ECLI:NL:RBALM:2012:BW4444

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710030-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afdreiging en witwassen met amfetaminebezit

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte heeft geprobeerd om twee slachtoffers te dwingen tot het afgeven van een geldbedrag van € 7.500 door te dreigen met de openbaarmaking van privéfoto's en -filmpjes. Dit gebeurde in de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een laptop en het in bezit hebben van een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks haar gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van haar daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor haar persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand, omdat de verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710030-12
Datum vonnis: 1 mei 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, PIV Zwolle, in Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman
mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
samen met anderen of alleen door bedreiging met het openbaar maken van zich op een laptop bevindende filmpjes en foto’s, heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te bewegen om € 7.500,-- af te geven;
Feit 2:
samen met anderen of alleen amfetamine in haar bezit heeft gehad.
Feit 3:
samen met anderen of alleen een laptop heeft gestolen of voorhanden heeft gehad terwijl zij wist of moest vermoeden dat deze laptop gestolen was.
Feit 4:
samen met anderen of alleen een fiets heeft gestolen, of een fiets voorhanden heeft gehad terwijl zij wist of moest vermoeden dat deze fiets gestolen was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012,
in de gemeente Twenterand en/of in de gemeente Hardenberg en/of in de gemeente
Coevorden en/althans (elders) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door
bedreiging met smaad, smaadschrift, op openbaring van een geheim
een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te
dwingen tot de afgifte van 7500 euro, althans een bedrag aan geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
op of omstreeks 24 december 2011 bij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
een CD-rom (met seksueel getinte foto's en/of filmpjes) en/of een brief
heeft/hebben bezorgd, althans doen bezorgen, met als inhoud -zakelijk
weergegeven- dat hij/zij (verdachte(n)) in het bezit waren gekomen van de
laptop van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en dat daarop mooie filmpjes
en foto's stonden, dat deze allemaal gekopieerd waren en dat er op 4 januari
2012 te Dedemsvaart, achter de DA-drogist, 7500 euro contant moest worden
betaald omdat anders de plaatjes op internet zouden worden gezet,
en/of (vervolgens) zich op 4 januari 2012 te Dedemsvaart naar die genoemde
plek achter de DA-drogist heeft/hebben begeven en/of aldaar zich naar de auto
van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of tegen
de inzittende van die auto heeft/hebben gezegd "Kom je uit Westerhaar" en/of
"Zoek je een laptop of niet" en/of "Heb je geld bij je" en/of "Hoeveel geld
heb je bij je" en/of "Moet je die laptop hebben of niet?"
terwijl de uitvoering van het bovenomschreven misdrijf niet werd voltooid;
2.
zij op of omstreeks 04 januari 2012,
te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad (ongeveer) 9,15 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende, amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
zij op of omstreeks 04 november 2011 te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning heeft
weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012,
te Vriezenveen in de gemeente Twenterand en/of in de gemeente Coevorden en/of
te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een laptop, heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een
laptop, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012,
te Vriezenveen in de gemeente Twenterand en/of in de gemeente Coevorden en/of
te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een laptop, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedr
en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
zij op of omstreeks 13 september 2011 te Ommen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [V], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in of omstreeks de periode van 13 september 2011 tot en met 4 januari
2012, in de gemeente Ommen en/of te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg
en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een fiets (merk Batavus),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van een voorwerp, te weten die fiets, gebruik heeft gemaakt, terwijl
zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij in of omstreeks de periode van 13 september 2011 tot en met 4 januari
2012, in de gemeente Ommen en/of te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg
en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een fiets (merk Batavus),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet, althans
van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl zij redelijkerwijs moest
vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren, met reclasseringstoezicht en behandeling bij het AFPN of een soortgelijke instelling, met verlening van medewerking aan huisbezoeken en het vaststellen van de identiteit.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 primair, 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012 in de gemeente Twenterand en in de gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door openbaring van een geheim personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 7500 euro toebehorende aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2],
op 24 december 2011 bij die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] een CD-rom met seksueel getinte foto's en filmpjes en een brief hebben bezorgd met als inhoud -zakelijk
weergegeven- dat zij verdachten in het bezit waren gekomen van de laptop van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat daarop mooie filmpjes en foto's stonden, dat deze allemaal gekopieerd waren en dat er op 4 januari 2012 te Dedemsvaart, achter de DA-drogist, 7500 euro contant moest worden betaald omdat anders de plaatjes op internet zouden worden gezet en vervolgens zich op 4 januari 2012 te Dedemsvaart naar die genoemde plek achter de DA-drogist hebben begeven en aldaar zich naar de auto
van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben begeven en tegen de inzittende van die auto hebben gezegd "Kom je uit Westerhaar" en "Zoek je een laptop of niet" en "Heb je geld bij je" en "Hoeveel geld heb je bij je" en "Moet je die laptop hebben of niet?"
terwijl de uitvoering van het bovenomschreven misdrijf niet werd voltooid;
2.
zij op 04 januari 2012 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,15 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3 subsidiair.
zij in de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012 te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander een laptop voorhanden heeft gehad terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 138, 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 10 Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van poging tot afdreiging;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van witwassen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De deskundige, H.A. Stierum, GZ-psycholoog, heeft over verdachte gerapporteerd. De deskundige stelt vast dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. De deskundige concludeert dat verdachte op het moment van het plegen van de feiten, voldoende inzicht
in de wederrechtelijkheid van de begane feiten had, maar vanwege haar persoonlijkheidsproblematiek enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt deze conclusie over de verminderde toerekeningsvatbaarheid over.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het door A. Vos van Reclassering Nederland over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft samen met haar medeverdachte geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een aanzienlijk geldbedrag afhandig te maken door te dreigen met openbaarmaking van privé-foto’s en -filmpjes van de laptop van deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Deze poging tot afdreiging is een ernstig strafbaar feit en verdachte heeft met haar handelen een aanzienlijke inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. Verdachte en haar medeverdachte hebben gehandeld met financieel gewin als enige doel. Zij zijn daarbij volledig voorbij gegaan aan de gevoelens van de aangevers en de gevolgen die dit feit voor hen heeft. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan witwassen van voornoemde laptop. Bovendien heeft zij een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine in haar woning aanwezig gehad. Deze feiten weegt de rechtbank eveneens mee.
Voor feiten als hier bewezen zijn verklaard, zijn geen oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de ernst van de onderhavige feiten met zich dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een vrijheidsbenemende straf. Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat het aandeel van de verdachte geringer is dan dat van de medeverdachte, die ook als initiator in het geheel wordt gezien. Zij het niet zo gering als verdachte zelf doet voorkomen.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte ter zake onder meer vermogensdelicten reeds eerder tot werkstraffen en (voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Ondanks de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen blijft verdachte delictgedrag vertonen.
De rechtbank heeft voorts op de voet van het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht, een eerdere veroordeling van verdachte in rekening gebracht, te weten het vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 25 november 2011, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Al hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking nemend, komt de rechtbank tot de conclusie dat aan verdachte een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk moet worden opgelegd. Een deels voorwaardelijke vrijheidstraf dient mede om verdachte van herhaling van de strafbare feiten te weerhouden en om het opleggen van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Voor het opleggen van een proeftijd voor de duur van drie jaren, zoals door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank bepaalt de duur van de proeftijd op twee jaar.
Op grond van hetgeen in de hierboven genoemde rapporten over verdachte naar voren is gekomen, acht de rechtbank noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk strafdeel een aantal bijzondere voorwaarden wordt verbonden. Om verdachte de noodzakelijke hulp en steun te bieden zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde bepalen dat zij zich moet houden aan de door de reclassering gestelde voorschriften en aanwijzingen. De rechtbank onderschrijft het belang, zoals uiteengezet in voornoemd reclasseringsadvies, dat verdachte, gezien de directe samenhang van haar persoonlijkheidsproblematiek met haar strafbare gedrag, een ambulante behandeling volgt bij AFPN in Zwolle. Daarnaast acht de rechtbank het evenals de reclassering van belang dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft en tevens dient zij haar medewerking te verlenen aan huisbezoeken en het vaststellen van haar identiteit.
9. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf van één (1) maand die de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis van 25 november 2011 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de proeftijd voor de duur van een jaar moet worden verlengd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 91 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair, 4 primair 4, subsidiair en 4 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit1 het misdrijf: medeplegen van poging tot afdreiging;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 subsidiair het misdrijf: medeplegen van witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van tien (10) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het AFPN in Zwolle op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor haar antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 07/650170-10
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 25 november 2011, te weten van één (1) maand gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2012.
Mr. Stoové is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.