ECLI:NL:RBALM:2012:BW3368
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging in strafzaak met bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 16 april 2012 uitspraak gedaan over de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, opgelegd door de politierechter op 21 maart 2012. De vordering werd ingediend door de officier van justitie, die stelde dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet had nageleefd. De rechter-commissaris heeft de veroordeelde en zijn raadsman gehoord en overwogen dat de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging alleen kan worden toegewezen als er een redelijke verwachting is dat de politierechter de tenuitvoerlegging zal gelasten in de vorm van een vrijheidsstraf. Indien er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de politierechter niet tot een vrijheidsstraf zal besluiten, dient de vordering te worden afgewezen.
De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat er ernstige redenen zijn om te vermoeden dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De reclassering had gerapporteerd dat de behandeling van de veroordeelde in een open setting vroegtijdig was beëindigd en dat er behoefte was aan een meer gesloten behandeling in het kader van een BOPZ-maatregel. De rechter-commissaris concludeert dat het noodzakelijk is dat bij de veroordeelde dwangmedicatie of separatie kan worden toegepast, wat niet mogelijk is binnen het strafrechtelijke kader.
Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging afgewezen en gelast dat de verdachte onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld. Dit besluit is genomen in het licht van de noodzaak voor een BOPZ-maatregel en het onterecht gebruik van het strafrecht in deze situatie. De rechter-commissaris heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de relevante wetgeving en de rapportages van de gedragsdeskundige.