zaaknummer / rolnummer: 127502 / KG ZA 12-62
Vonnis in kort geding van 6 april 2012
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E.C.J. Ris te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] (mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. [Eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 30 maart 2012. Ter zitting zijn verschenen: de heer en mevrouw [eiser], vergezeld door mr. Ris, en de heer [gedaagde]. De standpunten zijn toegelicht.
1.3. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2. [Eiser] woont in een boerderij aan de [adres] te [woonplaats], gemeente [naam]. Achter zijn boerderij bevindt zich een weiland met kadastraal nummer [XXXX], welk weiland hij bij akte van 30 december 2002 via kavelruil heeft verkregen van de heer [X] (hierna: [X]). Met die akte is een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van kavelnummer [XXXX] en ten laste van de destijds aan [X] toebehorende naastgelegen weilandpercelen [XXXX] en [XXXX]. De tekst van de erfdienstbaarheid zoals deze is vastgelegd in de akte van 30 december 2002 luidt als volgt:
“het recht om te voet en/of met (landbouw)voertuigen te komen en te gaan van en naar het heersend erf en naar en van de Borculoseweg terplaatse, uit te oefenen op de minst bezwarende wijze, zoals op de aan deze akte gehechte situatietekening door een onderbroken streeplijn is aangegeven;
van deze erfdienstbaarheid van weg mag alleen gebruik gemaakt worden zodra de eigenaar van het heersend erf, de heer [eiser], niet op andere wijze het heersend erf vanaf een openbare weg kan bereiken.”
2.3. In de periode 2003 tot en met 2011 heeft [eiser] ongeveer 30 tot 40 keer per jaar gebruik gemaakt van de weilandpercelen [XXXX] en [XXXX] om zijn weilandperceel [XXXX] te bereiken met landbouwvoertuigen.
2.4. [X] heeft de weilandpercelen [XXXX] en [XXXX] eind 2011 aan [gedaagde] verkocht. [Gedaagde] heeft in februari 2012 aan [eiser] de toegang geweigerd tot voornoemde weilandpercelen. [Gedaagde] heeft het hek dat toegang geeft tot het weilandperceel [XXXX] aan de Borculoseweg afgesloten met een hangslot.
3. De standpunten van partijen
3.1. [Eiser] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis [eiser] ongehinderd toegang te verlenen tot de twee weilandpercelen van [gedaagde] met kadastrale nummers [XXXX] en [XXXX] en [eiser] in het bezit te stellen van een sleutel van het hangslot waarmee het hek dat toegang geeft tot het weiland met kadastraal nummer [XXXX] is afgesloten. Dit alles vordert hij op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag (of een gedeelte van een dag) dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,00 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. Daartoe stelt [eiser] – kort samengevat – dat er vanaf de openbare weg geen andere geschikte route is om zijn weilandperceel [XXXX] te bereiken dan via de weilandpercelen [XXXX] en [XXXX] van [gedaagde]. Vanaf de openbare weg de [adres], waaraan [eiser] woont, kan enkel het weilandperceel [XXXX] bereikt worden door eerst een stuk over een buurweg te rijden, met kadastraal nummer [XXXX]. Deze buurweg behoort slechts voor éénachtste aan [eiser] toe en is volgens [eiser] niet geschikt voor grote landbouwmachines. Voorts moet nog een ander aan [eiser] toebehorend weiland en een sloot met een duiker worden overgestoken. Bovendien voert deze route door het dorp.
3.3. [Gedaagde] brengt hiertegen in – kort samengevat – dat het betreffende weilandperceel van [eiser] via de openbare weg te bereiken is, zodat blijkens de tekst van de notariele akte van 30 december 2002 van de erfdienstbaarheid van de weilandpercelen [XXXX] en [XXXX] geen gebruik mag worden worden gemaakt. De [adres], waaraan [eiser] woont, is een openbare weg en de buurweg is (mede)eigendom van [eiser]. Uit de koopakte met betrekking tot de buurweg van 7 mei 1991 blijkt dat [eiser] onbelemmerd gebruik kan maken van deze weg.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang gelet op de aard van de vorderingen reeds gegeven.
4.2. Niet in geschil tussen partijen is dat ten laste van de (weiland)percelen van [gedaagde] met nummers [XXXX] en [XXXX] een erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van het aan [eiser] toebehorende (weiland)perceel met nummer [XXXX]. Dit recht bestaat uit gaan van en naar het heersend erf (perceel [XXXX]) en naar en van de Borculoseweg te [woonplaats]. Op deze bepaling wordt in die zin een uitzondering gemaakt dat van deze erfdienstbaarheid enkel gebruik mag worden gemaakt ‘zodra’ [eiser] niet op een andere wijze het heersende erf vanaf een openbare weg kan bereiken. De vraag die in dit kort geding dient te worden beantwoord, is of het aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat in het onderhavige geval van de erfdienstbaarheid gebruik mag worden gemaakt.
4.3. Ter beantwoording van die vraag is allereerst het uitgangspunt van de erfdienstbaarheid van belang, namelijk het gaan van en naar de Borculoseweg vanaf het weilandperceel [XXXX] van [eiser]. Na een route over enkele openbare wegen door het dorp, voert deze route via de [adres] over de kavel van [eiser] en/of de buurweg. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze buurweg weliswaar (mede)eigendom is van [eiser], maar dit betekent niet dat vanaf de openbare weg het heersend erf kan worden bereikt. De buurweg is immers geen openbare weg, nu niet iedereen altijd gebruik kan maken van die weg. Voor zover [gedaagde] stelt dat [eiser] in ieder geval via haar eigen kavels het heersende erf kan bereiken, gaat dit evenmin op, nu ook in dit geval geen sprake is van een openbare weg die vanaf de Borculoseweg toegang verschaft tot de weilandpercelen van [eiser]. Het is derhalve aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat in dit geval van voornoemde erfdienstbaarheid gebruik mag worden gemaakt zoals door [eiser] gesteld. De vordering van [eiser] tot het ongehinderd toegang verlenen tot de weilandpercelen [XXXX] en [XXXX] van [gedaagde] zal derhalve worden toegewezen op de wijze als na te noemen.
4.4. Om die toegang ongehinderd te kunnen krijgen, is eveneens van belang dat [eiser] beschikt over de sleutels van het hangslot waarmee het weilandperceel [XXXX] aan de zijde van de Borculoseweg is afgesloten, zodat deze vordering eveneens zal worden toegewezen.
4.5. Hetgeen hiervoor is overwogen neemt niet weg dat [eiser] op een behoorlijke en op de minst bezwarende wijze van de erfdienstbaarheid gebruikt dient te maken, waaronder het voeren van overleg met [gedaagde] over het gebruik van de weilandpercelen [XXXX] en [XXXX] en het (weer) op slot doen van voornoemd toegangshek.
4.6. De gevorderde dwangsom gekoppeld aan de beide vorderingen zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter met inachtneming van alle omstandigheden van het geval het bedrag per dag zal beperken tot € 500,00 met een maximumbedrag van € 25.000,00.
4.7. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaardingskosten € 95,88
- griffierecht € 267,00
- salaris advocaat € 527,00
Totaal € 889,88.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
I. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis [eiser] ongehinderd toegang te verlenen tot de twee weilandpercelen van [gedaagde] met kadastrale nummers [XXXX] en [XXXX], ter uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid met als heersend erf weilandperceel [XXXX];
II. veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis [eiser] in het bezit te stellen van een sleutel van het hangslot waarmee het hek dat toegang geeft tot het weiland met kadastraal nummer [XXXX] is afgesloten;
III. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de onder I. en II. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
IV. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 889,88;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.