zaaknummer / rolnummer: 128569 / KG ZA 12-91
Vonnis in kort geding van 11 mei 2012
1. [Eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres sub 2].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres sub 3].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres sub 5],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisers,
advocaat mr. L. Bezoen te Enschede,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORRIEN EXPORTS B.V.,
gevestigd te Epe,
gedaagde,
verder te noemen: Corrien,
advocaat mr. M.J.H. Mühlstaff te Deventer.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Corrien.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Ter zitting hebben eisers sub 4 en 5 hun vorderingen ingetrokken. Eisers sub 1, 2 en 3 handhaven hun vorderingen. Eisers sub 1, 2 en 3 zullen hierna worden aangeduid als: [eiser c.s.]
2.2. Eisers sub 1 en 2 zijn (indirect) medebestuurder van MPI-Management B.V. en MPI Projecten Noord B.V. (de oorspronkelijke eisers sub 4 en 5). In februari 2011 heeft MPI Projecten Noord B.V. een bedrag van € 150.000,00 geleend van Corrien. Ter zake deze geldlening is een mondelinge overeenkomst gesloten. Ook is in opdracht van MPI Projecten Noord B.V. een concept notariële akte van geldlening opgesteld, maar deze is niet gepasseerd.
2.3. Corrien is van oordeel dat MPI Projecten Noord B.V. is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft op 26 april 2012 de geldlening vervroegd opgeëist. Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, heeft Corrien op 26 april 2012 ten laste van [eiser c.s.] conservatoir (derden)beslag laten leggen, een en ander zoals nader omschreven in het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir (derden)beslag d.d. 25 april 2012.
2.4. De beslagen zijn gelegd ter verzekering van verhaal van de vordering van Corrien op MPI Projecten Noord B.V. uit hoofde van de geldleningsovereenkomst.
2.5. Ter onderbouwing van het ten laste van [eiser c.s.] gelegde beslag, heeft Corrien aangevoerd dat vrees van verduistering bestaat wegens de onttrekking van gelden aan MPI Projecten Noord B.V. en dat Corrien haar vordering wenst veilig te stellen.
3.1. [Eiser c.s.] vorderen samengevat - de opheffing van de ten laste van [eiser c.s.] gelegde (derden)beslagen en Corrien te verbieden ter zake het onderhavige geschil en op basis van dezelfde feiten opnieuw conservatoir beslag te doen leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Corrien in de kosten van het geding.
3.2. Corrien voert verweer en heeft verzocht de vorderingen af te wijzen. Corrien stelt dat het aan MPI Projecten Noord B.V. geleende bedrag van € 150.000,00 niet voor MPI Projecten Noord B.V. is aangewend en dat er gelden van MPI Projecten Noord B.V. zijn doorgesluisd naar eiser sub 3.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu de vorderingen van eisers sub 4 en 5 zijn ingetrokken, zal de voorzieningenrechter over deze vorderingen geen inhoudelijke beslissing geven.
4.2. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3. [Eiser c.s.] stellen dat de beslagen moeten worden opgeheven, omdat [eiser c.s.] geen partij waren bij de geldleningsovereenkomst tussen Corrien en MPI Projecten Noord B.V. Om die reden zijn [eiser c.s.] niet gehouden tot terugbetaling van het geleende bedrag. Er is niet gebleken van een vorderingsrecht aan de zijde van Corrien jegens [eiser c.s.] Derhalve kan geen beslag worden gelegd ten laste van [eiser c.s.] Daarnaast stellen [eiser c.s.] dat geen sprake is van het ‘doorschuiven van gelden’ en dat deze stelling van Corrien ook niet onderbouwd is. Reden waarom het beslag ten laste van [eiser c.s.] ondeugdelijk is.
4.4. Vaststaat dat [eiser c.s.] geen partij zijn bij de geldleningsovereenkomst tussen Corrien en MPI Projecten Noord B.V. en derhalve niet gehouden zijn tot terugbetaling van het door MPI Projecten Noord B.V. geleende bedrag van € 150.000,00. Corrien is er niet in geslaagd een deugdelijke grondslag te geven voor de vordering op [eiser c.s.] Met andere woorden, het is aannemelijk dat de door Corrien gepretendeerde vordering op [eiser c.s.] ondeugdelijk is.
4.5. Zo al geconcludeerd zou moeten worden dat er wel enige grondslag voor de beslagen ten laste van [eiser c.s.] zou zijn gebleken, valt de belangenafweging uit in het nadeel van Corrien. De gelegde conservatoire (derden)beslagen onder de bankinstellingen van [eiser c.s.], hebben dusdanige ingrijpende gevolgen, dat het zeer de vraag is of deze gevolgen in verhouding staan tot het belang dat Corrien thans heeft bij het veiligstellen van haar vordering. Eisers sub 2 en 3 worden door de beslagen onder de bankinstellingen belemmerd in hun bedrijfsvoering en kunnen ten gevolge van het lamleggen van de inkomstenstroom niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen, met alle consequenties voor de continuïteit van de ondernemingen van dien. Ook ten aanzien van eiser sub 1 geldt dat door het beslag onder de bankinstelling(en) niet meer aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan.
4.6. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot het oordeel dat de beslagen ten laste van [eiser c.s.] moeten worden opgeheven.
4.7 [Eiser c.s.] hebben belang bij toewijzing van het gevorderde verbod tot het opnieuw (doen) leggen van beslagen ten laste van [eiser c.s.] in verband met de vordering van Corrien op MPI Projecten Noord B.V., zodat de daartoe strekkende vordering in die vorm zal worden toegewezen en wel op straffe van verbeurte van een dwangsom. De voorzieningenrechter acht het redelijk om de hoogte van de gevorderde dwangsom te matigen en een maximum aan de eventueel te verbeuren dwangsommen te verbinden.
4.8. Corrien zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 83,57
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal € 1.185,57
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op de ten laste van [eiser c.s.] gelegde beslagen,
5.2. verbiedt Corrien ter zake het onderhavige geschil en op basis van dezelfde feiten opnieuw conservatoir beslag te doen leggen, zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Corrien, na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met dit verbod, met een maximum van € 250.000,00,
5.3. veroordeelt Corrien in de proceskosten, aan de zijde van [eiser c.s.] tot op heden begroot op € 1.185,57, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag, indien niet binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis aan de proceskostenveroordeling zal zijn voldaan,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.?