Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710647-11
Datum vonnis: 20 april 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geb.datum]1975 in [plaats]
nu verblijvende in het huis van bewaring in Hoogeveen.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2011, 15 februari 2012 en 6 april 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Nijland-Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een overval in een woning heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 november 2010 te Albergen, in de gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een of meer portemonnee('s) en/of een laptop en/of een (mobiele) telefoon en/althans/in elk geval enig (ander) goed en/of (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of . [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- de (voor)deur van die woning (met kracht) heeft/hebben open geduwd/gedrukt
en/althans die woning is/zijn binnen gedrongen, en/of
- een stroomstoot wapen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
geduwd/geplaatst/gezet, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden), althans dat
(vuur)wapen in de hand(en) heeft gehouden en/althans met dat (vuur)wapen ten
opzichte van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gemanipuleerd, en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen (op de buik) op de
vloer van de keuken van die woning te gaan liggen, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Geld, geld, waar
is het geld";
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met hoofdelijke veroordeling van verdachte en de mededaders onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd, alsmede dat de inbeslaggenomen mobiele telefoon aan verdachte wordt teruggegeven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 november 2010 te Albergen, in de gemeente Tubbergen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een portemonnee en een laptop
en een mobiele telefoon en enig ander goed en geld toebehorende aan [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
- de voordeur van die woning (met kracht) hebben open geduwd en die woning zijn binnen gedrongen en
- een stroomstootwapen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] hebben gezet en
- een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gericht en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] hebben gedwongen op de buik op de vloer van de keuken van die woning te gaan liggen en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben geroepen: "Geld, geld, waar is het geld".
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan een brute gewapende overval in een woning waar op dat moment de 81-jarige bewoner en zijn 53-jarige mantelzorgster, mevrouw [slachtoffer 2], aanwezig waren. Verdachte en zijn mededaders hadden een tip gekregen dat in deze woning veel geld lag verstopt in een stoel. De overval is tevoren goed overdacht en voorbereid en de plaats van de overval is een aantal keren afgelegd.
Bij de overval is gebruik gemaakt van een vuurwapen en een stroomstootwapen. Op het moment dat mevrouw [slachtoffer 2] de deur opent wordt de deur op gewelddadige wijze verder opengeduwd. Zij krijgt hierbij ook nog een trap tegen haar knie. In de woning wordt het stroomstootwapen meerdere keren tegen haar lichaam gezet. Vervolgens worden de
81-jarige bewoner en mevrouw [slachtoffer 2] gedwongen om op hun buik op de vloer te gaan liggen, waarbij het vuurwapen voortdurend op hen wordt gericht. Dit is zeer bedreigend en beangstigend geweest voor de slachtoffers.
Evident is dat het voorval voor de slachtoffers zeer traumatiserend is geweest en dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hen hebben aangedaan. Dit blijkt ondermeer uit de door het slachtoffer [slachtoffer 2] opgestelde slachtofferverklaring, welke verklaring ter zitting ook is voorgelezen.
Bovendien versterkt dergelijk gewelddadig optreden de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtsorde wordt ernstig geschokt door dergelijke feiten. Mensen worden in hun woning, een de plaats waar zij zich het meest veilig moeten voelen, op een brute en gewelddadige wijze overvallen. De rechtbank neemt het de verdachten ernstig kwalijk dat zij zich bij het plegen van het onderhavige feit uitsluitend hebben laten leiden door hun verlangen naar geldelijk gewin en zich op geen enkele manier hebben bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers.
De strafoplegging dient niet alleen in het teken te staan van de vergelding van toegebracht leed, maar ook in het teken van generale preventie. Daarbij baseert de rechtbank zich op de door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren opgestelde oriëntatiepunten voor diefstal met geweld. Deze geven als uitgangspunt voor een overval in een woning waarbij sprake is van geweld, niet zijnde licht geweld of bedreiging, een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank heeft de navolgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, nadat hij door mededader [medeverdachte 1] was getipt dat er in die woning een groot geldbedrag lag, deze informatie doorgespeeld naar mededader [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] heeft op zijn beurt wapens geregeld en mensen geronseld die de feitelijke overval hebben uitgevoerd. Verdachte heeft op de dagen dat de woning werd afgelegd en op de dag van de overval gezorgd voor het vervoer van de overvallers van Groningen naar Twente. Tijdens de overval heeft hij in zijn auto staan wachten, aangezien het de bedoeling was dat men elkaar na afloop nog weer zou ontmoeten om de buit te verdelen. Verdachte heeft, hoewel hij niet feitelijk bij de overval aanwezig is geweest, een belangrijk aandeel gehad in de organisatie en de uitvoering van de overval.
Als strafverlagende omstandigheid neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte een relatief gering strafblad heeft.
Alles overwegende acht de rechtbank een vrijheidsstraf van vier jaren passend en geboden.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen mobiele telefoon aan verdachte behoort te worden teruggegeven.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [plaats] aan de [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.500,- ter zake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
J.H. [slachtoffer 2], wonende te [plaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.321,84, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten ad. € 321,84;
- een immateriële schadevergoeding ad € 2.000,-.
Ook hebben de benadeelde partijen gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de benadeelde partijen in hun vorderingen ontvankelijk en zijn de vorderingen gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.500,-- aan
[slachtoffer 1] en tot een bedrag van € 2.321,84 aan [slachtoffer 2], en beide bedragen te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 november 2010.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt of zullen maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij telkens de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schades die door feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 36f Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] wonende te [plaats] aan de [adres] van een bedrag van € 1.500,- (éénduizend vijfhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
13 november 2010, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] wonende te [plaats] aan de [adres] van een bedrag van € 2.321,84 (tweeduizend driehonderd éénentwintig euro en vierentachtig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 13 november 2010, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt telkens de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van respectievelijk € 1.500,- en € 2.321,84 ten behoeve van de benadeelden, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van respectievelijk 25 en 33 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van die bedragen komt te vervallen;
de in beslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen Nokia telefoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het
openbaar uitgesproken op 20 april 2012.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.