ECLI:NL:RBALM:2012:BW4785

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
402.962 EJ VERZ 12-2338 (ak)
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren en wrijving met collega's

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen de stichting Saxion en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was in dienst als energiecoördinator, maar er ontstonden problemen in de samenwerking met collega's, wat leidde tot een formele klacht en een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door Saxion. De werknemer had eerder een coachingstraject moeten volgen, maar dit was niet succesvol. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van disfunctioneren aan de zijde van de werknemer, maar ook dat Saxion onvoldoende had gedaan om de situatie te verbeteren. De rechter oordeelde dat beide partijen verantwoordelijk waren voor het escaleren van het conflict. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 mei 2012 en een vergoeding van € 170.000,00 bruto aan de werknemer toegekend, rekening houdend met zijn lange dienstverband en leeftijd. De rechter heeft ook opgemerkt dat Saxion de mogelijkheid had om het ontbindingsverzoek in te trekken, maar dat dit niet is gebeurd.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 402.962 EJ VERZ 12-2338 (ak)
Beschikking van de kantonrechter d.d. 1 mei 2012 in de zaak van:
de stichting STICHTING SAXION,
statutair gevestigd te Rijssen-Holten,
verzoekster,
hierna te noemen: Saxion,
gemachtigde: dr.mr. F.J. van der Vaart,
advocaat te Enschede,
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats] en [adres]
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. J.W. Wijers, verbonden aan Achmea Rechtsbijstand te Tilburg.
1. De procedure
1.1 Saxion heeft een verzoekschrift, voorzien van producties, strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW ingediend, ontvangen ter griffie op 27 maart 2012.
1.2 [verweerder] heeft een verweerschrift, voorzien van producties, ingediend, strekkende tot afwijzing van het verzoek, subsidiair tot toekenning van een vergoeding, ontvangen ter griffie op 13 april 2012.
1.3 De gemachtigde van Saxion heeft bij brieven van 12 en 13 april 2012, een aantal producties in het geding gebracht.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 17 april 2012, waar namens Saxion is verschenen de heer [T] (directeur Facilitair Bedrijf), de heer [H] (manager Staf Facilitair Bedrijf), alsmede de heer [R] (juridisch beleidsadviseur), bijgestaan door haar raadsman dr.mr. Van der Vaart en [verweerder], bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Wijers. Mrs. Van der Vaart en Wijers hebben gepleit overeenkomstig hun pleitaantekeningen. Van hetgeen verder is besproken heeft de griffier proces-verbaal opgemaakt.
2. De vaststaande feiten
2.1 De navolgende feiten die enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden, worden als vaststaand beschouwd.
2.2 [verweerder], geboren op [geb.datum] 1951, is op 18 augustus 1986 in dienst getreden van Saxion, laatstelijk in de functie adviseur 2 (energiecoördinator), tegen een bruto maandsalaris van € 5.076,68, inclusief 8% vakantietoeslag, 8,3% eindejaarsuitkering en overige emolumenten. Op de daartoe aangegane nieuwe arbeidsovereenkomst is de CAO-HBO 2010-2012 van toepassing.
2.3 Voordat [verweerder] als energiecoördinator werkzaam is geworden, was hij werkzaam als docent binnen de Academie Life Science Engineering & Design, op de afdeling Elektrotechniek. Omdat de verhoudingen tussen de Academieleiding en [verweerder] onherstelbaar waren beschadigd, heeft Saxion in april 2008 een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter, welk verzoek is afgewezen bij beschikking van 30 juni 2008. De kantonrechter heeft destijds overwogen dat, gelet op de omstandigheden van het geval, Saxion ten onrechte heeft nagelaten onderzoek te doen naar de mogelijkheden om [verweerder] in een andere functie en/of elders in de organisatie te herplaatsen.
2.4 De functie energiecoördinator betreft een nieuwe functie binnen Saxion waarvoor geen functieomschrijving bestaat. Ook de bevoegdheden van [verweerder] op het gebied van duurzaamheidsbeleid zijn niet beschreven. De direct leidinggevende is de heer [H] (hierna: [H]). De heer [T] (hierna: [T]) is de directeur van het Facilitair Bedrijf waar ook de functie van [verweerder] onder valt.
2.5 Medio 2011 ontstaat enige wrijving tussen [verweerder] en enkele collega’s van de afdeling Bouw en Techniek, welke afdeling eveneens onder het Facilitair Bedrijf valt.
2.6 Bij e-mailbericht van 14 oktober 2011 met als het onderwerp ‘andere wind’ heeft [verweerder] aan [H] onder meer het volgende meegedeeld: “Ik vind niet dat de directe collega’s het mij gemakkelijk maken. (…)
Ik krijg maar geen reactie op een herhaald verzoek aan [C] voor een offerte met LEDverlichting
Er komt een vreemde email van [C], niet aan mij gericht, waarin ze stellen dat LED niet voldoet. Wie heeft om dit antwoord gevraagd en naar aanleiding waarvan?
(...)
Een kamergenoot brengt ongevraagd weer TL verlichting aan ipv een LEDopstelling op proef.
Hij zou er last van hebben na ruim 1 jaar geen klachten te hebben gehad. Hij schakelt ongevraagd een LEDpaneel uit dat ik sinds 1 week op proef laat draaien.
Ik zou graag weten wat er aan de hand is, het zit mij niet lekker, (…)”.
2.7 [H] heeft bij e-mailbericht van dezelfde datum [verweerder] als volgt geantwoord: “Ik voel er weinig voor om als een soort mediator/onderzoeker met de gevoelens die er bij jouw, naar aanleiding van een aantal (wellicht los van elkaar staande) zaken ontstaat, aan de slag te gaan. Ik verwacht van je dat jij eerst zelf op onderzoek gaat en collega’s bevraagt op de richting, temperatuur en de sterkte van de “andere wind”.
2.8 Op dezelfde dag heeft [verweerder] hierop weer gereageerd met een e-mailbericht met de volgende inhoud: “Deels meld ik jou gevoelens en feiten. Kennelijk voor jou geen aanleiding iets te ondernemen. Jij wil dat ik dat zelf uitzoek. Heb ik gedaan en de resultaten weet je inmiddels Ik kom er niet uit. Ik ben niet in staat deze voor mijn collega’s en mij vervelende situatie op te lossen. Die kwaliteiten heb ik niet en mag ook niet worden verwacht van mij, vind ik.
Daarom meld ik me bij mijn leidinggevende.
Ik kan me met mijn verleden geen fratsen meer veroorloven en zal het hier verder bij moeten laten.
Ideaal is het niet en ook niet OPEN maar er zijn ergere dingen. Ik vind het werk nog steeds bijzonder leuk en uitdagend. (…)”.
2.9 [H] heeft vervolgens diezelfde dag nog weer gereageerd middels een e-mailbericht waarin hij aangeeft dat in het volgende PO een plan van aanpak wordt besproken. Als [verweerder] meent dat dit te lang duurt, wordt hem geadviseerd een extra afspraak te maken.
2.10 Eind oktober/begin november 2011 hebben [verweerder] en [H] wederom middels diverse e-mailberichten gecorrespondeerd. Bij e-mailbericht van 9 november 2011 met als onderwerp ‘ter aanvulling reminder’ heeft [verweerder] aan [H] onder meer het volgende geschreven:”(…) Ik meld ten einde raad op 31 oktober dat ik word uitgekotst. Nu vind je de zaak wel ernstig genoeg om onmiddellijk een gesprek met jou, [D] en mij te voeren. Verder constateer je nu wel dat er ook nog sprake is van pesterijen. We spreken af dat we in ieder geval zsm een mediationtraject ingaan.
Je meldt me vervolgens dat eea mijn positie niet versterkt (…)
Tot op de dag van vandaag heb ik nog niets van je vernomen over de resultaten van je gesprek met [A] over deze zaak, ondanks jouw toezegging en mijn verzoek daartoe.
Je hebt je beperkt tot het voorstellen van een gesprek tussen [D] en mij.
(…)
Je bent op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Ik ervaar de situatie als bijzonder onaangenaam en onveilig. (…)”.
2.11 Op 17 november 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder], [T], [H] en de heer [V] (adviseur HRM). Een verslag hiervan is overgelegd als productie 7 bij verzoekschrift. Als aanleiding voor het gesprek staat de teruglopende (arbeids-) relatie van [verweerder] met collega’s in zijn (directe) omgeving vermeld. In dit gesprek wordt aan [verweerder] een coachingstraject opgedragen, welk traject [verweerder] succesvol moet afronden. Indien [verweerder] geen gebruik maakt van het coachingstraject, zullen de wegen gaan scheiden.
2.12 Bij brief van 19 november 2011 aan [H] heeft [verweerder] onder meer meegedeeld dat hij onder protest instemt met het coachingstraject. Voorts wijst [verweerder] er op dat het coachingstraject geen einde maakt aan de ongewenste situatie van pesterijen en onbeschoft gedrag jegens hem.
2.13 Op 23 november 2011 heeft [T] hierop in een uitgebreide brief gereageerd en onder meer aan [verweerder] meegedeeld dat het de intentie van het coachingstraject is om daar wel een einde aan te maken.
2.14 Op 2 december 2011 heeft de voorgestelde coach [U] te kennen gegeven dat hij geen mogelijkheid ziet om [verweerder] te coachen. De reden daarvoor is de respectloze manier waarop [verweerder] zich heeft uitgelaten over het voorgestelde coachtraject, zowel inhoudelijk als persoonlijk.
2.15 Bij brief van 8 december 2011 heeft [T] aan [verweerder] onder meer het volgende meegedeeld: “(…) Op 2 december jl. heeft u gereageerd op ons concrete voorstel tot coaching. Eerder al verklaarde u zich bereid aan coaching te zullen onderwerpen.
Uw reactie was van dien aard dat de heer [U]van [U] Quality Consulting zich op voorhand verschoond heeft van coaching van uw persoon.
Strekking en toon van de tekst in uw mail stuiten ook ons tegen de borst en zijn op z’n zachts gezegd weinig constructief. Deze taal tolereren wij niet binnen Saxion en niet van onze medewerkers. Ook niet de taal in uw mail van 5 december 2011.
(…)
U maakt het ons zo wel heel moeilijk om uw disfunctioneren ten goede te (doen) keren. In een ultieme poging zijn wij ten tweeden male bereid u door een externe coach te doen coachen, en wel door mevrouw [B] (…) Onder haar begeleiding zal uw functioneren op de kortst mogelijke termijn echt verbetering moeten laten zien op het punt van professioneel optreden, op het punt van samenwerken met anderen etc. Wij verzoeken u per ommegaande, doch in elk geval vóór vrijdag 9 december 2011 om 9.00 uur, uw direct leidinggevende de heer [H] te willen berichten of u met mevrouw [B] in zee wil gaan, bij gebreke waarvan wij zullen moeten constateren dat u uw aanvankelijke medewerking aan coaching niet gestand doet, met alle rechtspositionele consequenties van dien. (...)”.
2.16 Bij brief van 13 december 2011 heeft [T] aan [verweerder] meegedeeld dat hij per direct wordt geschorst uit zijn functie. In de betreffende brief is onder meer het volgende opgenomen: “(…)Wij kunnen niet anders concluderen dan dat u bij nader inzien helemaal niet gecoacht wilt worden. Dat is jammer. Temeer nu u ondertussen niet naar behoren blijft functioneren. Daarmee blokkeert u een goede uitvoering van uw arbeidsovereenkomst met Saxion.
Onder die omstandigheden zien wij dan ook geen andere mogelijkheid dan de gang naar de Kantonrechter te maken. Dat is niet voor het eerst. Jammer dat het opnieuw zover moet komen.
Vooruitlopen daarop schorsen wij u per direct uit uw functie in afwachting van de behandeling van het desbetreffende ontbindingsverzoek (…)”.
2.17 Bij brief van 11 januari 2012 heeft [T] aan [verweerder] meegedeeld dat Saxion de schorsing heeft bestendigd. In de brief staat onder meer het volgende opgenomen: ‘(…) In uw geval hebben wij gemeend dat besluit desalniettemin te moeten nemen (en de kantonrechter in te schakelen), nadat wij moesten vaststellen dat u niet langer goed functioneerde en het onmogelijk bleek dat disfunctioneren adequaat samen met u op te pakken. Het voort laten sudderen van de weinig vrachtbare samenspraak over oplossen legt een onevenredig groot beslag op mensen van onze organisatie.
Uw belang bij continuering van uw arbeidsovereenkomst hebben wij aldus lichter gewogen dan het belang van de hogeschool bij rust en voortgang van de werkzaamheden op de werkvloer. (…)
E.e.a. neemt niet weg dat wat ons betreft realistische coaching op redelijke gronden mogelijk blijft. Na al hetgeen u in heeft gebracht hebben wij ernstige twijfel of dat haalbaar is. (…) Het advies van onze beoogde coach, n.a.v. een intakegesprek met u, zal derhalve voor ons maatgevend zijn. (…)”.
2.18 Bij e-mailbericht van 21 januari 2012 heeft [verweerder] aan mevrouw [V], lid van het College van Bestuur van Saxion (hierna: [V]), onder meer het volgende meegedeeld:”(…) Inmiddels is onomstotelijk vast komen te staan dat de heer [T] er in deze kwestie een dubbele agenda op na houdt. Ook is onomstotelijk vast komen te staan dat de heer [T] in deze kwestie niet onbevooroordeeld handelt en vooringenomenheid is te verwijten. Tesamen met eerder handelen van de heer [T] leidt dit ertoe dat mijn vertrouwen in de heer [T] vooralsnog nagenoeg onherstelbaar beschaamd is.
(…)
De communicatie van mij richting de heer [T] zal ik via u, zijn direct leidinggevende, laten verlopen. Ik verzoek u vriendelijk maar dringend de heer [T] hetzelfde te laten doen.
Gezien de feiten ligt het naar inzicht van mij in de alle rede dat de heer [T] met onmiddellijke ingang de verdere afhandeling van deze kwestie uit handen wordt genomen en zich verder zal onttrekken van het dossier. Geheel in lijn met de disciplinaire maatregelen die tegen mij zijn genomen, waarover de Geschillencommissie HBO inmiddels heb verzocht een uitspraak te doen over de rechtmatigheid en rechtsgeldigheid, ligt een soortgelijke straf tegen de heer [T] eveneens in de rede. (…)”.
Bij e-mailbericht van 25 januari 2012 heeft [verweerder] de volgende aanvulling verstrekt: “(…) De heer [K], directeur/eigenaar van de betreffende firma meldt zich vervolgens bij de heer [T] over deze kwestie. (…) de heer [K] heeft mij over de resultaten geïnformeerd. Toen is duidelijk geworden dat de heer [T] ongevraagd zijn visie op mijn kwestie (Schorsing/Ontslag) heeft gemeend te moeten geven aan de heer [K]. Bovendien is er sprake van leugens en feitelijke onjuistheden. (…) De betreffende email [bedoeld is: de e-mail van 21 januari 2012, toevoeging kantonrechter] is door de emoties misschien minder gelukkig qua woordkeuze maar ik blijf volledig achter de strekking ervan staan. (…)”.
2.19 Bij brief van 13 februari 2012 heeft [V] aan [verweerder] onder meer het volgende meegedeeld:”(…) Mevrouw [J] [integriteitsfunctionaris: toevoeging kantonrechter] komt op basis van haar onderzoek tot de conclusie dat de eerste klacht deels gegrond en deels ongegrond moet worden verklaard. Uit haar onderzoek is gebleken dat de heer [T] met een derde, in casu de heer [K], gesproken heeft over uw schorsing (als ordemaatregel), waardoor uw recht op privacy is geschonden. Van “het verkondigen van leugens en feitelijke onjuistheden” is mevr.[J] niets gebleken, zodat zij dit gedeelte van uw klacht ongegrond heeft verklaard.
Vanwege het feit dat de heer [K] al op de hoogte was van de schorsing nog voordat de heer [T] met hem in gesprek ging, en het feit dat er tussen u en de heer [K] over de ontstane siuatie al eerder e-mailcontact is geweest (..), zijn wij van mening dat er geen ernstige schending van uw privacy heeft plaatsgevonden. Dientengevolge stellen wij ons op het standpunt dat er met betrekking tot de eerste klacht onvoldoende redenen aanwezig zijn om ter zake ten opzichte van de heer [T] (disciplinaire) maatregelen te treffen, (…).
Mevr. [J] komt op basis van haar onderzoek tot de conclusie dat uw tweede klacht tegen de heer [T] ongegrond moet worden verklaard. Uit haar onderzoek is niet gebleken dat de heer [T] zich schuldig heeft gemaakt aan de verwijten die u hem maakt. (…)”.
2.20 Bij uitspraak in voorlopige voorziening van 20 februari 2012 heeft de voorzitter van de Commissie van Beroep HBO het verzoek van [verweerder] om opschorting van de schorsing en toelating tot het werk in afwachting van de beschikking van de kantonrechter afgewezen.
2.21 Bij uitspraak van 30 maart 2012 heeft de Commissie van Beroep HBO het beroep van [verweerder] tegen de beslissingen van Saxion van 13 december 2011 en 11 januari 2012, in het bovenstaande opgenomen onder 2.16 en 2.17, ongegrond verklaard.
3. Het verzoek
3.1 Saxion verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen op grond van gewichtige redenen in de zin van de wet, uitvoerbaar bij voorraad, onder compensatie van kosten. Saxion heeft daarbij verzocht de ontbinding uit te spreken op basis van verandering in de omstandigheden.
3.2 Saxion heeft aan het verzoek, kort en zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat [verweerder], ook nadat aan hem met de functie van energiecoördinator een nieuwe kans was geboden, ook in die functie disfunctioneert. Hij blokkeert de samenwerking op de werkvloer door niet het gesprek met collega’s aan te gaan, maar de confrontatie via de e-mail te zoeken. Hierbij uit [verweerder] zich onbeschoft. Met het door Saxion noodzakelijk geachte en aangeboden coachingstraject heeft [verweerder] eerst na herhaaldelijke pogingen onder protest ingestemd, waarbij [verweerder] de in eerste instantie voorgestelde coach heeft gediskwalificeerd. Met de vervolgens aangereikte coach heeft weliswaar een kennismakingsgesprek plaatsgevonden en zou een intakegesprek volgen, maar tegelijkertijd heeft [verweerder] formele klachten ingediend tegen [T].
Op grond hiervan kan Saxion niet anders dan concluderen dat [verweerder] niet daadwerkelijk een coachingstraject wil volgen om zijn functioneren te verbeteren en dat het verleden zich herhaalt. Nu [verweerder] de gang van de kantonrechter geheel aan zichzelf te danken heeft, is voor toekenning van een vergoeding geen plaats. Voorts heeft Saxion in dit verband opgemerkt dat zij eigen risicodrager is en een werkloosheidsuitkering voor haar rekening komt.
4. Het verweer
4.1 [verweerder] betwist het gestelde disfunctioneren. Daartoe voert hij aan dat hij in zijn nieuwe functie als energiecoördinator geen duidelijke taak, laat staan bevoegdheden heeft bij de implementatie van het duurzaamheidsbeleid. Hierdoor is het moeilijk om voldoende draagvlak te krijgen voor het werk. Medio 2011 leidt dit tot wrijvingen met enkele collega’s en wordt, na aandringen van zijn kant, met zijn leidinggevende [H] overeengekomen dat een mediationtraject gevolgd zal gaan worden. Na korte tijd wordt dit door [T] overruled en dient [verweerder] een coachingstraject te volgen onder directe dreiging van ontslag bij weigering of het niet succesvol doorlopen van dat traject. Gelet op de door Saxion hieraan verbonden gevolgen worden door [verweerder] kritische vragen gesteld over het door hem te volgen coachingstraject. Dit is echter aanleiding voor Saxion [verweerder] te schorsen en een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter voor te bereiden. Hoewel Saxion op 11 januari 2012 heeft toegezegd dat zij de schorsing zal opheffen wanneer realistische coaching mogelijk is, doet zij dat niet. Integendeel, toen bleek dat coaching mogelijk was en er een aanvang mee werd gemaakt, werd een gegronde klacht van [verweerder] over het lekken van vertrouwelijke personeelsinformatie naar derden door [T], door [T] aangegrepen om het coachingstraject te stoppen en het ontbindingsverzoek in te dienen.
4.2 [verweerder] is van mening dat middels mediation de verstoorde verhoudingen hersteld kunnen worden, zodat geen sprake is van zodanige (onomkeerbare) verandering van omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden.
4.3 Voor het geval toch tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt besloten, is [verweerder] van mening dat dit in overwegende mate in de risicosfeer van Saxion ligt. Saxion heeft met zevenmijlslaarzen een onomkeerbaar proces in gang gezet, terwijl [verweerder] alleen maar om ondersteuning vroeg om draagvlak te krijgen voor zijn werk. Saxion heeft aldus niet als een goed werkgever gehandeld. Een werkloosheidsuitkering en een bovenwettelijke uitkering zijn niet gegarandeerd tot de leeftijd van 65 jaar. Ook lijdt [verweerder] aanzienlijke pensioenschade in geval van beëindiging van zijn dienstverband. [verweerder] verzoekt dan ook om aan hem ten laste van Saxion een vergoeding toe te kennen van € 281.826,00 bruto.
5. De beoordeling
5.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod. Dat is niet het geval.
5.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is ieder der partijen te allen tijde bevoegd zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in 7:677, lid 1 BW zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst om die reden onverwijld zou zijn opgezegd, als ook veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Indien de rechter het verzoek inwilligt wegens veranderingen in de omstandigheden kan hij, zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan een van de partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen.
5.3 Met betrekking tot de vraag of ontbonden kan worden op grond van veranderingen in de omstandigheden zoals Saxion aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd, is de kantonrechter van oordeel dat deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden. Voldoende duidelijk is geworden dat Saxion geen vertrouwen meer heeft in [verweerder], terwijl ook uit de [verweerder] overgelegde correspondentie en het verhandelde ter zitting duidelijk blijkt dat [verweerder] geen vertrouwen meer heeft in Saxion, zodat voor een constructieve samenwerking geen basis meer is. Daarvoor is tussen partijen inmiddels teveel gebeurd. De kantonrechter zal dan ook tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overgaan.
5.4 De vraag die vervolgens aan de orde komt is of er aanleiding bestaat om [verweerder] een vergoeding toe te kennen. In dit kader is van belang hoe die verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan en wie daar in (overwegende) mate verantwoordelijk voor is. De kantonrechter overweegt hiertoe het volgende.
5.5 Hoewel Saxion in haar verzoekschrift in zijn algemeenheid stelt dat [verweerder] disfunctioneert, is duidelijk geworden dat zij hiermee niet bedoeld heeft te zeggen dat [verweerder] op het inhoudelijke vlak van energiecoördinator disfunctioneert. Op inhoudelijk gebied heeft [verweerder] vanaf het moment van aanvaarding van de nieuwe functie naar tevredenheid gefunctioneerd. Met disfunctioneren heeft Saxion bedoeld het disfunctioneren op collegiaal gebied en dan met name daar waar het de communicatie met collega’s en leidinggevenden betreft. De kantonrechter constateert dat hetgeen wat aanvankelijk begint als een wrijving tussen [verweerder] en een tweetal collega’s al vrij snel uitmondt in een serieus arbeidsconflict tussen [verweerder] en Saxion. Hierbij valt het op dat ‘de noodkreet’ van [verweerder] die hij uit in zijn e-mailbericht van 14 oktober 2011 en waarbij hij aangeeft niet de kwaliteiten te hebben om de vervelende situatie met zijn collega’s op te lossen, niet direct opgepakt wordt door de leidinggevende(n) van [verweerder], maar dat hem geadviseerd wordt een en ander zelf op te pakken en op te lossen. Hoewel [H] en [T] tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat zij niet op de hoogte waren van de voorgeschiedenis van [verweerder], kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat zij in grote lijnen wel op de hoogte waren (of in ieder geval hadden moeten zijn) van de reden waarom [verweerder] herplaatst moest worden binnen Saxion. In ieder geval had het e-mailbericht van 14 oktober 2011 voor [H] aanleiding moeten zijn navraag te doen naar het ‘verleden’ van [verweerder] voor zover hierover bij hem nog onduidelijkheid zou hebben bestaan. Dan zou voor hem duidelijk zijn geworden dat ook in het verleden de wijze van communicatie van [verweerder] niet altijd even constructief en conflictmijdend is geweest en had het voor de hand gelegen in een vroeg stadium de kwestie tussen [verweerder] en zijn collega’s te bespreken. Door vervolgens [verweerder] maar te laten ‘aanmodderen’, terwijl er serieuze aanwijzingen waren voor pesterijen van collega’s, is een voedingsbodem geschapen voor een steeds verder escalerend arbeidsconflict, waarbij uiteindelijk de beschuldigende vinger alleen in de richting van [verweerder] is gewezen. Dit is met name het geval op het moment dat in het gesprek op 17 november 2011 aan [verweerder] wordt opgedragen een coachingstraject te volgen dat hij succesvol moet afronden. Als dat niet gebeurt, zullen de wegen scheiden, zo staat vermeld in het gespreksverslag. Daarna gaat het in een vlot tempo verder mis en zetten beide partijen de hakken in het zand. Saxion houdt, onder dreiging van beëindiging van het dienstverband, vast aan een verplicht en succesvol te doorlopen coachingstraject voor [verweerder], terwijl [verweerder] zich als een kat in het nauw gaat gedragen en een weinig constructieve houding kiest.
5.6 De situatie die dan ontstaat doet sterk denken aan de situatie die aan de orde was ten tijde van het vorige arbeidsconflict en waarbij [verweerder] onomwonden is gaan twijfelen aan de persoonlijke oprechtheid en integriteit van [T]. Dat leidt vervolgens tot het indienen van formele klachten op 21 en 25 januari 2012 die vervolgens voor Saxion de aanleiding vormen om geen vertrouwen meer te hebben in een succesvol coachingstraject.
5.7 Hoewel het natuurlijk het goed recht van [verweerder] is om een formele klacht in te dienen tegen zijn leidinggevende, had hij zich wel dienen te realiseren dat de toonzetting van zijn klacht en de bewoordingen die hij kiest, het dunne lijntje van vertrouwen in een goede afloop kan doen breken. [verweerder] speelt het hard waar hij stelt dat [T] er een dubbele agenda op na houdt, niet onbevooroordeeld handelt en vooringenomen is en bovendien leugens en feitelijke onjuistheden verkondigt. Dit klemt temeer nu slechts een deel van de klacht tegen [T] gegrond is verklaard, betreffende de schending van de privacy van [verweerder] die bovendien niet als ernstig aangemerkt wordt omdat de betreffende derde al eerder door [verweerder] zelf op de hoogte was gesteld.
5.8 Het geheel overziend komt de kantonrechter tot de conclusie dat beide partijen hun aandeel hebben gehad in het ontstane arbeidsconflict. In eerste instantie valt Saxion een verwijt te maken doordat zij onvoldoende aandacht schenkt aan de ontstane wrijving tussen [verweerder] en een aantal collega’s en vervolgens de schuld van de ontstane onenigheid alleen bij [verweerder] legt, terwijl er pesterijen van collega’s zijn geweest. De zaak wordt door Saxion op scherp gezet door van [verweerder] te eisen dat hij succesvol een coachingstraject gaat volgen onder dreiging van beëindiging van het dienstverband. Dat is niet de manier om een 60-jarige werknemer met een 25-jarig dienstverband te motiveren tot het volgen van een coachingstraject. Daartegenover staat dat van [verweerder] enig zelfinzicht had mogen worden verwacht. Ook in de vorige ontbindingsprocedure is hem door de kantonrechter het verwijt gemaakt dat hij middels een niet aflatende stroom van e-mails met een onacceptabele harde toonzetting, menigeen tegen zich in het harnas joeg en zich recalcitrant is blijven gedragen. Indien binnen drie jaar wederom een conflict dreigt, had het voor de hand gelegen dat [verweerder] zijn eigen houding en gedrag eens kritisch in ogenschouw had genomen en in ieder geval de kans om middels coaching hieraan te werken, had aangegrepen in plaats zich daartegen met hand en tand te verzetten en het gevecht verder te voeren op de persoon van [T].
5.9 Een en ander afwegend acht de kantonrechter het billijk [verweerder] een vergoeding toe te kennen, waarbij zij, rekeninghoudend met de lengte van het dienstverband, de leeftijd van [verweerder] en alle overige omstandigheden, een vergoeding van € 170.000,00 bruto billijk acht.
5.10 Bij het vaststellen van de hoogte van bovenvermelde vergoeding heeft de kantonrechter geen rekening gehouden met de in het verzoekschrift genoemde omstandigheid dat Saxion eigen risicodrager is. Het eigen risicodragerschap is een keuze die Saxion heeft gemaakt en waar bepaalde premievoordelen tegenover staan. Ter zitting is tevens melding gemaakt van een bovenwettelijke regeling op grond waarvan [verweerder] gedurende de duur van de werkloosheidsuitkering een aanvulling krijgt, variërend van 83% tot 70% van de ongemaximeerde berekeningsgrondslag. Ook hiermee heeft de kantonrechter geen rekening gehouden omdat door Saxion niet uiteen is gezet wat dit in de concrete situatie van [verweerder] betekent en op voorhand niet duidelijk is of [verweerder] ook aan de voorwaarden voldoet om hiervoor in aanmerking te komen.
5.11 Nu een vergoeding zal worden toegekend, zal Saxion in de gelegenheid worden gesteld om haar ontbindingsverzoek in te trekken. Gaat zij daartoe over, dan dient zij de kosten van het geding te dragen. Handhaaft zij het verzoek, dan worden de kosten van deze procedure tussen partijen gecompenseerd.
6. De beschikking
Stelt Saxion in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door dit vóór 11 mei 2012 schriftelijk aan de griffier van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede te berichten.
Veroordeelt in het geval het verzoekschrift wordt ingetrokken Saxion in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde.
Indien het niet tot een intrekking komt:
a. ontbindt de tussen Saxion en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 15 mei 2012 en kent in dat geval aan [verweerder] ten laste van Saxion een vergoeding tot van € 170.000,00 bruto;
b. compenseert de proceskosten in dier voege dat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven te Enschede door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en op 1 mei 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.