ECLI:NL:RBALM:2012:BW8090

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-710942-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op woning met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 12 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten een gewapende overval heeft gepleegd op een woning aan de Dennenbosweg in Hengelo (O). De overval vond plaats in de nacht van 12 op 13 december 2011, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de woning binnendrongen met het oogmerk van diefstal. Tijdens de overval werd de bewoonster, [slachtoffer], bedreigd met een mes en werd er een geldbedrag van 200 euro weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen consistent waren en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten bij de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, wat strafbaar is gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 1.950,=, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en cognitieve beperkingen.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710942-11
Datum vonnis: 12 juni 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
]verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel – HvB De Karelskamp
te Almelo, Bornsestraat 333.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 mei 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. V.M. Weski, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen een overval op een woning aan de Dennenbosweg in Hengelo (O) heeft gepleegd, waarbij geld en/of goederen zijn weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 december 2011, althans in de periode van 12 december
2011 tot en met 13 december 2011, omstreeks 00.00 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de Dennenbosweg heeft weggenomen een geldbedrag van 200 euro en/of een blackberry, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) zich - voorzien van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp - naar de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of aldaar heeft/hebben aangebeld en/of zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of vastgehouden en/of een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp op/in het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of gedrukt (gehouden) en/of die [slachtoffer] naar binnen heeft/hebben geduwd en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer] hem/hen geld moest geven en/of die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de wang en/althans in het gezicht heeft/hebben gesneden.
SUBSIDIAIR terzake dat verdachte aan voornoemd feit medeplichtig is geweest dan wel voornoemd feit heeft uitgelokt;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden dat aan verdachte, conform het advies van de reclassering, naast verplicht reclasseringstoezicht, elektronisch toezicht, een meldingsgebod en een locatiegebod wordt opgelegd, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij dient volledig te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente, waarbij de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte is samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op
13 december 2011, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, zonder toestemming van de bewoonster, de woning van [slachtoffer] aan de Dennenbosweg in Hengelo (O) ingegaan. [medeverdachte 2] had een mes bij zich. In de woning van [slachtoffer] heeft [medeverdachte 2] een mes tegen haar keel gehouden.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat er geld of andere goederen zijn weggenomen. Subsidiair verzoekt zij aan verdachte een lagere straf op te leggen dan gevorderd.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het primair tenlastelegde bewezen kan worden.
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat er op 13 november 2011 rond middernacht aan de voordeur van haar woning werd gebeld. Zij zag de haar bekende [medeverdachte 2] samen met verdachte en nog een andere jongen, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 3], hard naar boven lopen en weigerde hen de toegang tot haar woning. Ze zag dat [medeverdachte 2] zijn linkervoet tussen de deur zette en met kracht de voordeur opensloeg waardoor er binnen een kastdeur werd vernield. [medeverdachte 2] greep haar vervolgens bij de keel en zette een mes op haar keel. [slachtoffer] kreeg geen lucht en kon niet praten. Vervolgens drukte [medeverdachte 2] [slachtoffer] naar binnen en vroeg hij haar om geld. [slachtoffer] zag dat ook verdachte en een derde man naar binnen gingen. [slachtoffer] hoorde [medeverdachte 2] tegen verdachte en de derde persoon zeggen dat [slachtoffer] geld in huis had en dat zij de woning moesten doorzoeken. Al die tijd hoorde zij [medeverdachte 2] zeggen dat zij hem geld moest geven. [medeverdachte 2] riep ook steeds: “zoeken jongens, zoek overal”. Op enig moment voelde aangeefster dat [medeverdachte 2] haar vast greep, hij het mes op haar rechterwang zette en een snijbeweging maakte. [slachtoffer] voelde en zag dat [medeverdachte 2] haar met het mes in haar wang sneed. Aangeefster hoorde verdachte zeggen: “dacht je nou echt dat ik jou geloofde dat je geen geld hebt?”. [slachtoffer] heeft in haar aangifte tevens verklaard dat er door een van de verdachten geld is weggenomen. Zij had 200 euro gekregen van familie en vrienden om boodschappen voor haar verjaardag te doen. Het waren bankbiljetten van 50, 20 en 10 euro. Het geld lag op tafel.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] wordt in grote lijn bevestigd door de verklaringen van verdachte en zijn mededaders, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn voet tussen de deur van [slachtoffer] heeft gezet en de deur verder open heeft geduwd. Ook verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat [medeverdachte 2] zijn voet tussen de deur zette en de deur open drukte. Vervolgens zag verdachte dat [slachtoffer] door [medeverdachte 2] bedreigd werd met een mes en hoorde hij dat [medeverdachte 2] tegen hem en [medeverdachte 3] zei dat ze naar geld moesten zoeken. Verdachte heeft daarop in een laadje gekeken. Ook medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] [medeverdachte 2] niet binnen wilde laten en dat [medeverdachte 2] haar daarop een mes op de keel heeft gezet. [medeverdachte 3] stond op dat moment achter verdachte en verdachte stond achter [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] was die avond in zijn auto samen met verdachte en [medeverdachte 2] naar Hengelo gereden. Het ging mis zodra ze de woning van [slachtoffer] in gingen. Een van hen zette een mes op de keel van het meisje en vroeg haar om geld. In de auto hoorde [medeverdachte 3] dat iemand geld uit de woning had meegenomen. [medeverdachte 3] had het geld zien liggen toen hij de woning binnen kwam. Het was papiergeld. Verdachte liet het geld in de auto aan [medeverdachte 3] zien. [medeverdachte 3] heeft een paar tientjes gekregen om te tanken. Het overgebleven geld werd onderling verdeeld.
De ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige] heeft verklaard dat hij die avond in de woning van [slachtoffer] was en heeft gezien dat [medeverdachte 2] met zijn handen om de keel van [slachtoffer] en een mes tegen de keel van [slachtoffer] naar binnen liep. [getuige] hoorde [medeverdachte 2] schreeuwen dat hij geld wilde hebben en naar de andere twee jongens roepen dat ze geld moesten gaan zoeken. Ook heeft hij gezien dat [medeverdachte 2] een mes met een adelaartje op de hals van [slachtoffer] heeft gehouden. [getuige] heeft gezien dat [medeverdachte 2] het mes op de wang van [slachtoffer] heeft gedrukt waardoor er een snee op haar gezicht kwam.
Betrouwbaarheidsverweer
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] niet als bewijsmiddel gebruikt mag worden omdat zij herhaaldelijk heeft ontkend dat getuige [getuige] ten tijde van de overval in de woning aanwezig was. Ook werd door aangeefster ontkend dat zij eerder een relatie heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 2]. Aangeefster heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] haar met een mes in het gezicht heeft gesneden, hetgeen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] unaniem wordt ontkend. Ook dit maakt dat de verklaring van aangeefster als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt omtrent het betrouwbaarheidsverweer als volgt.
Van de onbetrouwbaarheid dan wel ongeloofwaardigheid van de verklaringen van aangeefster is de rechtbank niet gebleken. Aangeefster heeft weliswaar bij de politie bij herhaling niet verklaard dat haar neef [getuige] ten tijde van de overval in de woning aanwezig was, maar haar verklaringen zoals afgelegd bij de rechter-commissaris en eerder bij de politie zijn gedetailleerd en innerlijk consistent en komen op onderdelen overeen met de verklaringen van verdachte en de medeverdachten. De verklaringen versterken elkaar over en weer op belangrijke onderdelen, zoals de rolverdeling bij het plegen van de feiten, het tijdstip en het gepleegde geweld tijdens de overval. Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat zij de aanwezigheid van [getuige] eerder heeft verzwegen omdat [getuige] daar zelf om had gevraagd en zij geen oudere mensen in haar woning mag laten overnachten. [getuige] is ter terechtzitting als getuige gehoord en heeft onder ede verklaard dat hij aangeefster had verzocht zijn aanwezigheid ten tijde van de overval niet kenbaar te maken omdat hij nog in een proeftijd liep. Het standpunt van de verdediging dat aangeefster vanwege een verbroken relatie uit rancune een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit klemt temeer nu [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte unaniem hebben verklaard dat er geweld is gebruikt tegen aangeefster [slachtoffer]. De rechtbank ziet om die reden eveneens geen reden te twijfelen aan de verklaring van aangeefster omtrent het in haar gezicht toegebrachte letsel. Naast de verklaring van aangeefster en getuige [getuige] bevat het dossier foto’s waarop bedoeld letsel in het gezicht van aangeefster zichtbaar is. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gang van zaken, zoals door aangeefster is geschetst. De verklaringen van aangeefster kunnen daarom - anders dan door de verdediging is bepleit - voor het bewijs gebezigd worden.
Diefstal
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw dat vrijspraak voor de diefstal moet volgen nu niet bewezen kan worden dat er geld of goederen zijn weggenomen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit zowel de aangifte als uit de ter terechtzitting afgelegde verklaring van getuige [getuige], leidt de rechtbank af dat er door verdachte of zijn mededaders een bedrag van 200 euro is weggenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen, mede gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] dat hij wist dat er vanuit de woning geld is weggenomen. De lezing van de verdediging dat de neef van aangeefster mogelijk het geld heeft weggenomen acht de rechtbank niet aannemelijk. Ook is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat verdachte die avond geld zou hebben gepind. Gelet op de verklaring van zowel [medeverdachte 3] als verdachte dat zij van [medeverdachte 2] naar geld moesten zoeken, er later in de auto werd gezegd dat iemand papiergeld had meegenomen, verdachte geld aan [medeverdachte 3] liet zien en er in de auto tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte geld werd verdeeld, staat voldoende vast dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] of verdachte de aan aangeefster toebehorende 200 euro hebben gestolen.
Medeplegen
Door de advocaat is (subsidiair) aangevoerd dat van medeplegen geen sprake kan zijn, noch van medeplichtigheid dan wel uitlokking. Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Nauwe samenwerking betekent niet dat de medeplegers een gelijk aandeel moeten hebben in de uitvoering van het delict. De samenwerking kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij aangeefster kende en zijn spullen bij haar wilde ophalen. Omdat de relatie tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] moeizaam verliep heeft [medeverdachte 2] verdachte geïnstrueerd met [slachtoffer] te pingen waarna ze gezamenlijk met de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] naar de woning van [slachtoffer] [slachtoffer] zijn gereden. [slachtoffer] heeft [medeverdachte 2] de toegang tot haar woning geweigerd waarna hij en [slachtoffer] tegen elkaar zijn gaan schreeuwen en [medeverdachte 2] haar heeft bedreigd met een mes. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 3] waren getuige van het geweld tegen [slachtoffer] maar zijn desondanks vervolgens en zonder protest de woning ingegaan. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] de aanmerkelijke kans op het gebruik van verder geweld door [medeverdachte 2] ten opzichte van [slachtoffer] willens en wetens hebben aanvaard. De rechtbank stelt bovendien vast dat zowel verdachte als [medeverdachte 3] zich niet van de gewelddadige gedragingen van [medeverdachte 2] hebben gedistantieerd door weg te gaan terwijl niet aannemelijk is geworden dat de mogelijkheid daartoe voor hen niet heeft opengestaan. Op enig moment heeft [medeverdachte 2] verdachte en [medeverdachte 3] verzocht te zoeken naar geld en is een situatie ontstaan waarin het oogmerk van [medeverdachte 2] zich niet alleen uitstrekte over de geweldpleging ten opzichte van [slachtoffer], maar ook over de wederrechtelijke toe-eigening van geld. Verdachte en [medeverdachte 3] zagen dat [slachtoffer] [slachtoffer] op dat moment nog steeds door [medeverdachte 2] met een mes werd bedreigd teneinde die bedreiging instrumenteel te doen zijn van de voorgenomen diefstal. Vervolgens hebben zowel verdachte als [medeverdachte 3] op verzoek van [medeverdachte 2] in de woning gezocht naar geld. [medeverdachte 3] heeft later bij de politie verklaard dat hij geld heeft zien liggen op tafel. In de auto hoorde [medeverdachte 3] dat iemand geld had meegenomen uit de woning en liet verdachte geld aan [medeverdachte 3] zien. Verdachte had het geld gevonden op de tafel. [medeverdachte 3] had het geld zelf ook zien liggen en kreeg een paar tientjes om te tanken. Het overige geld hebben [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte onderling verdeeld.
Gezien de voorgaande gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor en tijdens en na het plaatsvinden van de overval en de daarbij gevolgde werkwijze, hebben [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en verdachte met betrekking tot het feit zodanig nauw en bewust samengewerkt dat zij alle drie afzonderlijk als medepleger van diefstal met geweld dienen te worden aangemerkt.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierna vermeld.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 december 2011, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de Dennenbosweg heeft weggenomen een geldbedrag van 200 euro, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders zich - voorzien van een mes - naar de woning van die [slachtoffer] hebben begeven en aldaar hebben aangebeld en zich de toegang tot die woning hebben verschaft en die [slachtoffer] bij de keel hebben gegrepen en vastgehouden en een mes op/in het gezicht van die [slachtoffer] hebben gezet en gedrukt gehouden en die [slachtoffer] naar binnen hebben geduwd en tegen die [slachtoffer] hebben gezegd - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer] hen geld moest geven en die [slachtoffer] met een mes in de wang hebben gesneden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte bepleit – indien bewezen – aan verdachte in plaats van detentie elektronisch toezicht op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank neemt in het bijzonder de volgende factoren in aanmerking.
- Strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. De in de woning aanwezige jonge vrouw en haar neef werden laat op de avond geconfronteerd met drie mannen die de woning binnendrongen. De vrouw werd een mes op de keel gezet, zij werd bedreigd en er werd met het mes een snee in haar wang toegebracht. Ook werd er geld weggenomen. De overval vond plaats rond middernacht in een woning, een plaats waar men zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven een grote emotionele impact hebben op de slachtoffers. Die impact blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring. De verdachten hebben niet stil gestaan bij de gevolgen van hun handelen voor de jonge vrouw. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde en draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
- Uitgangspunt
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS). Daarin staat dat bij een overval op een woning waarbij sprake is van licht geweld en/of bedreiging een gevangenisstraf van drie jaar past.
Verdachte heeft - ondanks het feit dat hij formeel juridisch als medepleger wordt aangemerkt – bij de overval een ondergeschikte rol gehad en zelf geen geweldshandelingen jegens het slachtoffer gepleegd. De rechtbank zal voorts rekening houden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat er volgens het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 27 april 2012 bij verdachte sprake zou zijn van cognitieve beperkingen. In deze factoren ziet de rechtbank aanleiding de op te leggen straf te matigen.
De rechtbank is evenwel op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Een andere straf dan een gevangenisstraf doet geen recht aan de gevolgen die de overval op het slachtoffer heeft gehad. Conform het advies van de reclassering, zal de rechtbank aan verdachte reclasseringstoezicht en elektronisch toezicht opleggen. De rechtbank acht tevens termen aanwezig om een meldingsgebod op te leggen.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [slachtoffer], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 1.950,= (negentienhonderdenvijftig euro], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 13 december 2011.
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Weggenomen geldbedrag € 200,=;
- een immateriële schadevergoeding ad € 1.750,=.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf
13 december 2011. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
12. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde na ommekomst van de detentie – en na een schriftelijke oproep daartoe – een afspraak maakt voor het toezichtspreekuur bij Reclassering Nederland, locatie Almelo (Schouwburgplein 15 te Almelo). Dit spreekuur vindt plaats op maandag- en donderdagmiddag tussen 13.30 en 16.30 uur. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd door Reclassering Nederland bepaalde periode blijven melden zo frequent als en op de tijden dat Reclassering Nederland dat gedurende deze proeftijd nodig acht;
- beveelt dat veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde (algemene- en) bijzondere voorwaarde(n). Verdachte zal er rekening mee moeten houden dat hij mee moet werken aan een vastgesteld dagprogramma. Dit kan bestaan uit werk, opleiding, of een andere door Reclassering goedgekeurde invulling bij “De Keet” of een soortgelijke instelling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.950,= (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2011) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde primaire feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.950,= ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 29 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2012.
Buiten staat
Mr. Ellenbroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.