ECLI:NL:RBALM:2012:BW1029

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
4 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127377 KG ZA 12-56
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning na echtscheiding

In deze zaak vordert de eiseres, na een echtscheiding, dat de gedaagde de woning verlaat zodat zij deze kan bewonen. De partijen zijn op 14 maart 2006 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 10 november 2010 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning te koop zal worden gezet en dat de restschuld tussen partijen zal worden verdeeld. Na de echtscheiding zijn beide partijen in de woning blijven wonen, maar de eiseres heeft op 12 november 2011 de woning verlaten.

De eiseres vordert dat de gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning verlaat en dat hij meewerkt aan de verkoop van de woning. De eiseres stelt dat de gedaagde zijn verplichtingen met betrekking tot de hypotheek niet nakomt, wat heeft geleid tot een hypotheekachterstand. De gedaagde voert verweer en stelt dat hij en zijn minderjarige dochter geen andere woonplaats hebben en dat hij wil meewerken aan de verkoop van de woning.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen. De rechter oordeelt dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang bij bewoning zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De gedaagde heeft onbetwist gesteld dat hij en zijn dochter geen andere woonplaats hebben en dat de moeder van de dochter niet voor haar kan zorgen. De rechter heeft ook overwogen dat de eiseres niet heeft aangetoond dat bewoning door haar noodzakelijk is voor het voldoen aan de hypotheekverplichtingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Zaaknummer : 127377 KG ZA 12-56
Uitspraak : 4 april 2012 (j)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [adres] en [plaats],
eiseres,
advocaat: mr. M. Rijs, advocaat te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat: mr. L. de Widt, advocaat te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
Het procesverloop
[eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 28 maart 2012.
Ter zitting zijn verschenen: [eiseres], vergezeld van mr. Rijs en [gedaagde], vergezeld van mr. De Widt. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.
De feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
Partijen zijn op 14 maart 2006 te Enschede in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Tussen [eiseres] en [gedaagde] is bij beschikking van 10 november 2010 de echtscheiding uitgesproken. Tussen partijen is een echtscheidingsconvenant opgemaakt d.d. 3 november 2010. In dit convenant zijn partijen onder meer overeengekomen dat de woning deel uitmaakt van de huwelijkse gemeenschap van goederen, de woning te koop zal worden gezet, dat de restschuld tussen partijen zal worden verdeeld, en dat partijen naar rato van hun inkomen zullen bijdragen in de hypothecaire maandlast. Na de echtscheiding zijn partijen in de woning aan [adres] en [plaats] blijven wonen. Op 12 november 2011 is [eiseres] uit de woning vertrokken.
De vordering van [eiseres] en de onderbouwing daarvan
2. [eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbar bij voorraad:
I. [gedaagde] te gebieden binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis de woning aan [adres] en [plaats] te verlaten, [eiseres] in staat te stellen de woning te bewonen en de lopende hypothecaire verplichtingen te voldoen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,00.
II. [gedaagde] te gebieden binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis medewerking te verlenen aan de effectieve verkoop van de woning aan [adres] en [plaats], op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,00.
III [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
[eiseres] stelt daartoe – kort samengevat – dat van haar niet verlangd kan worden dat zij in een onverdeelde gemeenschap ten aanzien van de woning blijft zitten. [eiseres] stelt dat [gedaagde] niet voldoet aan zijn verplichting om zijn deel van de hypotheek te betalen en dat hierdoor een hypotheekachterstand is ontstaan. [eiseres] stelt dat de woning verkocht dient te worden en zij er belang bij heeft om de woning tot het moment van verkoop toegewezen te krijgen teneinde te bewerkstelligen dat de achterstand in de maandelijkse hypotheekbetaling niet verder oploopt. In dit kader merkt [eiseres] op dat haar familie financieel wil bijstaan maar enkel indien [gedaagde] de woning heeft verlaten.
Het verweer van [gedaagde]
3. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] stelt belang te hebben om in de woning te kunnen blijven. Hij heeft geen andere woonplaats, dit in tegenstelling tot [eiseres]. Ook wijst [gedaagde] erop dat zijn minderjarige dochter van 17 jaar uit zijn eerdere huwelijk bij hem woont, zij geen andere woonplaats heeft en haar moeder niet voor haar kan zorgen. Dit vanwege een hersenbloeding die de moeder heeft gehad. [gedaagde] stelt verder dat de woning per december 2011 te koop staat en hij wil meewerken aan verkoop van de woning. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat de spullen van [eiseres] in de garage staan en [eiseres] toegang heeft tot de garage.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1 Ter zitting heeft [eiseres] verklaard geen belang meer te hebben bij het gevorderde onder punt II. Ter zitting is gebleken dat de woning per december 2011 te koop staat. [eiseres] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de makelaar en vraagprijs. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij wil meewerken aan verkoop van de woning. Aldus heeft [eiseres] geen belang meer bij de gevorderde medewerking van [gedaagde] aan verkoop van de woning. Het onder II gevorderde zal daarom worden afgewezen.
4.2 De voorzieningenrechter zal het onder I gevorderde eveneens afwijzen. [eiseres] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar belang bij bewoning zwaarder moet wegen dan het belang van [gedaagde] om in de woning te kunnen blijven. In dit kader is van belang dat [gedaagde] heeft gesteld dat hij en zijn dochter geen andere woonplaats hebben. Dit is niet door [eiseres] betwist. Daarentegen heeft [eiseres] wel een andere woonplaats. Verder is van belang dat [gedaagde] de woning reeds bewoonde voordat [eiseres] de woning betrok. Ook weegt mee dat de dochter van [gedaagde], die 17 jaar is en derhalve minderjarig, door [gedaagde] wordt opgevangen en haar moeder niet voor haar kan zorgen omdat zij een hersenbloeding heeft gehad.
4.3 Daarnaast heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat bewoning door haar noodzakelijk is om aan de maandelijkse hypotheekverplichtingen te voldoen. Dat de familie van [eiseres] enkel wil bijspringen als [gedaagde] niet meer in de woning verblijft kan [eiseres] niet aan [gedaagde] tegenwerpen. Dat [gedaagde] kennelijk in de afgelopen periode niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen ten aanzien van de hypotheek is onvoldoende om de vordering toe te wijzen. Immers heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat de achterstand 2 maanden bedraagt, hij onderhandelingen voert met de bank en hij wil meewerken aan de verkoop en daartoe acties heeft verricht.
4.4 De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de onder punt III gevorderde proceskosten tussen partijen te compenseren nu partijen ex-echtelieden zijn.
De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering van [eiseres] af;
- compenseert de proceskosten tussen partijen met dien verstande dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G. van Eerden, voorzieningenrechter, en op 4 april 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.