ECLI:NL:RBALM:2012:BW4441

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710020-12 en 19/830280-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bezit van heroïne en cocaïne en poging tot afdreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 1 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het bezit van heroïne en cocaïne en een poging tot afdreiging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 5,1 gram heroïne en 3,9 gram cocaïne, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012 in de gemeente Coevorden deze drugs in zijn bezit had. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de verslavende werking van de drugs en de bijdrage van de verdachte aan het criminele circuit. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft geleid tot de beslissing om een gevangenisstraf van één maand op te leggen. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, die was opgelegd door de politierechter in Assen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot afdreiging van twee slachtoffers, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden afgewezen, maar heeft wel de gevangenisstraf van één maand opgelegd voor het bewezen verklaarde feit van het bezit van drugs.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710020-12 en 19/830280-10 (tul)
Datum vonnis: 1 mei 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geb.datum] 1959 in [plaats],
wonende in [plaats].[adres]
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen of alleen door bedreiging met het openbaar maken van zich op een laptop bevindende persoonlijke filmpjes en foto’s, heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te bewegen om € 7.500,-- af te geven;
Feit 2: samen met anderen of alleen een laptop heeft gestolen, of samen met anderen of alleen een laptop voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze gestolen was, of samen met anderen of alleen een laptop voorhanden heeft gehad terwijl hij moest vermoeden dat deze laptop gestolen was;
Feit 3: samen met anderen of alleen heroïne en cocaïne in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012,
in de gemeente Twenterand en/of in de gemeente Hardenberg en/of in de gemeente
Coevorden en/althans (elders) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door
bedreiging met smaad, smaadschrift, op openbaring van een geheim
een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te
dwingen tot de afgifte van 7500 euro, althans een bedrag aan geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
op of omstreeks 24 december 2011 bij die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
een CD-rom (met seksueel getinte foto's en/of filmpjes) en/of een brief
heeft/hebben bezorgd, althans doen bezorgen, met als inhoud -zakelijk
weergegeven- dat hij/zij (verdachte(n)) in het bezit waren gekomen van de
laptop van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en dat daarop mooie filmpjes
en foto's stonden, dat deze allemaal gekopieerd waren en dat er op 4 januari
2012 te Dedemsvaart, achter de DA-drogist, 7500 euro contant moest worden
betaald omdat anders de plaatjes op internet zouden worden gezet,
en/of (vervolgens) zich op 4 januari 2012 te Dedemsvaart naar die genoemde
plek achter de DA-drogist heeft/hebben begeven en/of aldaar zich naar de auto
van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven en/of tegen
de inzittende van die auto heeft/hebben gezegd "Kom je uit Westerhaar" en/of
"Zoek je een laptop of niet" en/of "Heb je geld bij je" en/of "Hoeveel geld
heb je bij je" en/of "Moet je die laptop hebben of niet?"
terwijl de uitvoering van het bovenomschreven misdrijf niet werd voltooid;
2.
hij op of omstreeks 04 november 2011 te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning heeft
weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012,
te Vriezenveen in de gemeente Twenterand en/of in de gemeente Coevorden en/of
te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een laptop, heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een
laptop, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2011 tot en met 4 januari 2012,
te Vriezenveen in de gemeente Twenterand en/of in de gemeente Coevorden en/of
te Dedemsvaart in de gemeente Hardenberg en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten een laptop, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedr
en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 04 januari 2012,
in de gemeente Coevorden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 5,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 3,9 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde heroïne
en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 subsidiair en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en met verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen. ,
5.1 Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 kan worden bewezen. De officier van justitie voert hiertoe aan dat verdachte op 4 januari 2012 driemaal is geweest op de plek waar de overdracht van de laptop en het geld zou plaatsvinden. Tevens baseert de officier van justitie haar standpunt op de verklaring van de ter plaatse aanwezige pseudokoper, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] voor wat betreft het bezit van de laptop, de brief aan de gedupeerden en de DVD in de computer van de medeverdachten.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat feit 1 niet kan worden bewezen. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en er is onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Hoewel verdachte naar eigen zeggen op 4 januari 2012 drie keer aanwezig is geweest op de plek alwaar hij met medeverdachte [medeverdachte] is aangehouden, is dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] en/of een andere medeverdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door bedreiging met openbaarmaking van persoonlijke foto’s en filmpjes te bewegen tot afgifte van € 7.500,--. Het onderhavige dossier bevat geen andere bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte degene is geweest die deze tenlastegelegde gedragingen heeft gepleegd, dan wel dat hij hierbij betrokken is geweest.
Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat zich in het dossier geen sluitend bewijs bevindt dat tot de conclusie leidt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot afdreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank komt aldus niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde en zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
5.2 Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 2 primair niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, doch dat feit 2 subsidiair wel kan worden bewezen. Hiertoe voert zij aan dat blijkt dat verdachte wist dat de laptop van misdrijf afkomstig was, nu hij de bestanden op deze laptop wilde gebruiken om mensen mee af te dreigen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat feit 2 primair niet kan worden bewezen, nu het dossier niets bevat waaruit blijkt dat verdachte betrokken is bij diefstal van de laptop. De raadsman stelt voorts dat geen bewijs in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de laptop van misdrijf afkomstig was, zodat ook het tenlastegelegde onder 2 subsidiair en meer subsidiair niet kan worden bewezen.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij diefstal van de laptop. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de laptop van enig misdrijf afkomstig was.
De rechtbank is aldus van oordeel dat zich in het dossier geen sluitend bewijs bevindt dat tot de conclusie leidt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van diefstal of witwassen of schuldwitwassen. De rechtbank komt aldus niet tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde en zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
5.3 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 januari 2012 in de gemeente Coevorden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,1 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 3,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3 het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. Verdachte heeft erkend dat de drugs die hij in zijn woning aanwezig had, voor eigen gebruik was. Algemeen bekend is dat heroïne en cocaïne de gezondheid van de gebruikers ernstig kan schaden en verslavend werken. Door deze drugs in bezit te hebben heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarin met de handel in deze drugs winst wordt gemaakt. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Voor de feiten die hier bewezen zijn verklaard, zijn geen oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld ter zake van onder meer het aanwezig hebben van heroïne/cocaïne. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor een werkstraf in deze zaak geen ruimte is.
Hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking nemend komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één maand dient te worden opgelegd.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto aan verdachte dient te worden teruggegeven, omdat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
De onder verdachte in beslag genomen laptop (oranje Toshiba Satellite) dient te worden teruggegeven aan de eigenaren[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
De rechtbank is voorts van oordeel dat de navolgende onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten een navigatiesysteem, een sleutelbos, twee stukken papier, een simkaart, een stuk gereedschap en twee mobiele telefoons aan verdachte dienen te worden teruggegeven. Deze voorwerpen zijn eigendom van verdachte. Er bestaat geen verband tussen deze voorwerpen en de bewezenverklaarde feiten. Het navigatiesysteem en de sleutelbos bevonden zich in de inbeslaggenomen personenauto en de overige voorwerpen zijn tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen.
9. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf van drie maanden die de politierechter in Assen bij vonnis van
23 februari 2011 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen dan wel dat de proeftijd voor de duur van een jaar moet worden verlengd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57, 91 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3: misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van één (1) maand;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave van de personenauto, een navigatiesysteem, een sleutelbos, twee stukken papier, een simkaart, een stuk gereedschap en twee mobiele telefoons aan verdachte;
- gelast de teruggave van de laptop (oranje Toshiba Satellite) aan de rechtmatige eigenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
Tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 19/830280-10
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Assen van 23 februari 2011, te weten van drie (3) maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2012.