ECLI:NL:RBALM:2012:BW6654

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710719-11 en 08/720489-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1951 en verblijvende in P.I. Overijssel, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 augustus 2011 op een camping in Frankrijk ontuchtige handelingen had gepleegd met een jongen die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, die de verdachte in de sauna en doucheruimte hadden gezien. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen consistent waren en voldoende steun boden voor de bewezenverklaring. Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van het bezit van kinderpornografisch materiaal, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich bewust was van het bezit ervan. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling op, omdat de veiligheid van anderen dit vereiste. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door zijn moeder, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummers: 08/710719-11 en 08/720489-12
Datum vonnis: 25 mei 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1951] in [geboorteplaats],
nu verblijvende in P.I. Overijssel, HvB De Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 januari 2012, 20 maart 2012, 27 april 2012 en 14 mei 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Gravendeel, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de zaak met parketnummer 08/710719-11 ontucht heeft gepleegd met een jongen die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en dat hij in de zaak met parketnummer 08/720489-12 kinderporno in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08/710719-11 aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te Mejannes le Clap, Frankrijk, met een jongen genaamd [slachtoffer] [1998], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken van de schouder en/of de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of het pijpen van die [slachtoffer] en/of het aftrekken en/of het betasten van het geslachtsdeel en/of het betasten van en/of knijpen in de billen van die [slachtoffer] en/of het (daarbij) zichzelf aftrekken ten overstaan van die [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08/720489-12 aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 26 september 2011, in Eindhoven en/of Soesterberg en/of Best en/of Den Haag, in elk geval in Nederland en/of in Bad Honnef , in elk geval in Duitsland, één of meermalen (telkens) een (aantal) afbeelding(en), te weten 14, althans een of meer, foto('s) en/of dia('s) en/althans (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten een laptop) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of/althans in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) bestond(en) uit (onder meer) - zakelijk weergegeven -:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij die (perso(o)n(en) in (een) (erotisch getinte) houding(en) poseert/poseren die niet bij zijn/hun leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling, en/of
- het (daarbij/vervolgens) betasten/aanraken/vasthouden van een (stijve) penis en/of het masturberen (door zichzelf), van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder beide parketnummers tenlastegelegde bewezen te verklaren en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
In de zaak met parketnummer 08/710719-11 heeft de officier van justitie tevens toewijzing van de vordering van de benadeelde partij onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
In de zaak met parketnummer 08/720489-12 heeft de officier van justitie ten aanzien van het beslag gevorderd dat de inbeslaggenomen dia’s worden onttrokken aan het verkeer en voorts dat de laptop wordt verbeurd verklaard, na het verwijderen van de daarop aanwezige kinderpornografische afbeelding(en).
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De zaak met parketnummer 08/720489-12
5.1 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Op een in de woning van verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen laptop is één bestand met een kinderpornografische afbeelding aangetroffen, niet zijnde een automatisch internetbestand dat bovendien voor de gebruiker eenvoudig benaderbaar was. Ook zijn in de woning van verdachte 13 dia’s bevattende kinderporno aangetroffen .
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte de dia’s en de afbeelding in bezit heeft gehad, nu de afbeelding zich op de laptop van verdachte bevond en de dia’s en de laptop in de woning van verdachte zijn aangetroffen. De tenlastegelegde periode dient volgens de officier van justitie te worden beperkt van het moment van verhuizing naar [woonplaats] in februari 2011 tot het moment in september 2011 waarop de kinderporno in verdachte’s woning is aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Volgens de verdediging is de enige aan verdachte verweten afbeelding op de laptop aangetroffen in een bestand waar verdachte het niet gemakkelijk kan vinden. Ook is niet vast te stellen dat verdachte die afbeelding opzettelijk op de laptop heeft gehad en er is ook geen sprake van het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op bezit van kinderporno. Verdachte heeft er na de wetswijziging in 2004 voor gezorgd dat alle kinderpornografische afbeeldingen zijn verwijderd en verdachte heeft aan het onderzoek van de politie steeds meegewerkt, omdat hij met zekerheid meende te weten dat er geen kinderpornografische afbeeldingen (meer) op de laptop stonden. De aangetroffen afbeelding heeft verdachte vermoedelijk per abuis verzuimd te verwijderen. In ieder geval was hij zich niet bewust van het bezit ervan, zodat hem geen verwijt kan worden gemaakt.
Ten aanzien van de aangetroffen dia’s heeft de verdediging betoogd dat verdachte niet weet hoe de dia’s in de lenzenkoker zijn terechtgekomen. Verdachte is in februari 2011 hals over kop naar Duitsland vertrokken en heeft zijn spullen door een verhuisbedrijf vanuit [oude woonplaats] naar [woonplaats] laten komen. Verdachte herkent de lenzenkoker niet en is er na de inbeslagneming niet mee geconfronteerd. Ook is niet aannemelijk dat verdachte de dia’s zelf heeft gemaakt, want gezien de leeftijd van de kinderen zijn deze voor verdachte niet interessant. Tot slot stelt de verdediging dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze dia’s opzettelijk, dat wil zeggen willens en wetens, in zijn bezit heeft gehad, hetgeen noodzakelijk is om tot een bewezenverklaring te komen.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is dat hij veertien afbeeldingen bevattende kinderporno in zijn bezit heeft gehad. Zoals uit de vaststaande feiten naar voren komt zijn deze afbeeldingen aangetroffen in de woning van verdachte in [woonplaats] , waar verdachte sinds februari 2011 verbleef. Nu er daarnaast geen bewijsmiddelen zijn die duiden op eerder bezit van de afbeeldingen is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de tenlastelegging dient te worden beperkt van het moment van verhuizing naar [woonplaats] in februari 2011 tot het moment in september 2011, het moment waarop de afbeeldingen bij verdachte zijn aangetroffen.
Gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 28 februari 2006, NJ 2006, 179) stelt de rechtbank voorop dat de woorden ‘in bezit heeft gehad’ in de tenlastelegging klaarblijkelijk zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt aan de daarmee overeenstemmende bewoordingen van art. 240b lid 1 Sr. Aangenomen moet worden dat het in bezit hebben van een afbeelding of gegevensdrager als in art. 240b Sr bedoeld slechts strafbaar is indien sprake is van opzettelijk bezit, dat wil zeggen dat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat hij kinderpornografisch materiaal in zijn bezit had. Slechts in dat geval kan van hem verlangd worden dat hij er afstand van doet en kan hem, wanneer hij dat nalaat, van het bezit een verwijt worden gemaakt.
De rechtbank is, gelet op de verklaring van verdachte die de rechtbank op voorhand niet ongeloofwaardig voorkomt, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte zich ervan bewust was dat hij kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit had. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte opzettelijk, te weten willens en wetens, de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad in de periode van februari 2011 tot en met september 2011. Evenmin kan op basis van uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden gezegd worden dat verdachte zich in die periode heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat hij kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. Op grond hiervan dient voor dit feit vrijspraak te volgen.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De zaak met parketnummer 08/710719-11
5.5 De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen .
Zowel verdachte als [slachtoffer] waren op 12 augustus 2011 op de camping [naam camping] in Mejannes le Clap in Frankrijk met vakantie. Verdachte heeft op die dag [slachtoffer], een licht getinte jongen, ontmoet in de sauna samen met twee andere jongens en een meisje .
[slachtoffer] zat linksboven in de sauna en verdachte is naast hem gaan zitten. Verdachte heeft [slachtoffer] gevraagd naar het kettinkje dat hij droeg. Verdachte heeft verklaard dat hij het kettinkje heeft vastgehouden en dat hij het heeft bekeken. Hij heeft [slachtoffer] daarbij bij zijn schouder aangeraakt. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de jongens later in de doucheruimte weer heeft gezien, waar hij [slachtoffer] shampoo heeft aangeboden, maar die hoefde dat niet .
5.6 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde bewezen. Hij stelt daartoe dat de moeder van het slachtoffer in de aangifte verklaart hoe het slachtoffer met zijn verhaal is gekomen en wat hij haar heeft verteld. De moeder verklaart dat zij zag dat het slachtoffer kromgebogen en schuchter komt aanlopen en zij voelde meteen dat er iets aan de hand is. Het slachtoffer vertelt zijn moeder dan vervolgens stap voor stap zijn verhaal. Dat een man aan zijn benen heeft gefriemeld, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant en dat de man aan zijn piemel heeft gezeten. Later vraagt het slachtoffer zijn moeder of hij ook de vieze dingen moet zeggen en hij vertelt dan over de verdere seksuele handelingen. Het slachtoffer vertelt in zijn getuigenverklaring op 23 augustus 2011, afgelegd in de verhoorstudio te Nijverdal, het verhaal en over de verrichte seksuele handelingen. Dit verhaal komt overeen met het verhaal van de aangeefster. Ook de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] ondersteunen de verklaring van het slachtoffer. De officier van justitie stelt voorts dat de verklaringen van de kinderen zijn onderzocht op hun betrouwbaarheid door de deskundige drs. J. van der Sleen, handelend onder de naam “Kinterview”. Er zijn volgens de deskundige geen problemen met de volledigheid van de verklaringen en er zijn geen onmogelijkheden of tegenstrijdigheden. Ook zijn er geen problemen in de tijdlijn. Het slachtoffer gaat met zijn verhaal meteen naar zijn moeder en vertelt het meteen aan de getuigen. Er is een zeer korte ontstaansgeschiedenis en volgens de officier van justitie is er daardoor geen mogelijkheid geweest tot beïnvloeding. Voorts stelt de officier van justitie dat verdachte heeft verklaard dat hij in de sauna is geweest met de kinderen en met het slachtoffer onder de douche is geweest. Hij heeft het kettinkje van het slachtoffer vastgehouden en diens schouder aangeraakt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsvrouw is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd zijn onbetrouwbaar. Zo zijn er vier verschillende versies van het gebeurde in de verklaring van [slachtoffer] en er zijn ook opmerkelijke verschillen tussen [slachtoffer’s] verklaring, de verklaring van zijn moeder en de verklaring van getuige [getuige 3]. Ook de verklaring van getuige [getuige 1] is niet betrouwbaar, nu hij en [slachtoffer] beiden verschillend verklaren over het al dan niet aanwezig zijn van anderen in de doucheruimte.
Voorts stelt de raadsvrouw dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van art. 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) dat inhoudt dat naast het hoofdbewijsmiddel er nog minimaal één ander bewijsmiddel aanwezig moet zijn dat voldoende steun geeft aan dit hoofdbewijsmiddel. Er is één getuige, het vermeende slachtoffer, die zegt dat er iets onzedelijks heeft plaatsgevonden tegenover de stellige en consequente ontkenning van verdachte. De moeder van [slachtoffer], [getuige 1] en [getuige 3] herhalen wat zij van [slachtoffer] hebben gehoord en tussen hun verklaringen zitten verschillen. Zij hebben niets uit eigen waarneming waargenomen. Hierdoor is niet voldaan aan het door de wet vereiste bewijsminimum zodat vrijspraak dient te volgen.
5.7 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De moeder heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar twaalfjarige zoon, [slachtoffer] . Aangeefster heeft verklaard dat zij op 12 augustus 2011 rond half zeven in de namiddag richting het zwembad liep waar zij [slachtoffer] tegenkwam. Zij zag dat [slachtoffer] zijn badhanddoek om zijn onderlichaam had en zij zag dat hij kromgebogen liep. [slachtoffer] keek naar de grond vlak voor zich en aangeefster wist dat er iets met hem was, zo heeft zij verklaard. Toen zij hem vroeg wat er was, keek hij haar niet aan. Dat was voor aangeefster een teken dat hij zich schaamde. Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer] zei, dat een man aan zijn benen had gefriemeld . Ook had de man aan zijn piemel gezeten . Aangeefster heeft verder verklaard dat [slachtoffer] haar ook vertelde de man iets heel vies bij hem had gedaan. De man had hem gepijpt; de man had aan zijn piemel gezogen. De man had hem geprobeerd te zoenen .
[slachtoffer] is als getuige in een speciaal ingerichte verhoorstudio gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op de camping samen met een paar vrienden naar de sauna is gegaan. Omdat er aan de ene kant in de sauna geen plaats meer was is hij aan de andere kant gaan zitten, naast verdachte. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte hem op een gegeven moment vroeg “Zweet je al?” en dat verdachte hem toen begon te aaien. Ook vroeg verdachte hem naar zijn sieraden en wat daar allemaal op stond . [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij, omdat het hem te warm werd, de sauna heeft verlaten en dat hij wilde douchen, waarna verdachte hem achterna kwam. Nadat [slachtoffer] weer naar de sauna was teruggegaan, kwam verdachte ook weer in de sauna. Een paar minuten later ging [slachtoffer] weer douchen en is verdachte ook weer gaan douchen. Verdachte heeft [slachtoffer] toen gevraagd of hij shampoo wilde lenen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem toen begon te aaien en met zichzelf begon te “spelen” . Vervolgens begon verdachte aan zijn, [slachtoffer]’s, piemel te zitten en verdachte probeerde hem te zoenen. [slachtoffer] heeft verdachte daarop weggeduwd, maar verdachte duwde terug, waardoor [slachtoffer] tegen de doucheknop werd aangedrukt. Verdachte heeft vervolgens aan de kont van [slachtoffer] gezeten en daarna [slachtoffer] gepijpt. Verdachte heeft eveneens zichzelf en [slachtoffer] afgetrokken .
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen
[getuige 1] en [getuige 2].
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij samen met [getuige 3], [slachtoffer] en [getuige 2] naar de sauna is gegaan. Hij heeft verder verklaard dat zij zagen dat een oudere man de sauna in ging. De man ging dicht bij [slachtoffer] zitten en schoof naar [slachtoffer] toe. De man zei dat [slachtoffer] een mooie ketting had en hij begon er aan te trekken. Daarna zag de getuige dat de man over [slachtoffer]s rug ging wrijven met zijn hand en hij hoorde de man vragen “Zweet je al?” De getuige, [getuige 3] en [getuige 2] gaan dan naar de douches en dan komt [slachtoffer] daar ook. Even daarna komt de man in de douches. De getuige heeft verder verklaard dat de man in de douche weer achter [slachtoffer] aanliep en dat hij opschoof en onder de douche direct naast de douche van [slachtoffer] ging staan .
De getuige heeft voorts verklaard dat hij, [getuige 3] en [getuige 2] nog het zwembad in gingen. [slachtoffer] en de man bleven in de douche. Als de getuige later teruggaat naar de douche ziet hij dat [slachtoffer] helemaal in de hoek staat bij de douche naast het raam. De getuige zag dat [slachtoffer] in elkaar gekrompen stond met zijn handen voor zijn gezicht. Hij zag verder dat de man met zijn buik tegen de linkerarm van [slachtoffer] aan stond en hij zag dat het geslachtsdeel van de man behoorlijk groot was, maar wel naar beneden gericht. De getuige verklaart dat toen hij eerder met de man onder de douche stond, diens geslachtsdeel kleiner was. Voorts heeft de getuige verklaard dat, terwijl de man nog onder de douche stond, [slachtoffer] naar [getuige 3] en hem is gelopen en zei “Mag ik jullie wat vertellen?” De getuige heeft verklaard dat [slachtoffer] toen vertelde: “Hij heeft mij aangeraakt. Ik moest hem aftrekken. Hij wou dat ik hem pijpte en hij heeft ook aan mijn lul gezeten”. Ook heeft de getuige verklaard dat [slachtoffer] heel bang was. Hij kon dat merken aan zijn stem, aan zijn uitdrukking op zijn gezicht en aan zijn lichaamshouding. [slachtoffer] trilde terwijl het echt warm was .
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij die middag met [getuige 1] en [getuige 3] was en dat, toen zij in de sauna zaten, er een jochie bij kwam zitten. Hij heette [slachtoffer]. Ook kwam er een oudere man in de sauna. De getuige heeft verder verklaard dat zij zag dat de man dicht bij [slachtoffer] ging zitten en met zijn hand over de rug van [slachtoffer] wreef. Zij hoorde dat de man zei: “Zweet je al?” Ook heeft zij verklaard dat [slachtoffer] een kettinkje om zijn hals had en dat zij zag dat de man dat kettinkje van [slachtoffer] pakte en ging lezen wat er op stond .
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. De rechtbank overweegt ten aanzien van die bewezenverklaring nog het volgende.
De verdediging heeft betoogd dat het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op grond van het bepaalde in art. 342 Sv door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
De rechtbank stelt voorop dat het bepaalde in art. 342, tweede lid Sv strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval feiten en omstandigheden, afkomstig van één en dezelfde getuige, geheel op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of aan het bewijsminimum van
art. 342, tweede lid Sv is voldaan, zich niet in algemene zin laat beantwoorden. Dit vraagt namelijk een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaring op meer bewijsmiddelen stoelt dan op de verklaring van [slachtoffer] alleen. Allereerst de verklaring van verdachte zelf dat hij [slachtoffer] in de sauna heeft ontmoet, dat hij hem bij de schouder heeft aangeraakt en dat hij [slachtoffer] later in de doucheruimte weer heeft gezien. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] zelf waargenomen dat de oudere man in de sauna, zijnde verdachte, over [slachtoffer]’s rug ging wrijven. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] uit eigen waarneming verklaard dat hij, op het moment dat hij [slachtoffer] en verdachte de man in de doucheruimte weer trof, zag dat [slachtoffer] in elkaar gekrompen stond met zijn handen voor zijn gezicht, dat de man met zijn buik tegen de arm van [slachtoffer] aan stond en het geslachtsdeel van de man behoorlijk groot was, in ieder geval groter dan daarvoor.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde overige ontuchtige handelingen is de rechtbank van oordeel dat hier door zowel aangeefster, [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] over wordt verklaard, maar dat het hier wel gaat over verklaringen die afkomstig zijn uit één bron, namelijk [slachtoffer] zelf. De rechtbank ziet deze verklaringen echter in het licht van de hierboven genoemde verklaringen van verdachte zelf en in het bijzonder de getuige [getuige 1] over wat hij zelf heeft waargenomen. In dit kader is van belang dat het steunbewijs voorafgaand aan de ontuchtige handelingen en na afloop ervan in overeenstemming is met, dan wel naadloos aansluit bij de verklaring van [slachtoffer] over hetgeen hem in de sauna en de douche is overkomen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer], alsmede de verklaringen van aangeefster en de getuigen, volledig zijn en geen onmogelijkheden of wezenlijke tegenstrijdigheden bevatten. Ook zijn geen grove onvolkomenheden in de door de gehoorde personen gehanteerde tijdslijn waar te nemen. [slachtoffer] is direct nadat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden naar zijn moeder gegaan en hij vertelt de andere getuigen gelijk over hetgeen hem is overkomen. Ook spreken aangeefster en getuige
[getuige 1] over de gemoedstoestand waarin [slachtoffer] zich bevindt als hij hen vertelt over wat hem is overkomen. Daarnaast zijn de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen onderzocht door drs. J. van der Sleen van “Kinterview”. Deze deskundige concludeert dat er geen problemen zijn te ontdekken betreffende de inhoud en de ontstaansgeschiedenis van de verklaringen van de drie kinderen. Zij benoemt de inhoud van de verklaringen als volledig, accuraat en consistent.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat niet zou zijn voldaan aan het wettelijke bewijsminimum, nu naar het oordeel van de rechtbank de andere bewijsmiddelen voldoende steun geven aan het hoofdbewijsmiddel, de verklaring van [slachtoffer] zelf.
Het verweer van de verdediging dat het juist [slachtoffer] was die verdachte in de sauna heeft benaderd met vragen over seksualiteit nadat verdachte zag dat het [slachtoffer] een erectie had, en dat hij -verdachte- nadrukkelijk niet is ingegaan op de avances van [slachtoffer] die daarom uit rancune een valse verklaring heeft afgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden, zodat de rechtbank ook dit verweer verwerpt.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de hierna nog nader aan te duiden ontuchtige handelingen met het slachtoffer heeft verricht.
5.8 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 augustus 2011 te Mejannes le Clap, Frankrijk, met een jongen genaamd [slachtoffer] geboren op [1998], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het aanraken van de schouder en de rug van die [slachtoffer] en het pijpen van die [slachtoffer] en het aftrekken en het betasten van het geslachtsdeel en het betasten van en knijpen in de billen van die [slachtoffer] en het daarbij zichzelf aftrekken ten overstaan van die [slachtoffer].
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 08/710719-11 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij art. 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte zijn Pro Justitia-rapportages opgemaakt, bestaande uit een rapport van mevrouw drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog, van 16 maart 2012 en een rapport van de heer drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, eveneens van 16 maart 2012.
Mevrouw I.F.J. Nibbelink, reclasseringswerkster, heeft op 23 april 2012 een reclasseringsadvies uitgebracht.
De psychologe beschrijft verdachte als een 60-jarige begaafde man die mogelijk door het toestandsbeeld, dan wel een ernstige scheefgroei in de (seksuele) identiteitsontwikkeling met minder intellectuele bagage imponeert. Volgens de psychologe voldoet verdachte aan alle algemene diagnostische criteria van een persoonlijkheidsstoornis. Qua aard van de persoonlijkheidsproblematiek moet volgens de psychologe gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en vermijdende trekken. Ook lijdt verdachte aan pedofilie, van het exclusieve type, met een voorkeur voor jonge prepuberale jongens.
Naast de exclusieve voorkeur voor prepuberale jongens, voortkomende uit de ziekelijke stoornis, speelt volgens de psychologe ook mee dat verdachte op basis van de persoonlijkheidsstoornis impulsief en narcistisch egocentrisch zijn eigen lust bevredigt wanneer de gelegenheid zich voordoet. Een gelegenheid die verdachte zelf zoekt en/of creëert, waarbij er een kwetsbaar slachtoffer wordt gekozen. Zij merkt in dit verband op dat verdachte uitvoerig is gehoord door de commissie Deetman, vervolgens gevlucht is voor de negatieve publiciteit en aldus geconfronteerd met de negatieve gevolgen van zijn grensoverschrijdende seksuele gedrag in het verleden. Desondanks heeft hij zich vrijwel direct daarna weer in een risicovolle situatie begeven. Dat is volgens de deskundige een indicatie voor het niet kunnen en/of niet willen leren van zijn ervaringen, samenhangende met de persoonlijkheidsproblematiek. Vanwege de doorwerking van de beide aangetroffen stoornissen adviseert de psychologe verdachte bij een bewezenverklaring verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De psychiater concludeert eveneens dat bij verdachte diagnostisch primair sprake is van pedofilie van het exclusieve type. Verdachte kan volgens de psychiater beschouwd worden als een kernpedofiel die al vanaf zijn puberteit in pedoseksuele verlangens heeft, inclusief de daarbij behorende cognitieve vervormingen over de positie, de rol en de beleving van de slachtoffer(s). Deze pedoseksuele gevoelens symboliseren zowel lust als een sterke behoefte aan warmte, aandacht en bevestiging. Volgens de psychiater zijn de zwakke kanten van verdachte: zijn intense behoefte aan aandacht, warmte en bevestiging, een meer dan gemiddelde remming van gevoelens gecombineerd met een grote conflictvermijding en de neiging om, ondanks enig sociaal netwerk, geïsoleerd, als een eenling, door het leven te gaan. Deze zwakke kanten van zijn persoonlijkheid kunnen vanwege het langdurige patroon worden opgevat als een persoonlijkheidsstoornis, aldus de psychiater. Verder concludeert de psychiater dat bij verdachte, in geval van bewezenverklaring, een evidente relatie bestaat tussen het tenlastegelegde enerzijds en de psychopathie in de vorm van pedofilie van het exclusieve type en de persoonlijkheidsstoornis anderzijds. Verdachte had onvoldoende remming op zijn pedoseksuele verlangens als onderdeel van de pedofilie van het exclusieve type. Op grond hiervan kan verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd, aldus de psychiater.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen overtuigend zijn, mede doordat zij logisch volgen uit hun bevindingen en neemt deze over. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Dat betekent tegelijkertijd dat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluiten. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte voor het in beide zaken ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring gepleit voor oplegging van een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, wanneer gekeken wordt naar straffen die in soortgelijke zaken door rechtbanken worden opgelegd en er geen gronden zijn om een hogere gevangenisstraf op te leggen. Ten aanzien van de gevorderde terbeschikkingstelling met dwangverpleging heeft de verdediging aangevoerd dat de ernst van de onderhavige verdenking de oplegging van de maatregel niet rechtvaardigt. Ook is niet voldaan aan het criterium dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist, omdat verdachte een conflictmijdend persoon is en geen geweld of dwang heeft gebruikt.
De overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank overweegt daarover nog het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zedenmisdrijf. Verdachte heeft op de camping in Mejannes le Clap (Frankrijk) waar het destijds twaalfjarige slachtoffer met zijn moeder en broertje op vakantie was in de sauna en onder de douche ontuchtige handelingen gepleegd.
Door het plegen van dit feit heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat een minderjarige in een volwassene heeft. Ook heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Dat er verdergaande seksuele handelingen denkbaar zijn dan thans aan de orde, doet niets af aan het feit dat ook deze seksuele handelingen inbreuk maken op die lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffers.
Zedenmisdrijven zijn daarom, ook als er geen sprake is van geweld, bedreiging met geweld en/of van binnendringen in het lichaam van het slachtoffer, ernstige strafbare feiten. De ervaring leert dat slachtoffers nog jarenlang lijden aan de vooral psychische gevolgen van de feiten, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Dat het feit voor het slachtoffer ernstige psychische gevolgen heeft gehad, blijkt uit de door de raadsman van het slachtoffer overgelegde stukken van Karakter waar het slachtoffer onder behandeling is, alsmede uit hetgeen het slachtoffer ter terechtzitting heeft verklaard. Suïcidegedachten, automutulatie, angstgevoelens en vergaande onzekerheid over jezelf en je (seksuele) identiteit leveren ernstige complicaties op bij de ontwikkeling van een adolescent.
De omstandigheid dat verdachte zich op 12 augustus 2011 geen enkele rekenschap heeft gegeven van de belangen van het slachtoffer en zich slechts heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens, die hij heeft laten prevaleren boven het welzijn van een minderjarige jongen, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank heeft waargenomen dat verdachte ter terechtzitting worstelde met zijn gevoelens op de momenten dat hij geconfronteerd werd met de beleving van het slachtoffer van de gebeurtenissen op 12 augustus 2011 en de ingrijpende gevolgen die de gebeurtenissen voor hem hebben gehad. Steeds herpakte verdachte zich na korte tijd en volhardde in zijn ontkenning van de tenlastegelegde feiten. Ook op deze momenten koos verdachte, soms na een korte aarzeling, steeds weer voor zijn eigen belangen. Niet alleen de strafbare gebeurtenissen, maar ook het feit dat verdachte het slachtoffer als leugenaar neerzet, neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Daarmee maakt hij hem nogmaals tot slachtoffer. Aldus heeft verdachte keer op keer geen blijk gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Voor zover hij dat inzicht wel heeft, handelt hij er in ieder geval niet (altijd) naar.
Verdachte is eerder, zij het lang geleden, met justitie in aanraking is geweest. In twee zaken is destijds aangifte tegen verdachte gedaan. Daarnaast heeft hij bij de zogenoemde commissie Deetman erkend in het verleden met meer dan 20 jongens “ongeoorloofde contacten” te hebben gehad.
Zowel de psychiater als de psychologe hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van pedofilie van het exclusieve type, alsmede van een persoonlijkheidsstoornis. De psychiater beschrijft dit als een gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens. De psycholoog beschrijft dit als een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en vermijdende trekken.
De psychiater schrijft dat de recidivekans vooral wordt bepaald door de psychopathologie in de zin van de pedofilie van het exclusieve type en de persoonlijkheidsstoornis, de justitiële voorgeschiedenis en veelvuldig en jarenlang pedoseksueel grensoverschrijdend gedrag gedurende verdachtes leven en sociaal-maatschappelijk isolatie, zoals verbanning uit de kerk, negatieve publiciteit en een beperkt sociaal netwerk. Volgens de psychiater versterken deze factoren elkaar en kan op grond hiervan kan het recidiverisico als sterk verhoogd worden aangemerkt.
Door de psychologe wordt de kans op een zedenrecidive eveneens sterk verhoogd geacht. Zij schrijft dat verdachte nauwelijks probleembesef en geen enkel probleeminzicht heeft. Alle behandelinterventies tot nu toe heeft verdachte afgebroken of hebben geen effect gehad. Verdachte legt alles buiten zichzelf en bedient zich van het zogenoemde ‘blaming the victim’ waarbij hij veel seksualiteit aan kinderen toeschrijft. Verdachte past de werkelijkheid aan, aan zijn wenselijkheid waarbij persoonlijkheidsstoornis en pedofilie elkaar naadloos aanvullen, aldus de psychologe.
De psychiater en de psychologe hebben beiden advies uitgebracht over een behandeling van verdachte. De psychiater concludeert dat het van groot belang is dat verdachte leert omgaan met zijn pedoseksuele lustgevoelens. Hiertoe is behandeling gericht op de pedofilie en de persoonlijkheidsstoornis met aandacht voor het alcoholmisbruik noodzakelijk. De behandeling moet minimaal bestaan uit intensieve psychotherapie en medicamenteuze behandeling (libidoremmers) naast speciale aandacht voor de zeer kwetsbare sociaal maatschappelijke positie van verdachte. De behandeling dient tevens langdurend en in aanvang ook intensief te zijn. Een start met klinische behandeling van enkele jaren met een langdurig intensief ambulant vervolgtraject is aangewezen. Naast behandeling is ook controle noodzakelijk, zo schrijft de psychiater.
Het is volgens hem ook van belang dat verdachte geen ruimte heeft om aan zijn behandeling te ontsnappen, omdat hij er gedurende zijn leven diverse keren in is geslaagd om er “doorheen te glippen”. Voor een zo laag mogelijk recidiverisico kan het beste gedacht worden aan de maatregel terbeschikkingstelling, aldus de psychiater. De psychiater opteert voor een TBS met voorwaarden en niet voor een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, dit vanwege de (toentertijd nog bestaande) bereidheid van verdachte om zich te laten behandelen.
Ook de psychologe adviseert de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Zij opteert primair voor een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Volgens de psychologe is verdachte gebaat bij een behandeling gericht op terugvalpreventie waarbij vooral de cognitieve vervormingen aan bod moeten komen. Zo schrijft verdachte seksualiteit aan kinderen toe op een manier die volstrekt geen rekening houdt met de ontwikkelingsleeftijd van een kind. Ook is verdachte niet gemotiveerd om zijn opvattingen en cognitieve vervormingen te heroverwegen maar is eerder geneigd via rationalisatie en affectisolatie confrontatie met zichzelf uit de weg te gaan, aldus de psychologe. Door zijn leeftijd, intelligentie en ontbrekend probleembesef zal de behandeling langdurend moeten zijn en geen ontsnappingsmogelijkheden voor verdachte moeten bieden. Ambulante behandeling is volgens de psychologe ontoereikend vanwege de vluchtmogelijkheden en het weinig consistent zijn van betrokkene over zijn seksuele handel en wandel. Langdurige klinische behandeling is aangewezen, waarbij verdachte zich niet aan behandeling kan onttrekken. Deze behandeling zal zeker langer dan twee jaren gaan duren. Behandeling kan volgens de psychologe alleen in in het kader van een TBS plaatsvinden vanwege het geringe probleembesef en het ontbrekend probleeminzicht van verdachte. Hij zal zich snel weer in risicovolle situaties begeven onder het mom van ‘een aanvaardbaar compromis’ schrijft zij.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over. Met de deskundigen en anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is. De bevindingen, argumenten en conclusies van de deskundigen, die overtuigend zijn, laten in dit stadium geen ruimte voor een andere vorm van behandeling. Omdat verdachte te kennen heeft gegeven niet langer mee te willen werken aan een behandeltraject in het kader van een TBS met voorwaarden, resteert ter voorkoming van herhaling, niets anders dan oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld is door de wetgever aangemerkt als een feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen eist de oplegging van de maatregel.
De rechtbank overweegt verder dat het bewezen verklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in art. 38e, eerste lid Sr. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat met het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling niet kan worden volstaan. De aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit nopen naar het oordeel van de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf.
Voor wat betreft de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank enerzijds gelet op de ingrijpende gevolgen van het bewezen verklaarde feit voor het jonge slachtoffer en diens gezinsleden. De ernst en aard daarvan rechtvaardigen een langdurige gevangenisstraf. Ten voordele van verdachte dient echter ook mee te wegen dat het bewezenverklaarde hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van verdachte en de samenleving is, dat niet al te lang wordt gewacht met aanvang van de TBS-behandeling. Deze omstandigheden afwegend en mede gelet op hetgeen in soortgelijke gevallen aan straf wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden is.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn dertien dia’s bevattende kinderporno en een laptop, merk Sony Vaio, eveneens bevattende kinderporno, in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd de dia’s te onttrekken aan het verkeer en de laptop verbeurd te verklaren. De verdediging heeft teruggave van de inbeslaggenomen goederen bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat de dertien inbeslaggenomen dia’s bevattende kinderporno vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat zij kennelijk tot het begaan van het strafbare feit zijn bestemd en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen laptop is de rechtbank van oordeel dat, nu verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, de laptop, na verwijdering van de daarop aangetroffen kinderpornografische afbeelding(en), aan verdachte dient te worden teruggegeven. Teneinde een juridische basis te verschaffen voor verwijdering van de kinderpornografische afbeelding(en), waarvan er één op de dagvaarding is vermeld, zal de rechtbank daarvan de onttrekking aan het verkeer gelasten. Ook in dit geval omdat de afbeelding(en) van zodanige aard is dat zij kennelijk tot het begaan van het strafbare feit is/zijn bestemd en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
De rechtbank verstaat onder de benadeelde partij het minderjarige slachtoffer dat door zijn met gezag beklede ouder, conform de wettelijke regeling, wordt vertegenwoordigd.
De benadeelde partij heeft een vordering ingesteld strekkende tot vergoeding van door hem geleden materiële schade, door hem geleden immateriële schade en door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand.
Mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, heeft namens de benadeelde partij de vordering ingediend en zich namens de benadeelde partij voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als gemachtigde van de benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 13.907,18 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum tot de dag der algehele voldoening. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- immateriële schadevergoeding van € 7.500,00;
- kosten van bereddering, aangifte en bezoek advocaat van € 250,00;
- vervoerskosten voor therapie van € 228,00;
- kosten voor rechtsbijstand van € 5.929,18.
Ter terechtzitting heeft mr. Korver de vordering toegelicht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, nu deze vordering door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft primair niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit op grond van het feit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging matiging van de vordering bepleit. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat gekeken moet worden naar wat er doorgaans in dit soort zaken wordt toegekend en zij stelt zich daarbij op het standpunt dat dat doorgaans bedragen zijn variërend van € 1.200,00 tot € 1.500,00. Volgens de verdediging kan bij een bewezenverklaring met een vergoeding van € 1.200,00 wegens immateriële schadevergoeding worden volstaan.
Ten aanzien van de post kosten van bereddering, aangifte, bezoek advocaat verzoekt de verdediging matiging van het verzochte, nu deze kosten onvoldoende zijn gespecificeerd.
Ten aanzien van de post vervoerskosten voor therapie stelt de verdediging dat uit bijlage volgt dat het een totaal van 20 sessies betreft, zodat de vordering dient te worden verminderd tot dat aantal.
Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand stelt de verdediging dat deze kosten geen gevolg zijn van schade die aan de verdachte toegerekend moet worden, nu het een eigen keuze van het slachtoffer en zijn moeder is geweest om zich te voorzien van rechtsbijstand. Voorts stelt de verdediging dat de kosten van rechtsbijstand berekend moeten worden aan de hand van het liquidatietarief in civiele zaken.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer alsmede dat tussen beide causaal verband bestaat.
De materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten ter zake bereddering, aangifte en bezoek advocaat, alsmede de reiskosten voldoende zijn onderbouwd en aannemelijk zijn geworden. De rechtbank zal de gevorderde bedragen van € 250,00 en € 228,00 toewijzen en beide bedragen vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 12 augustus 2011.
De immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat van de benadeelde partij, welk standpunt door de officier van justitie is overgenomen, dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het slachtoffer door het handelen van verdachte in zijn persoon is aangetast en als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Het staat buiten kijf dat de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is geschonden. Gelet op de thans gestelde schade, het gegeven dat de schade van het slachtoffer nog geen (medisch) eindstadium heeft bereikt en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken aan immateriële schade is toegekend, zal de rechtbank de immateriële schadevergoeding bepalen op en toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre desgewenst nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De kosten van rechtsbijstand
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens dient te worden verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte kosten van rechtsbijstand. Bij de bepaling van de hoogte van de kosten van rechtsbijstand sluit de rechtbank aan bij de ‘Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces’, zoals die zijn overgenomen door het LOVS (Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken). In die aanbevelingen is - kort gezegd - bepaald, dat indien de benadeelde partij gebruik maakt van een advocaat, dan wordt de omvang van de proceskosten (honorarium advocaat) begroot aan de hand van het kanton liquidatietarief.
In de onderhavige zaak waardeert de rechtbank de door de advocaat verrichte werkzaamheden aldus:
20 maart 2012: bijwonen zitting met pleidooi = 2 punten;
23 april 2012: bijzondere correspondentie = 0,5 punten;
26 april 2012: bijzondere correspondentie = 0,5 punten;
27 april 2012: bijwonen zitting = 1 punt;
14 mei 2012: indienen vordering benadeelde partij = 1 punt;
14 mei 2012: bijwonen zitting met pleitnota = 2 punten.
Aan de hand van het liquidatietarief komt de rechtbank daarbij uit op een salaris van
€ 250,00 met een maximum van 6 punten, zijnde € 1.500,00. Dit brengt met zich dat de gevorderde advocaatkosten voor het overige in deze procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal de benadeelde partij ook in zoverre in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36c, 36d, 37a, 37b en 37c Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
ten aanzien van parketnummer 08/720489-12
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
ten aanzien van parketnummer 08/710719-11
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam], domicilie kiezende ten kantore van mr. R.A. Korver aan de Herengracht 462 te 1017 CA Amsterdam, van een bedrag van € 5.478,00 (vijfduizendvierhonderd en achtenzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2011;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van rechtsbijstand door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.500,00 (éénduizendvijfhonderd euro), alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.478,00 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 62 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vorderingen niet-ontvankelijk;
beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer: 13 inbeslaggenomen dia’s bevattende kinderporno;
- gelast, na verwijdering / onttrekking aan het verkeer van de zich op de laptop bevindende pornografische afbeelding(en), teruggave aan verdachte van de laptop, merk Sony Vaio.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. H. Bloebaum en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2012.
Buiten staat
Mr. H. Bloebaum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.