ECLI:NL:RBALM:2012:BV9694

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126613 KG ZA 12-30
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens overlast door 81-jarige huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 21 maart 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting De Woonplaats en een 81-jarige huurder, hierna te noemen [gedaagde]. De Woonplaats vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] wegens voortdurende overlast die hij sinds begin 2011 zou veroorzaken. De overlast bestond uit hinderlijk gedrag tegenover andere bewoners, waaronder het lastigvallen van vrouwelijke bewoners en het veroorzaken van schade met zijn scootmobiel. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de klachten van De Woonplaats niet heeft betwist en dat zijn gedrag niet in overeenstemming is met dat van een goede huurder. Gezien de ernst van de situatie en het belang van het woongenot van de overige huurders, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden.

De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, maar rekening houdend met de leeftijd en de fysieke gesteldheid van [gedaagde], is de ontruimingstermijn vastgesteld op drie maanden. Tevens is een deel van het griffierecht, dat normaal gesproken voor rekening van [gedaagde] zou komen, voor rekening van De Woonplaats gesteld, omdat de voorzieningenrechter het onjuist vond om de financiële gevolgen van de keuze voor de voorzieningenrechter volledig op [gedaagde] af te wentelen. De kosten van de procedure zijn voor [gedaagde] en de uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Zaaknummer/rolnummer: 126613 KG ZA 12-30
Vonnis in kort geding van 21 maart 2012
inzake:
de stichting Woningstichting De Woonplaats
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
eiseres,
verder te noemen: De Woonplaats,
advocaat mr. R.J. Leijssen, advocaat te Enschede,
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats] en [adres]
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
verschenen in persoon.
1. Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding met producties;
• de mondelinge behandeling, alwaar zijn verschenen [X] namens De Woonplaats, bijgestaan door mr. Leijssen en [gedaagde], vergezeld van [Y] en [Z]
• de pleitnota van De Woonplaats.
1.2 Het vonnis is bepaald op heden.
2. Feiten
2.1 Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de hierna opgesomde feiten. Deze worden voorshands als vaststaand beschouwd omdat zij door een van partijen zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend dan wel niet of onvoldoende zijn bestreden.
2.2 [gedaagde] huurt sinds 14 juni 2002 van De Woonplaats de woning aan [adres] te [plaats]. De woonruimte is gelegen in een door bejaarden bewoond appartementencomplex [B]
3. Geschil
3.1 De Woonplaats vordert [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, de woning aan [adres] te ontruimen en te verlaten. De Woonplaats legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] sinds begin 2011 voortdurend overlast veroorzaakt. [gedaagde] gedraagt zich hinderlijk tegenover bewoners en valt bij herhaling vrouwelijke bewoners lastig. [gedaagde] rijdt zo hard met zijn scootmobiel dat hij zaken beschadigt en zelfs bewoners verwondt. De Woonplaats stelt dat aan deze situatie zo spoedig mogelijk een eind dient te komen, nu het woongenot van de andere huurders in het geding komt. Ten bewijze van haar stellingen heeft De Woonplaats aan de dagvaarding een groot aantal schriftelijke klachten gehecht.
3.2 [gedaagde] verweert zich niet tegen door De Woonplaats geuite klachten omtrent zijn gedrag. Hij erkent dat hij met zijn scootmobiel schade heeft veroorzaakt. Met betrekking tot zijn gedrag in de toekomst stelt [gedaagde] desgevraagd door de voorzieningenrechter: “ik kan wel wat beloven, maar of het werkt weet ik niet.”
4. Beoordeling
4.1 Vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.2 Op grond van de door De Woonplaats gestelde en door [gedaagde] niet betwiste klachten is de voorzieningenrechter van mening dat [gedaagde] zich niet gedraagt zoals een goed huurder betaamt. Het gedrag van [gedaagde] oordeelt de voorzieningenrechter vooralsnog dusdanig ernstig dat van De Woonplaats, die verplicht is het woongenot van haar overige huurders te waarborgen, niet langer kan worden verwacht dat [gedaagde] nog langer het genot heeft van de door hem gehuurde woning aan [adres] te [plaats]. In dat kader acht de voorzieningenrechter het in voldoende mate aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure de door [gedaagde] veroorzaakte overlast aanleiding zal zijn de huurovereenkomst te ontbinden.
4.3 Het voren overwogene betekent dat de vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen. Met betrekking tot de ontruimingstermijn overweegt de voorzieningenrechter het navolgende. [gedaagde] is 81 jaar oud en slecht ter been. Er zal voor hem andere huisvesting moeten worden gevonden. De ervaring leert dat passende woonruimte voor een persoon als [gedaagde] schaars is en dat vinden hiervan de nodige tijd met zich mee zal brengen. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding de ontruimingstermijn vast te stellen op drie maanden na betekening van dit vonnis.
4.4 De gevorderde machtiging om tot de ontruiming te bewerkstelligen door middel van de sterke arm zal worden afgewezen omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv. overbodig is.
4.5 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Onduidelijk is waarom De Woonplaats de onderhavige procedure heeft aangebracht bij de Voorzieningenrechter, daar waar ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorziening zoals gevorderd. De handelwijze van De Woonplaats brengt met zich mee dat de gedaagde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, geconfronteerd wordt met een totaalbedrag van € 842,00 [te weten € 575,00 voor De Woonplaats en € 267,00 voor [gedaagde]] aan griffierecht, daar waar de in het ongelijk gestelde partij bij de kantonrechter "slechts" met een bedrag van € 109,00 aan griffierecht wordt geconfronteerd. De Voorzieningenrechter vindt het onjuist om de nadelige financiële gevolgen van de keuze voor die Voorzieningenrechter volledig op [gedaagde] af te wentelen. Met in achtneming van het vorenstaande komt het de Voorzieningenrechter billijk voor om een gedeelte van het verschuldigde griffierecht groot € 575,00 voor rekening van De Woonplaats te laten.
5. Rechtdoende
5.1 Veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] met al het zijne en de zijnen te verlaten en te ontruimen.
5.2 Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Woonplaats begroot op € 98,97 aan verschotten en € 400,00 aan salaris van de advocaat.
5.3 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.4 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 maart 2012 in aanwezigheid van de griffier.