RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Zaaknummer : 407379 EJ VERZ 12-3672 (ctb)
Beschikking van de kantonrechter d.d. 18 juni 2012 in de zaak van:
de besloten vennootschap Pharmaline B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldenzaal,
verzoekster,
hierna te noemen Pharmaline,
gemachtigde: mr. D.K. Kalma, advocaat te Enschede,
[verweerder]
wonende te [plaats],
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. A.D.J. van Ruyven, advocaat te Utrecht.
1. De procedure
1.1 Op 11 mei 2012 is ter griffie van deze rechtbank, sector kanton, locatie Enschede, binnengekomen het verzoekschrift van Pharmaline strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
1.2 [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen door de griffie op 31 mei 2012. Namens Pharmaline is voorts ter voorbereiding van de mondelinge behandeling een aantal producties in het geding gebracht.
1.3 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 4 juni 2012, waar Pharmaline is verschenen bij haar algemeen directeur de heer [H], bijgestaan door haar raadsman mr. Kalma, en [verweerder], bijgestaan door zijn raadsman mr. Van Ruyven.
1.4 Mr. Kalma heeft gepleit overeenkomstig zijn pleitaantekeningen. Voor het overige is door de griffier van hetgeen ter zitting is besproken proces-verbaal opgemaakt.
2. De vaststaande feiten
2.1 De navolgende feiten die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden, worden als vaststaand beschouwd.
2.2 [verweerder], geboren op [datum] 1958, is op 15 augustus 2009 in dienst getreden van Pharmaline in de functie van apotheker. De arbeidsovereenkomst, met daarin opgenomen een non-concurrentiebeding, is door [verweerder] niet ondertekend. Het laatstelijk door [verweerder] genoten salaris bedraagt € 6.250,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
2.3 Pharmaline is een bereidingsapotheek die zich bezig houdt met grootschalige bereiding van geneesmiddelen, als wel met de zogenaamde ‘magistrale bereiding’ (maatbereiding voor een specifieke patiënt). Pharmaline bedient met name openbare apotheken in het gehele land.
2.4 In januari 2009 is Pharmaline opgericht. Vanaf de datum van oprichting tot 1 januari 2012 heeft de heer [W] (hierna: [W]) gefungeerd als operationeel directeur van Pharmaline. [W] was verantwoordelijk voor de farmaceutische organisatie, waaronder de aansturing van de apothekers. Naast [W] werd de directie van Pharmaline gevormd door de heer [V], de fungerend commercieel directeur.
2.5 Bij brief van 6 april 2012 heeft Pharmaline aan [verweerder] onder meer het volgende meegedeeld:
Op dinsdag 3 april jl. heeft u een gesprek gehad met de heer [H] en de heer [O]inzake uw gedrag. U maakt het op dit moment de heer [H] en uw directe collega’s van Pharmaline buitengewoon lastig om de bedrijfsvoering ongestoord te laten verlopen. Wij betreuren het dat u zich niet wilt committeren aan Pharmaline.
U heeft in het gesprek van 3 april jl. bevestigd dat u, indien u een andere baan gevonden heeft, Pharmaline wilt verlaten. U gaf daarbij aan dat Pharmaline, na het vertrek van de heer [W], niet langer de organisatie is waar u zich thuis voelt. Het familiegevoel is weg en Pharmaline gaat volgens u volledig de verkeerde kant op. U gaf hierbij voorbeelden aan zoals het wijzigen van de parkeerplaatsen en de lopende discussie met de OR over de invoering van het kwartaalurensystematiek. Volgens ons is het beleid rond het parkeren toegelicht en met betrekking tot de invoering van het kwartaalurensystematiek zijn wij momenteel in constructief overleg met de OR, waarbij wij rekening houden met afspraken uit het verleden en gestreefd wordt naar een goede overgang naar een flexibel en rechtvaardig systeem.
(…)
2.6 Op 19 april 2012 heeft de heer [O] ten behoeve van de personeelfunctionaris een verslag gemaakt van het vervolggesprek dat 10 april 2012 heeft plaatsgevonden. In het verslag staat onder meer het volgende vermeld:
(…) Hij (= [verweerder], toevoeging kantonrechter) opende met te zeggen dat hij die ochtend na lang denken en zoeken op internet tot de conclusie was gekomen dat hij dichtbij of al in een burn out zit. Deze burn out heeft zich opgebouwd vanaf november vorig jaar toen duidelijk werd dat [W] Pharmaline ging verlaten. Voor hem was en is [naam] de enig juiste persoon om Pharmaline aan te sturen en zijn vertrek heeft bij [naam] blijkbaar te stoppen doen springen. Hij gaf aan vanaf die tijd zijn best te hebben gedaan om te wennen aan de nieuwe situatie maar is nu tot de conclusie gekomen dat hij de afgelopen tijd gevlucht is in het werk en (vergeefs) geprobeerd heeft de veranderingen te accepteren. (…) [naam] was in de afgelopen week wel duidelijk geworden dat een terugkeer binnen het bedrijf geen optie meer is (behalve als het bedrijf verkocht wordt en de nieuwe eigenaar het met hem zou zien zitten). Op zijn verzoek heb ik hem vervolgens de contouren van het beeindigingstraject geschetst: [naam] blijft tot nader order vrijgesteld van werk (..).
3. Het verzoek
3.1 Pharmaline verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de kortst mogelijke termijn op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7:685 BW.
3.2 De gewichtige redenen zijn gelegen in een verandering van omstandigheden, hieruit bestaande dat gebleken is dat [verweerder] geen vertrouwen meer heeft in Pharmaline en de dienstbetrekking wil beëindigen. Een en ander hangt samen met het eerdere vertrek van [W] waardoor onvrede en negatief gedrag is ontstaan bij [verweerder]. Als voorbeeld noemt Pharmaline de weigering van [verweerder] om deel te nemen aan een discussie over tariefsystemen. Partijen hebben gesproken over een vertrekregeling, maar konden geen overeenstemming bereiken.
4. Het verweer
4.1 [verweerder] stelt zich primair op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden dient te worden, omdat zijn belang zich daartegen verzet. Subsidiair, voor het geval het wel tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst komt, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding ad € 65.812,50 of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, waarbij rekening gehouden dient te worden met de anciënniteit uit zijn vorige dienstverband.
4.2 [verweerder] stelt dat met Pharmaline een verschil van inzicht is gerezen over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden moet verrichten. Met het vertrek van [W], die [verweerder] in 2009 heeft overgehaald om bij Pharmaline te komen werken, is een volstrekt andere organisatie ontstaan. De organisatie wordt steeds bureaucratischer waarbij naar de mening van [verweerder] het belang van de patiënt niet meer prefereert, maar winstmaximalisatie. Hierdoor kan [verweerder] zijn functie niet meer goed uitoefenen en is bij [verweerder] de verwachting ontstaan dat hij in de toekomst zal moeten handelen in strijd met de regels zoals neergelegd in het Professioneel Statuut en de Beroepscode.
4.3 Pharmaline heeft geen enkel verbetertraject of andere vorm van begeleiding om verdere vruchtbare samenwerking te bewerkstelligen, opgestart. Partijen waren met elkaar in overleg om een, voor beide partijen acceptabele, exit regeling te treffen, en, na enkele gesprekken, trekt Pharmaline reeds de stekker uit de onderhandelingen en wil zij de arbeidsovereenkomst, zonder enige vergoeding, beëindigen.
5. De beoordeling
5.1 In zijn verweerschrift heeft [verweerder] zich weliswaar primair op het standpunt gesteld dat het ontbindingsverzoek afgewezen dient te worden, maar tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat ook [verweerder] van mening is dat de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden. Gelet op de omstandigheid dat partijen reeds met elkaar in overleg waren over een vertrekregeling en het de kantonrechter uit het verhandelde ter zitting duidelijk is geworden dat een constructieve samenwerking tussen partijen niet meer tot de mogelijkheden behoort, zal tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7:685 lid 2 BW, worden overgegaan.
5.2 De vraag die vervolgens aan de orde komt is of er aanleiding bestaat om [verweerder] een vergoeding toe te kennen. In dit kader is van belang hoe de verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan en wie daar (in overwegende mate) voor verantwoordelijk is.
5.3 Pharmaline heeft verwezen naar de gesprekken die op 3 en 10 april 2012 hebben plaatsgevonden en verwijst daartoe naar de verslagen van die gesprekken. Ter zitting heeft Pharmaline vervolgens een beeld geschetst van [verweerder] als zijnde een eigengereide werknemer die zich niet wenst te conformeren aan het beleid van de onderneming. Zij heeft dit geïllustreerd middels citaten uit gespreksverslagen van eind 2011 en door te stellen dat [verweerder] ook in de vorige organisatie waar hij werkzaam is geweest, de [M] apotheek, weinig loyaal is geweest aan die organisatie.
5.4 [verweerder] daarentegen is van mening dat de oorzaak van de problemen is gelegen in de omstandigheid dat Pharmaline een andere koers is gaan varen sinds het aangekondigde vertrek van [W]. Het belang van de patiënt staat niet langer meer voorop, maar de winstgevendheid van de onderneming. Dit is een koers die onverenigbaar is met dat wat van een apotheker kan en mag worden verwacht.
5.5 De kantonrechter is van oordeel dat het beeld dat partijen hebben geschetst over de oorzaak van hun verstoorde arbeidsrelatie zo zeer uiteenloopt, dat in het kader van deze ontbindingsprocedure geen helderheid kan worden verkregen. Hieraan is mede debet dat in het verzoekschrift en het verweerschrift nauwelijks op de achtergrond van het ontstane geschil wordt ingegaan en ter zitting stellingen worden ingenomen die niet nader onderbouwd zijn middels stukken, terwijl die stellingen wel door de wederpartij worden betwist. Uit de wel bij het verzoekschrift gevoegde verslagen van de gesprekken die op 3 en 10 april 2012 hebben plaatsgevonden en die eenzijdig door Pharmaline zijn opgesteld, blijkt weinig tot niets over de achtergrond van het conflict. Wel is het de kantonrechter duidelijk geworden dat met het vertrek van [W] bij Pharmaline een nieuwe periode is aangebroken met de nodige onrust binnen de organisatie en dat partijen ter zitting niet het achterste van hun tong hebben laten zien.
5.6 Nu gelet op grond van het voorgaande niet duidelijk is geworden in welke mate partijen hebben bijgedragen aan het ontstaan van de verstoorde arbeidsrelatie, komt het de kantonrechter billijk voor aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen van € 30.000,00. Hierbij is rekening gehouden met de lengte van het dienstverband van [verweerder] bij Pharmaline, de leeftijd van [verweerder] en alle overige omstandigheden. Er bestaat geen aanleiding om rekening te houden met de anciënniteit van [verweerder] uit zijn vorige dienstverband. In de eerste plaats omdat niet gebleken is dat [verweerder] hier is ‘weggelokt’, terwijl bovendien [verweerder], op het moment van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bijna drie jaren in dienst is geweest bij Pharmaline zodat van een kort dienstverband waardoor onverkorte toepassing van de kantonrechtersformule geen recht zou doen aan de situatie, geen sprake is.
5.7 Nu een vergoeding zal worden toegekend, zal Pharmaline in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken. Gaat zij daartoe over, dan dient zij de kosten van het geding te dragen. Handhaaft zij het verzoek, dan worden de kosten van deze procedure tussen partijen gecompenseerd.
Stelt Pharmaline in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door dit vóór 1 juli 2012 schriftelijk aan de griffier van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede te berichten.
Veroordeelt in het geval het verzoekschrift wordt ingetrokken Pharmaline in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde.
Indien het niet tot een intrekking komt:
a. ontbindt de tussen Pharmaline en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 juli 2012 en kent in dat geval aan [verweerder] ten laste van Pharmaline een vergoeding toe van € 30.000,00 bruto;
b. compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven te Enschede door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en op
18 juni 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.