ECLI:NL:RBALM:2012:BV9713

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126575 / KG ZA 12-28
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in kort geding na gebreken bij aanpassing van voertuig voor rolstoeltoegankelijkheid

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [plaats], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, gevestigd te [plaats], met als doel gedaagde te veroordelen tot betaling van een geldsom van € 26.244,18 en € 5.478,72, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van aanneming die op 23 september 2009 tot stand is gekomen, waarbij gedaagde de Mercedes van eiseres rolstoeltoegankelijk zou maken. Eiseres heeft gesteld dat na de oplevering van het voertuig in augustus 2010 meerdere gebreken zijn geconstateerd, waarvoor gedaagde aansprakelijk is. Eiseres heeft gedaagde in een e-mail van 3 september 2010 in gebreke gesteld, maar gedaagde heeft de herstelwerkzaamheden niet tijdig uitgevoerd.

De voorzieningenrechter heeft op 6 maart 2012 de zaak behandeld. Eiseres heeft haar vorderingen toegelicht, terwijl gedaagde de vorderingen gemotiveerd heeft betwist. Tijdens de zitting heeft gedaagde een deel van de vordering, ter hoogte van € 8.000,00, erkend. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres voor dit bedrag toewijsbaar was, gezien het spoedeisend belang en het geringe restitutierisico. Voor het overige deel van de vordering was echter nader feitenonderzoek nodig, wat niet mogelijk was in kort geding.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, met uitzondering van de beslagkosten, die gedaagde moest vergoeden. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar en de voorzieningenrechter heeft de vordering tot betaling van € 8.000,00 toegewezen, evenals de beslagkosten van € 876,64. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 126575 / KG ZA 12-28
datum vonnis: 6 maart 2012 (sr)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. O. Salah te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
in persoon verschenen.
1. Het procesverloop
1.1 [eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 maart 2012. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] vergezeld door mr. Salah en de heer [X] namens [gedaagde]. De standpunten zijn toegelicht.
1.3 Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1 Op 23 september 2009 is tussen partijen een overeenkomst van aanneming tot stand gekomen. [gedaagde] zou de Mercedes van [eiseres] op een dusdanige manier aanpassen dat deze rolstoeltoegankelijk, bruikbaar en bestuurbaar werd voor [eiseres].
2.2 [gedaagde] heeft de werkzaamheden uitgevoerd voor een totaalbedrag van € 46.484,81, bestaande uit facturen van 11 november 2009, 8 juli 2010 en 27 augustus 2010. [eiseres] heeft deze facturen tijdig betaald.
3. Het geschil
3.1 [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een geldsom van € 26.244,18 en € 5.478,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve data van verzuim.
Tevens vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, de kosten van het conservatoire beslag daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
3.2 [eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde] de Mercedes in augustus 2010 aan haar heeft opgeleverd. Na de oplevering bleek de Mercedes meerdere gebreken te vertonen. [gedaagde] is aansprakelijk voor deze gebreken en heeft haar aansprakelijkheid in de e-mail van 3 september 2010 erkend. [gedaagde] heeft in deze e-mail een fatale termijn van één maand gesteld waarbinnen zij de herstelwerkzaamheden zou uitvoeren. Deze termijn is eind oktober 2010 verlopen. Op dat moment had [gedaagde] slechts het noodstuursysteem hersteld. De andere gebreken aan de Mercedes waren niet hersteld. [eiseres] heeft derden moeten inschakelen voor herstel van de gebreken. Zij heeft Welzorg ingeschakeld voor herstelwerkzaamheden voor een totaalbedrag van € 23.776,22, TCC voor een bedrag van € 98,18 en [H] Bedrijfswagen voor een bedrag van € 253,48. Tevens heeft [eiseres] gevolgschade geleden. Zij diende de garantie bij [H] Bedrijfswagen te verlengen voor een bedrag van € 916,30 om alsnog garantie te hebben op de Mercedes voor de periode waarvoor zij deze aanvankelijk zou hebben gehad indien de Mercedes deugdelijk was aangepast door [gedaagde] en zij aanstonds gebruik ervan had kunnen maken. Ook heeft [eiseres] vervoerskosten gemaakt voor een bedrag van € 1.200,00. Daarnaast heeft [gedaagde] Welzorg herstelwerkzaamheden laten uitvoeren aan het noodstuursysteem voor een bedrag van € 5.268,81. Op 4 november 2010 heeft [eiseres] een bedrag van € 5.268,00 geleend aan [gedaagde] tegen een vaste rente van 4% ten behoeve van betaling van de factuur van Welzorg. De lening zou uiterlijk op 4 maart 2011 worden afgelost, hetgeen niet is gebeurd. Op 4 maart 2011 was [gedaagde] aan [eiseres] € 5.478,72 (inclusief contractuele rente) verschuldigd.
3.3 [gedaagde] heeft de vorderingen van [eiseres] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot gedeeltelijke afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig nader op dat verweer ingaan.
4. De beoordeling
4.1 De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling -bij afweging van de belangen van partijen- aan toewijzing niet in weg staat (o.a. HR 28 mei 2004, NJ 2004, 602). Met inachtneming hiervan wordt als volgt overwogen.
4.2 Ter zitting heeft [gedaagde] de vordering van [eiseres] voor een bedrag van € 8.000,00 erkend. In dit bedrag is voornoemde lening van [eiseres] aan [gedaagde] begrepen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van [eiseres] voor dit bedrag voor toewijzing gereed ligt, nu voldoende aannemelijk is geworden dat de vordering in zoverre voldoet aan voornoemde eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Zo is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft dat noopt tot het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad, hetgeen door [gedaagde] overigens ook niet is betwist. Bovendien moet de vordering van [eiseres] op [gedaagde] voor een bedrag van € 8.000,00 door de erkenning van [gedaagde] als vaststaand worden beschouwd. Het restitutierisico moet dan ook als zeer gering worden beschouwd.
Nu niet bekend is op welke onderliggende posten het bedrag van € 8.000,00 exact betrekking heeft, zal de voorzieningenrechter de wettelijke rente over € 8.000,00 vanaf de datum van de dagvaarding toewijzen.
4.3 Ten aanzien van het overige deel van de vordering heeft [gedaagde] het bestaan en de omvang gemotiveerd betwist. Om vast te kunnen stellen welke van de verschillende standpunten van partijen juist zijn, zou nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering nodig zijn. Voor dergelijk nader onderzoek leent een kort gedingprocedure zich naar zijn aard evenwel niet. Gelet hierop kan voorshands niet worden geoordeeld dat het overige deel van de vordering van [eiseres] voldoende aannemelijk is om voor toewijzing in kort geding in aanmerking te komen.
4.4 Nu partijen over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren, behoudens het navolgende.
4.5 Ten aanzien van de gevorderde beslagkosten overweegt de voorzieningenrechter dat uit de overgelegde beslagstukken blijkt dat het verlof tot beslaglegging is verleend op 17 februari 2012. De daarbij gegeven termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is veertien dagen. Nu de dagvaarding in kort geding is uitgebracht op 21 februari 2012 en de hoofdzaak niet door middel van een bodemprocedure aanhangig is gemaakt, zal dit kort geding als hoofdzaak in voormelde zin worden beschouwd. Uit de overgelegde beslagkosten blijkt dat de kosten van het beslagexploit € 189,97 bedragen en van de betekeningsexploiten € 82,93 en € 76,74, derhalve € 349,64 totaal. Het ter zake van het verzoekschrift tot beslaglegging verschuldigde salaris van de advocaat bedraagt € 527,00, zodat de totale beslagkosten € 876,64 bedragen (het voor het verzoekschrift in rekening gebrachte griffierecht wordt in mindering gebracht op het in dit kort geding verschuldigde griffierecht). Nu de met betrekking tot het onderhavige beslag voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, is de vordering ten aanzien van de beslagkosten tot voormeld bedrag toewijsbaar.
4.6 [eiseres] vordert wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na datum van het vonnis. [gedaagde] is echter pas wettelijke rente verschuldigd over de proceskosten vanaf datum verzuim. De voorzieningenrechter zal een termijn van veertien dagen na betekening bepalen voor betaling van de proceskosten en beslissen dat de wettelijke rente over de proceskosten pas is verschuldigd wanneer betaling binnen deze termijn uitblijft.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 8.000,00 (achtduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover tot aan de dag der algehele voldoening.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten van € 876,64 met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
III. Compenseert de overige kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.