ECLI:NL:RBALM:2012:BW7412

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128332 / KG ZA 12-84
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschillen en wanprestatie in samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo werd behandeld, ging het om een kort geding tussen CINC Solutions B.V. en een gedaagde partij over auteursrecht en wanprestatie. CINC, een bedrijf dat machines produceert, vorderde een bevel aan de gedaagde om onmiddellijk te stoppen met inbreuken op haar auteursrechten, met name met betrekking tot de CS250 vloeistofseparator. De partijen hadden eerder een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin ook een geheimhoudingsverklaring was opgenomen. CINC stelde dat de gedaagde vertrouwelijke informatie had gedeeld met derden en dat er geen medewerking was verleend aan de overdracht van eigendommen, waaronder tekeningen en projectmappen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vraag wie rechthebbende was op de tekeningen niet in het kort geding kon worden beantwoord, en dat de vorderingen van CINC onvoldoende waren onderbouwd. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van wanprestatie en dat de vorderingen van CINC moesten worden afgewezen. CINC werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.391,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 30 mei 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 128332 / KG ZA 12-84
Vonnis in kort geding van 30 mei 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CINC SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
eiseres,
advocaten mrs. M.W. Rijsdijk en M. Wiegerinck te Doetinchem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L. Bezoen te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘Cinc’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Cinc
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte hebben partijen vonnis verzocht. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Cinc ontwikkelt en produceert machines, waaronder vloeistofseparatoren met als typeaanduiding CS250, en CS250 PUR.
2.2. [Gedaagde] vervaardigt machines en onderdelen daarvan.
2.3. In januari 2006 hebben partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten
betreffende de exclusieve productie van vloeistofseparatoren door [gedaagde] voor Cinc.
2.4. Partijen hebben in dat kader een geheimhoudingsverklaring gesloten. Daarin zijn
partijen onder meer overeengekomen dat het [gedaagde] niet is toegestaan vertrouwelijke informatie van Cinc aan derden te openbaren.
2.5. Halverwege 2010 hebben partijen de samenwerking beëindigd.
2.6. Partijen hebben afspraken gemaakt over de ontvlechting van de samenwerking, waaronder de betaling van nog aanwezige voorraad bij [gedaagde], afgifte van gespecificeerde zaken en informatiedragers.
2.7. Partijen hebben nadien over en weer gecorrespondeerd over de uitvoering van de in het kader van de ontvlechting van hun samenwerking gemaakte afspraken. De uitvoering geschiedde niet naar tevredenheid van Cinc.
2.8. Op 20 maart 2012 trof de directeur van Cinc bij [X]
(hierna: [X]), een tussenhandelaar van Cinc, een rotor aan van een CS250 separator.
2.9. De raadsman van Cinc sommeerde [gedaagde] vervolgens tot stopzetting van de door haar gestelde wanprestatie en onrechtmatige gedragingen, waarop [gedaagde] heeft gereageerd, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot het inleiden maken van onderhavig kort geding door Cinc.
3. Het geschil
3.1. Cinc vordert samengevat - een bevel aan [gedaagde] om onmiddellijk elke inbreuk op de auteursrechten van Cinc te staken, alsmede elke andere onrechtmatige gedraging jegens Cinc, meer in het bijzonder ieder (doen) produceren van de CS250 vloeistof separator, dan wel onderdelen daarvan zoals de rotor. Daarnaast vordert Cinc afgifte van gegevens, aan wie [gedaagde] volgens haar vertrouwelijke informatie heeft verstrekt, alsmede afgifte van alle eigendommen van Cinc, waaronder tekeningen en onrechtmatige kopieën daarvan, zoals de CS250 of de CS250 rotor, een en ander zoals gespecificeerd in de dagvaarding, alles op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten ex artikel 1019h Rv.
3.2. [Gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang. Cinc is ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2. De vraag die in dit geding dient te worden beantwoord is, of er sprake is
van wanprestatie aan de zijde van [gedaagde], meer in het bijzonder of [gedaagde] de geheimhoudingsovereenkomst, dan wel de nadien gemaakte ontvlechtingafspraken, heeft geschonden. Cinc stelt daartoe dat [gedaagde] zonder toestemming van Cinc vertrouwelijke informatie en eigendommen van Cinc aan derden heeft verstrekt. Voorts weigert [gedaagde] alle eigendommen, bestaande uit tekeningen en projectmappen, over te dragen aan Cinc, aldus Cinc. [Gedaagde] betwist dat er sprake is van de door Cinc vermeende schending: zij heeft geen separatoren geproduceerd zonder toestemming van Cinc. Voorts betwist zij dat zij geen medewerking heeft verleend aan het overdragen van alle tekeningen en eigendommen van Cinc. [Gedaagde] stelt voorts dat zij Cinc tevergeefs expliciet heeft gevraagd om opgave te doen van de tekeningen en eigendommen die Cinc mist.
4.3. De voorzieningrechter stelt voorop dat de vraag wie van partijen (auteursrechtelijk gezien) rechthebbende is van de in het geding zijnde tekeningen met betrekking tot de Cinc vloeistofseparatoren in het bestek van dit kort geding niet worden beantwoord. Partijen verschillen wezenlijk van mening wie van beiden rechthebbende is op deze tekeningen. [Gedaagde] heeft betwist dat Cinc rechthebbende is. Het staat onvoldoende vast (en kan in kort geding ook onvoldoende komen vast te staan) welke tekeningen auteursrechtelijk gezien toebehoren aan Cinc. De uiteenlopende stellingen van partijen hieromtrent zullen nader onderzocht dienen te worden in een bodemprocedure. Een kort gedingprocedure leent zich daar niet voor. Dat betekent dat in dit kort geding ook niet kan worden geconstateerd of er sprake is van een inbreuk op die intellectuele eigendomsrechten door het kopiëren van de tekeningen dan wel produceren van separatoren/rotors . De gevorderde staking van de gestelde inbreuk dient dan ook reeds om die reden te worden afgewezen.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt over de gestelde wanprestatie het volgende.
De stellingen van Cinc komen neer op de vrees aan de zijde van Cinc voor het achterhouden van informatie door [gedaagde] met de kennelijke bedoeling zelf separatoren te gaan produceren. Volgens Cinc heeft [gedaagde] vertrouwelijke informatie aan derden verstrekt, heeft [gedaagde] zonder toestemming van Cinc separatoren geproduceerd en heeft zij, in het verlengde daarvan, niet alle tekeningen en (overige) eigendommen aan Cinc overgedragen. Cinc heeft ter zitting toegelicht dat de vrees voornamelijk is ingegeven door het aantreffen door haar directeur van een rotor van een CS250 separator bij [X]. Het vermoeden is gerezen dat dit nog slechts ‘het topje van de ijsberg’ is.
Cinc heeft nagelaten te stellen welke vertrouwelijke informatie en voorts aan wie [gedaagde] deze zou hebben verstrekt. Het lag op de weg van Cinc om voldoende feiten en omstandigheden te stellen die aannemelijk maken dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van verplichtingen aan de zijde van [gedaagde]. Nu Cinc haar stellingen niet nader heeft onderbouwd - ook niet nadat daarnaar ter zitting expliciet is gevraagd - dan dat zij de tekeningen met betrekking tot CS250 PUR mist en de daarbij behorende matrijstekening, heeft Cinc haar vordering op dit punt onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Daar komt bij dat partijen twisten over wie (auteursrechtelijk gezien) rechthebbende is van de zojuist bedoelde tekeningen, waarop - zoals hiervoor onder 4.3. reeds overwogen -, in dit kort geding geen antwoord kan worden gegeven. [Gedaagde] heeft tot slot ter zitting verklaard dat (financiële) afspraken kunnen worden gemaakt over overdracht van de (in opdracht van Cinc vervaardigde) rotor.
4.5. Het antwoord op de vraag of de SPMA Leveringsvoorwaarden van toepassing zijn
op de tussen partijen gesloten overeenkomsten en of [gedaagde] uit dien hoofde al dan niet boetes (Cinc vordert een dwangsom, maar de voorzieningenrechter begrijpt uit haar stellingen dat ze de contractuele boete bedoelt te vorderen) heeft verbeurd komt dan ook niet aan de orde, zodat de stellingen van partijen die daarop zien, onbesproken kunnen blijven.
4.6. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat, nu Cinc ook voor het overige geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die aannemelijk maken dat [gedaagde] onrechtmatig gehandeld heeft jegens haar, al dan niet in de vorm van slaafse nabootsing, de vordering ook op die grondslag dient te worden afgewezen.
4.7. Het voorgaande brengt tevens mee dat een spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen ontbreekt. Van Cinc kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De vorderingen dienen alle te worden afgewezen.
4.8. Cinc zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [Gedaagde] heeft gevorderd om de wederpartij te veroordelen in de redelijke en evenredige kosten van het geding, een en ander conform artikel 1019h Rv. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dienen de proceskosten te worden beoordeeld naar het gemene recht, nu een inhoudelijke beoordeling van de intellectuele eigendomsrechtelijke aspecten van deze zaak achterwege is gebleven. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.391,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Cinc in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.391,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.