ECLI:NL:RBALM:2012:BW6444

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/900020-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot diefstal en gebruik van stoorzender

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Almelo op 22 mei 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder de voorbereiding van diefstal van personenauto's en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot de voorbereiding van diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een 'besloten erf' zoals vereist in de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen waren, en dat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband dat het stelen van auto’s tot doel had. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een stoorzender, waarvoor een geldboete van € 1.000,00 werd opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd was. De inbeslaggenomen voorwerpen werden deels onttrokken aan het verkeer en deels teruggegeven aan de verdachte. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/900020-11
Datum vonnis: 22 mei 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] in [geboorteplaats] ([land]),
wonende in [land],
nu verblijvende in P.I. Arnhem, HvB “Almere Binnen” in Arnhem.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 januari 2012, 23 maart 2012 en 8 mei 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jong en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen ter voorbereiding van het misdrijf diefstal in vereniging van personenauto’s in de nachtelijke uren van een besloten erf waarop een woning staat, voorwerpen bestemd tot het begaan van dit misdrijf heeft vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad.
Feit 2: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had diefstal in vereniging van personenauto’s in de nachtelijke uren van een besloten erf waarop een woning staat.
Feit 3 onder A: samen met een ander of anderen een radiozendapparaat, te weten een jammer, dat is gebouwd en ontworpen om GSM-, DCS- en UMTS-verkeer te storen of onmogelijk te maken, heeft aangelegd of aangelegd aanwezig heeft gehad of heeft gebruikt, terwijl hen voor het gebruik van frequentieruimte geen vergunning was verleend.
Feit 3 onder B: samen met een ander of anderen een stoorzender, te weten een jammer, voorhanden heeft gehad
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010
tot en met 2 oktober 2011, althans in de periode 30 september 2011 tot en met
2 oktober 2011, te Wierden en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen
misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht
jaren of meer is gesteld, te weten diefstal van personenauto's gedurende een
voor de nachtrust bestemde tijd van een besloten erf waarop een woning staat,
door twee of meer verenigde personen, door middel van braak en/of door middel
van valse sleutels, strafbaar gesteld in de artikelen 311 lid 1 onder 3 en 4
en 5 van het Wetboek van Strafrecht, althans een met anderen of een ander te
plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van
acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
* twee transponders van het type Philips HITAG-2, nxp pcf7936as (pag. 100278
relaas pv & IBN , pag. 400019, onder A.02.01.001); en/of
* vier transponders van het type Philips HITAG-2, nxp pcf7936as (pag. 100278
relaas pv & IBN pag. 400020 onder A.04.01.001.008); en/of
* zes chips, voorzien van typenummer nxp pcf7936as (pag 400037 onder
A.04.001.006 en A.04.001.007); en/of
* een laptop van het merk Samsung met stroomkabel (IBN pag. 400020 onder
A.03.01.001) en/of
* een interface voor de programmering van het motormanagementsysteem, via "On
Board Diagnostics"(pag. 100279 onder 4); en/of
* een interface voor de programmering van het motormanagementsysteem, via "On
Board Diagnostics" (IBN pag., 400020 onder A.04.01.001.018 en pag. 100279);
en/of
* een interface voor de programmering van het motormanagementsysteem, via
"On Board Diagnostics" (IBN pag. 400020 onder A. 04.01.011.017 en pag.
100279); en/of
* een interface voor de programmering van het motormanagementsysteem, via
"On Board Diagnostics" (IBN pag. 400020 onder A. 01.01.001.019 en pag.
100279) ; en/of
* een steker met bijbehorende slider van het merk GOSCO, type HU92 en een
interface voor de programmering van het motormanagementsysteem, via "On
Board Diagnostics" (IBN pag. 400020 onder A.04.01.001.020 en IV 2 AH 050,
pag.100279; en/of
* een of meer briefjes met handgeschreven adressenlijsten (pag. 100287 tot en
met pag. 100290, IBN pag. 400019 onder A.02.01.001.012 t/m A.02.01.001.015
en KVI pag. 400036 A02.01.002.005 t/m A.02.01.002.007); en/of
* TomTom One XL Navigatie (IBN: B.01.005, pag. 400024); en/of
* Garmin Navigate (IBN: A. 02.02.004, pag. 400020); en/of
* een of meer aangetroffen houten sleutel(s) en/of houtenblokjes (Boddy) (KVI
pag. 400037 onder A.04.01.001.005) ; en/of
* een of meer, althans 5 keer een boddy voor een BMW sleutel (KVI pag. 400037,
onder A.04.01.001.001); en/of
* een cilinderslot met sleutel en pin (KVI pag. 400037 onder A.04.01.001.009
en pag. 100282)
* een draagbare "jammer" (IBN pag 400019 onder A.02.01.001.002); en/of
* twee Honda sleutels (KVI pag. 400037 onder A.04.01.001.010 en
A.04.01.001.011 en pag 100283); en/of
* een houder met metalen plaatjes (KVI pag 400037 onder A.04.01.001.013 en
pag. 100283); en/of
* een poolse sleutel (KVI pag 400037 onder A.04.001.012) ; en/of
althans een of meer voorwerpen bestemd tot het begaan van bovengenoemd
misdrijf heeft vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 2
oktober 2011 te Wierden en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door verdachte en/of
[verdachte] en/of [K] en/of [T] en/of [P] en/of [Z] en/of [U] en/of [R] en/of [N] en/of [B] en/of [M] en/of een of meer andere natuurlijke personen, welke organisatie
tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
* te weten diefstal van personenauto's gedurende een voor de nachtrust
bestemde tijd van een besloten erf waarop een woning staat, door twee of
meer verenigde personen, door middel van braak en/of door middel van valse
sleutels, strafbaar gesteld in de artikelen 311 lid 1 onder 3 en 4 en 5 van
het Wetboek van Strafrecht
3.
3A)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 30 september 2011 tot en met
2 oktober 2011 te Wierden en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk een radiozendapparaat, te weten:
een draagbare "jammer", een radiozendapparaat dat is gebouwd en ontworpen om
GSM-, DCS- en UMTS verkeer te storen of onmogelijk te maken door het uitzenden
van breedbandige radiosignalen in daarvoor gebruikte frequentiebanden
heeft/hebben aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig
heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben gebruikt, terwijl voor het gebruik aan
de houder van dat radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de
Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was
verleend;
en/of
3B)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 30 september 2011 tot en met
2 oktober 2011 te Wierden en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een draagbare "jammer", een radiozendapparaat dat is gebouwd en ontworpen om
GSM- DCS en UMT verkeer te storen of onmogelijk te maken door het uitzenden
van breedbandige radiosignalen in daarvoor gebruikte frequentiebanden, althans
een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt is gemaakt en/of ontworpen
tot het plegen van het misdrijf genoemd in 161 sexies lid 1 Wetboek van
Strafrecht,
het opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie
vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/of een stoornis
veroorzaken van de werking van zodanig werk, tengevolge waarvan de
wederrechtelijke verhindering en/of bemoeilijking van de opslag en/of
verwerking van gegevens ten algemene nutte en/of stoornis in een openbaar
telecommunicatienetwerk en/of in de uitvoering van een openbare
telecommunicatiedienst is ontstaan (sub a) en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of voor de verlening van
diensten te duchten is (sub b);
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. De officier van justitie vordert vrijspraak voor het feit 3 onder A en onder B. Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen vordert de officier van justitie dat de voorwerpen onder de nummers 2, 10, 12, 13, 33 tot en met 46 en 49 tot en met 52 worden onttrokken aan het verkeer, dan wel dat de nummer 33 tot en 46 en 49 tot en met 52 beschikbaar worden gesteld aan de politie voor instructiedoeleinden, dat de nummers 47, 48, en 53 tot en met 55 verbeurd worden verklaard en dat het overige wordt teruggegeven aan verdachte.
4. De voorvragen
De rechtbank is van oordeel dat de passage “althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld”, zoals is tenlastegelegd onder feit 1 niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 Sv. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk op welk misdrijf precies wordt gedoeld in die zinsnede, omdat daar geen verdere omschrijving van wordt gegeven. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van genoemde zinsnede in het onder 1 tenlaste gelegde derhalve nietig verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot diefstal door middel van valse sleutels vanaf een erf in vereniging in de nachtelijke uren.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er veel aanwijzingen in het dossier zijn, maar dat er geen concreet bewijs is voor strafbare voorbereiding. Verdachte dient van feit 1 te worden vrijgesproken. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat er sprake is van vrijwillige terugtred, nu verdachte niet aan het gronddelict – het stelen van auto’s gedurende de nachtelijke uren op een besloten erf – is toegekomen. Verdachte moet dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat de intentie is geweest om de auto’s gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te stelen en ook niet vanaf een besloten erf waarop een woning staat. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
De overwegingen van de rechtbank
Van strafbare voorbereiding is sprake wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wordt voldaan aan deze omschrijving, die aan de strafbaarheid van voorbereiding is gesteld. Zij overweegt daarover als volgt.
Aan verdachte is de voorbereiding van diefstal van personenauto’s onder meer onder de strafverzwarende omstandigheid “gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd van een besloten erf waarop een woning staat” tenlaste gelegd. Voor de in de tenlastelegging voorkomende woorden “een besloten erf” moet aansluiting worden gezocht bij de betekenis die daaraan toekomt in artikel 138, eerste lid, Sr. Van een besloten erf als bedoeld in dat artikel is sprake indien dat erf kenbaar van de omgeving is afgescheiden . De rechtbank is van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting en op basis van het dossier niet is komen vast te staan dat hiervan sprake is. In het dossier bevinden zich foto’s van de adressen die voorkwamen op de tijdens de doorzoeking bij verdachten aangetroffen adressenlijsten en die tevens door verdachten middels Google Street View zijn bekeken. De situaties ter plekke kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden gekwalificeerd als een besloten erf. Nu dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen is, is geen sprake meer van voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, zodat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. De rechtbank zal de verweren van de raadsman voor het overige dan ook onbesproken laten.
5.2 Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, gelet op de aanhoudingen van diverse Litouwers ’s nachts in wisselende samenstelling maar met een relatie naar elkaar, dezelfde modus operandi, de nachtelijke uren voor de verkenningen, de afgelegde verklaringen tijdens controles, de belangstelling voor bepaalde types auto’s, het ontvangen van instructies vanuit Litouwen nadat men ervaren heeft gevolgd te zijn en de OVC-gesprekken.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de voor een criminele organisatie vereiste duurzaamheid en bestendigheid niet uit het dossier blijkt. Ook is er geen sprake van een organisatiegraad met een gelaagdheid, noch is er een specifieke rolverdeling of ondergeschiktheid. Verdachte moet van het feit worden vrijgesproken.
De overwegingen van de rechtbank
Het begrip organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr wordt blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad omschreven als iedere samenwerking van feitelijke aard tussen twee of meer personen, met een zekere structuur en een zekere duurzaamheid. Het samenwerkingsverband moet een gemeenschappelijk doel hebben en haar deelnemers moeten in dat samenwerkingsverband actief zijn ter verwezenlijking van dat doel. Van een criminele organisatie is eerst sprake wanneer de doelstelling van de organisatie (mede) is het plegen van strafbare feiten. Bovendien moeten betrokkenen weten dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is over de georganiseerdheid van de autodiefstallen onder meer het volgende naar voren gekomen.
Door medeverdachte [G] is voor de periode 29 september 2011 tot 23 oktober 2011 een vakantiehuisje geboekt op het bungalowpark Buitengoed Het Lage Veld in Hoge-Hexel. In dit huisje zijn na doorzoeking door de rechter-commissaris op 2 oktober 2011 goederen onder verdachte en zijn medeverdachte [G] in beslag genomen die bestemd zijn tot het begaan van diefstal van personenauto’s. Een aantal van deze goederen bevond zich in een vuilnisemmer onder een vuilniszak. Daarnaast zijn er handgeschreven adreslijsten aangetroffen, een tweetal navigatiesystemen waarop adressen voorkomen die corresponderen met de handgeschreven adreslijsten en een laptop waaruit blijkt dat met Google Street View is gekeken naar Honda’s van het type CRV en BMW’s uit de X-serie. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte ontdekt hebben dat ze gevolgd worden door de politie en dat zij erover spreken om de zogenoemde vakantie af te blazen om niet gepakt te worden en de bewijzen te verstoppen. Hierover bellen zij ook met ene [S] in Litouwen en praten er met hem over wat te doen nu zij gevolgd worden door de politie.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het vorenstaande op zichzelf genoegzaam gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte het doel hadden met geavanceerde apparatuur tot diefstal van personenauto’s over te gaan en dat deze beoogde diefstal van personenauto’s in zekere mate een georganiseerd karakter had.
De rechtbank acht evenwel op grond van bovengenoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet bewezen dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband dat het stelen van personenauto’s tot oogmerk had.
De vermelding in het dossier dat een aantal van de met naam genoemde personen in de tenlastelegging zich hebben ingeschreven in vakantiehuisjes in Nederland, die telkens door dezelfde persoon werden gehuurd, alsmede dat een aantal van voornoemde personen eerder zijn aangehouden in verband met autodiefstallen, dan wel het bezit van inbrekerswerktuig en antecedenten hebben op het gebied van autodiefstallen, is naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende voor het bestaan van een criminele organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier grotendeels van aannames en vermoedens voor het bestaan van een criminele organisatie, waarvan de deelnemers op zeer professionele wijze en met geavanceerde apparatuur dure personenauto’s stelen, welke aannames en vermoedens evenwel niet voldoende feitelijk geconcretiseerd zijn. De rol van de afzonderlijke personen in deze organisatie en hun onderlinge samenwerking in een zeker duurzaam verband wordt feitelijk evenmin voldoende concreet - naar plaats, tijd, handeling en persoon - onderbouwd in dit dossier.
Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
5.3 Feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte van het feit moet worden vrijgesproken, nu medeverdachte [G] heeft bekend dat de jammer van hem was.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu medeverdachte [G] heeft toegegeven dat de jammer aan hem toebehoorde en verdachte deze jammer nog nooit eerder had gezien en hier ook geen wetenschap van had.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het verhandelde ter terechtzitting en op basis van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte de jammer heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, dan wel heeft gebruikt zoals is tenlastegelegd onder 3A, zodat hiervoor vrijspraak dient te volgen.
Door medeverdachte [G] is een vakantiehuisje geboekt op het bungalowpark Buitengoed Het Lage Veld in Hoge-Hexel. Verdachte en zijn medeverdachte hebben op 30 september 2011 hun intrek genomen in dit vakantiehuisje met nummer 65. Op 2 oktober 2011 is door de rechter-commissaris dit vakantiehuisje doorzocht ter inbeslagneming. Tijdens deze doorzoeking zijn door de rechter-commisaris goederen en bescheiden in beslag genomen, die waren verstopt, waaronder een zogenaamde GSM-jammer. Na onderzoek is gebleken dat dit een radiozendapparaat is, dat is gebouwd en ontworpen om GSM-, DCS en UMTS verkeer te verstoren of onmogelijk te maken door het uitzenden van breedbandige radiostoorsignalen in daarvoor gebruikte frequentiebanden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat verdachte en zijn medeverdachte samen in het vakantiehuisje verbleven en de feitelijke zeggenschap hadden over de goederen in dat huisje, verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de zogenaamde GSM-jammer. Nu verdachte en zijn medeverdachte met criminele intenties in dit vakantiehuisje aanwezig waren, kan het bezit van alle daar aangetroffen apparatuur aan beiden worden toegerekend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van deze jammer.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3A is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 3B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 september 2011 tot en met 2 oktober 2011 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, een draagbare "jammer", een radiozendapparaat dat is gebouwd en ontworpen om GSM- DCS en UMT verkeer te storen of onmogelijk te maken door het uitzenden van breedbandige radiosignalen in daarvoor gebruikte frequentiebanden, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de verlening van diensten te duchten is, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 3B meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 161sexies Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3B
het misdrijf: medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel geschikt gemaakt of ontworpen tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 161sexies Wetboek van Strafrecht met het oogmerk om daarmee een misdrijf te plegen als bedoeld in genoemd artikel
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben een radiozendapparaat voorhanden gehad, dat is gebouwd en ontworpen om GSM-, DCS- en UMTS-verkeer te storen of onmogelijk te maken. Door het gebruik van een dergelijk apparaat kan gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaan, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een geldboete moet worden opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 2, 10, 12, 13, 33 tot en met 46, 50 tot en met 52 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte wordt verdacht zijn aangetroffen. Voor wat betreft de vordering van de officier van justitie om deze voorwerpen voor instructiedoeleinden ter beschikking te stellen aan de politie is de rechtbank van oordeel dat zij daarover geen beslissing kan geven zoals door de officier van justitie is gevorderd, nu de wet deze mogelijkheid niet kent.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 47 tot en met 49, 53 tot en met 55, 57 en 59 niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu er geen zekere relatie is tussen het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld en de voornoemde inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank zal dan ook gelasten dat deze voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de aan verdachte toebehorende en onder hem in beslag genomen voorwerpen genoemd op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst onder de nummers 1, 3 tot en met 9, 11, 14 tot en met 32, 56 en 58, zodat de rechtbank de teruggave hiervan aan verdachte zal gelasten.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c, 27, 36b en 36d Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
nietigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van de zinsnede “althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld” onder feit 1 nietig;
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3A tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 3B tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder sub 3B meer of anders is tenlaste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 3B
het misdrijf: medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel geschikt gemaakt of ontworpen tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 161sexies Wetboek van Strafrecht met het oogmerk om daarmee een misdrijf te plegen als bedoeld in genoemd artikel
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 3B bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de geldboete in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen € 50,00 per dag aftrek plaatsvindt;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 2, 10, 12, 13, 33 tot en met 46 en 50 tot en met 52;
- gelast de teruggave aan verdachte van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1, 3 tot en met 9, 11, 14 tot en met 32, 47 tot en met 49 en 53 tot en met 59.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2012.
Buiten staat
Mr. H. Bloebaum en mr. C. Verdoold zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.