strekte tot weghalen of verwijderen van bomen of heesters is die eis toen dus afgewezen.
5.12. Omdat die vordering tot verwijdering van bomen en/of heesters dus op 25 oktober en op 9 november 2011 in kort geding is afgewezen, en die beslissing inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan, kan de voorzieningenrechter daarop in dit kort geding niet terugkomen.
5.13. In het onderhavige kort geding, waarin slechts de vraag aan de orde is gesteld of, en zo ja in hoeverre [eisers] aan voormelde veroordeling heeft voldaan, kan dus niet alsnog worden bepaald dat [eisers] die bomen en heesters nu moet weghalen. Die verplichting viel immers niet onder de op 25 oktober en 9 november 2011 uitgesproken veroordeling. Daarom kan nu ook niet worden beslist dat [eisers] dwangsommen heeft verbeurd omdat hij nog geen (hoge) bomen en heesters heeft weggehaald.
5.14. Dit alles neemt echter niet weg dat [gedaagden] alsnog in een bij de rechtbank aan te spannen bodemzaak op grond van artikel 5:42 BW kan vorderen dat [eisers] alle volgens die bepaling te dicht bij de erfgrens staande bomen en struiken van zijn erf moet verwijderen.
5.15. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gedaagden] ook aanspraak maakt op het terugsnoeien van hoge bomen op het erf van [eisers], omdat die bomen veel licht wegnemen van het erf van [gedaagden]. Die aanspraak kan echter niet worden gehonoreerd. Het burenrecht geeft aan de eigenaar van een erf geen recht heeft op terugsnoei van een boom op een
naburig erf, als de takken niet over het erf van de buurman heen hangen en als de boom niet
te dicht bij de erfgrens staat, zoals beschreven in artikel 5:42 BW.
5.16. In dit kort geding dient [gedaagden] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Verstaat, dat [eisers] aan [gedaagden] geen dwangsommen verschuldigd is.
II. Veroordeelt [gedaagden] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 358,02 aan verschotten (betekening dagvaarding en griffierecht) aan en
€ 527,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis voor wat betreft het onderdeel II uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.