ECLI:NL:RBALM:2012:BV8407

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
8 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118230 / ES RK 11-142 (ps121500 / ES RK 11-700
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en alimentatieverplichtingen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 8 maart 2012 uitspraak gedaan over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De rechtbank heeft eerder op 6 juli 2011 de echtscheiding uitgesproken en de verzoeken van de vrouw omtrent kinder- en partneralimentatie en de gebruiksvergoeding voor de woning aangehouden. De peildatum voor de verdeling van de gemeenschap is vastgesteld op de datum van ontbinding van het huwelijk, 21 juli 2011. De rechtbank heeft de economische eigendom van de echtelijke woning, die door de man als privé-eigendom werd geclaimd, beoordeeld. De man stelde dat de woning door erfenis aan hem was nagelaten en dus buiten de gemeenschap viel. De rechtbank heeft dit standpunt bevestigd en geoordeeld dat de woning niet tot de gemeenschap van goederen behoort, maar tot het privé-vermogen van de man.

De rechtbank heeft ook de verdeling van andere goederen, zoals een caravan en een auto, behandeld. De man kreeg de caravan en de auto toegewezen, terwijl de vrouw de inboedelgoederen die zij onder zich had, mocht behouden. De rechtbank heeft de schulden aan de Belastingdienst gelijkelijk verdeeld tussen de partijen, maar heeft bepaald dat de man de lening voor de caravan voor zijn rekening neemt.

Wat betreft de alimentatieverplichtingen heeft de rechtbank vastgesteld dat de man een bijdrage van € 266,- per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen. De vrouw heeft haar verzoek om partneralimentatie ingetrokken. De rechtbank heeft de proceskosten tussen de partijen gecompenseerd, gezien hun status als voormalige echtelieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 118230 / ES RK 11-142 (ps)
121500 / ES RK 11-700
beschikking van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 8 maart 2012.
inzake
[verzoekster],
verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [plaats] en [adres],
verzoekster,
advocaat: mr. W.H. Kesler,
tegen
[belanghebbende],
verder ook de man te noemen,
wonende te [plaats] en [adres],
belanghebbende,
advocaat: mr. G.J. Ligtenberg.
Het procesverloop
Op 6 juli 2011 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenbeschikking gegeven.
Op 12 augustus 2011 heeft de man een nader verzoek tot wijziging van verzoek ingediend.
De man heeft op 18 augustus 2011 aanvullende stukken in het geding gebracht.
Op 19 augustus, 20 september en 31 oktober 2011 heeft de vrouw aanvullende stukken in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 november 2011. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door mr. Kesler en de man bijgestaan door mr. Ligtenberg.
De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 juli 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beslissing over de verzoeken van de vrouw omtrent kinder- en partneralimentatie, alsmede de gebruiksvergoeding voor de woning in de procedure met nummer 118230 / ES RK 11-142 zijn aangehouden. Voorts is de beslissing over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden en afgesplitst (procedure met nummer 121500 / ES RK 11-700). De inhoud van deze beschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
Voornoemde beschikking is op 21 juli 2011 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank zal voor zover relevant hieronder ingaan op de standpunten van partijen.
In de procedure met zaaknummer 121500 / ES RK 11-700
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap
Peildata
Voor de omvang van de gemeenschap van goederen wordt als peildatum de datum van ontbinding van het huwelijk, zijnde 21 juli 2011, gehanteerd. De goederen worden in beginsel in de verdeling betrokken voor de waarde die deze hebben op het moment van verdeling, zijnde de datum van deze beschikking, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
Caravan
Partijen zijn overeengekomen dat de caravan aan de man zal worden toebedeeld. De partijen genoegzaam bekende lening die is afgesloten ten behoeve van de aanschaf van de caravan zal eveneens aan de man worden toebedeeld. Partijen zijn overeengekomen dat de waarde van de caravan op € 7.000,- zal worden gesteld. De hoogte van de lening zal
- overeenkomstig de niet betwiste stelling van de vrouw daaromtrent - op € 4.324,52 worden gesteld.
Auto
Voorts zijn partijen overeengekomen dat de auto, merk Nissan, aan de man zal worden toebedeeld. De waarde van deze auto wordt op € 1.000,- gesteld.
Inboedel
De vrouw heeft gesteld dat zij alleen de televisie en eettafel heeft meegenomen en dat zij geld heeft geleend van haar ouders om een vervangende inboedel te kopen. De man heeft gesteld dat de vrouw nooit heeft gevraagd om andere inboedelgoederen te ontvangen en dat zij goederen heeft gekocht met geld van de gemeenschappelijke rekening.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de man voor wat betreft de inboedel is overbedeeld voor een bedrag van € 6.793,80. De man heeft verweer gevoerd tegen verrekening van een dergelijk hoog bedrag.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de boeken van de vrouw en de spelletjes van de kinderen nog aan de vrouw worden toebedeeld. Daarnaast zal de man de vrouw voorzien van kopieën van de foto’s.
Of de vrouw al dan niet heeft verzocht om meer inboedelgoederen te ontvangen, kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Gelet op de stellingen van partijen staat naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende vast dat de man het leeuwendeel van de inboedel heeft behouden. De stelling van de vrouw dat zij een lening heeft afgesloten bij haar ouders om een inboedel aan te schaffen is, evenals de stelling van de man dat de vrouw goederen heeft gekocht van geld van de gemeenschappelijke rekening, door de wederpartij niet betwist. Nu geen van partijen de rechtbank heeft voorzien van concrete informatie over de inboedel, de afgesloten lening of de opgenomen bedragen van de gemeenschappelijke rekening, rest de rechtbank niets anders dan de hoogte van de overbedeling te schatten. De rechtbank acht het redelijk om, gelet op de niet-betwiste stellingen en uitgaande van een gemiddelde inboedel, rekening te houden met een overbedeling van de man ad € 3.000,-.
Pensioenverevening
Tot de boedel behoren verder een pensioenvoorziening van de man bij Bpf Bouw en een pensioenvoorziening van de vrouw bij PGGM en Bedrijfspensioenfonds MITT. Beide partijen hebben verzocht over te gaan tot verevening van hun pensioenrechten conform de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding, zodat de rechtbank aldus zal verstaan.
Echtelijke woning
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de echtelijke woning, gelegen te [adres] en [plaats], buiten de gemeenschap van goederen valt. Daartoe heeft hij gesteld dat de woning in het kader van een erfenis onder uitsluiting aan hem is nagelaten. De woning behoort zodoende tot het privé-vermogen van de man.
Door de vrouw is daartegen verweer gevoerd. Zij heeft gesteld dat de man reeds op 30 maart 1989 de economische eigendom van de woning heeft verkregen van zijn ouders. Vanaf dat moment kwam de man op grond van een koopovereenkomst een recht op levering van de woning toe. De waarde van de woning valt zodoende in de gemeenschap.
Ten aanzien van de echtelijke woning overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van de als productie 21a door de vrouw overgelegde akte van 30 maart 1989 is de man vanaf die datum in economische zin gerechtigd tot de echtelijke woning. Deze akte behelst een koopovereenkomst, inhoudende dat de ouders van de man de echtelijke woning aan de man verkopen voor een koopsom van fl. 37.260,-, welke koopsom direct wordt omgezet in een renteloze en te allen tijde opeisbare en aflosbare schuld wegens geleend geld, onder het voorbehouden recht van ouders tot gebruik en bewoning van de echtelijke woning. Uit bepalingen 5., 7. en 9. van deze koopovereenkomst blijkt dat op 30 maart 1989 enkel de ‘economische eigendom’ is overgedragen en niet de juridische eigendom. Levering van de woning heeft, voorafgaand aan het overlijden van de ouders van de man, niet plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat op het moment van totstandkoming van de koopovereenkomst, oftewel het moment van ‘overdracht’ van de economische eigendom, de man een vorderingsrecht tot levering van de woning heeft verkregen, hetgeen ook uit bepaling 7. van de koopovereenkomst blijkt.
Uit de verklaring van erfrecht d.d. 8 augustus 1991 blijkt dat de moeder en vader van de man respectievelijk op 16 juni 1990 en 23 juli 1991 zijn overleden en dat de man, onder bezwaar van een aantal legaten, als enige erfgenaam is benoemd van beide ouders.
Krachtens artikel 4:182 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de man met het overlijden van de ouders van rechtswege de ouders in hun voor overgang vatbare rechten en in hun bezit en houderschap opgevolgd. De juridische eigendom van de echtelijke woning is een voor overgang vatbaar recht in de zin van artikel 4:182 BW. Op grond van artikel 3:80 BW verkrijgt men goederen onder algemene titel door erfopvolging. De rechtbank is van oordeel dat de man op het moment van overlijden van de ouders, derhalve voor het aangaan van het huwelijk met de vrouw en voor het tot stand komen van een gemeenschap van goederen met de vrouw, de juridische eigendom van de woning door erfopvolging heeft verkregen. Het vorderingsrecht tot levering van de woning dat aan de man toekwam, is zodoende op dit moment vervallen.
In de door de ouders opgestelde uiterste wilsbeschikkingen d.d. 30 maart 1989 staat onder 5.:
“Ik bepaal dat hetgeen uit mijn nalatenschap wordt verkregen, alsmede alle daarvan te verschijnen vruchten, niet zal vallen in enige gemeenschap waarin de verkrijger te eniger tijd is gehuwd of zal huwen, noch mag worden betrokken in een bestaand of toekomstig deelgenootschap of ander al dan niet huwelijksvermogensrechtelijk verrekeningsbeding”.
Op grond van artikel 1:94 BW omvat de gemeenschap van goederen niet de goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen. Nu de man reeds voorafgaand aan het huwelijk de juridische eigendom van de woning onder uitsluiting van iedere gemeenschap heeft verkregen, dient te worden geconcludeerd dat de echtelijke woning niet tot de gemeenschappelijke boedel behoort, maar in het privé-vermogen van de man valt. Van een afzonderlijk vorderingsrecht tot levering van de woning is sinds het overdragen van de juridische eigendom geen sprake meer, zodat een dergelijk vorderingsrecht ook geen deel uitmaakt van de gemeenschap van goederen. Aan de vrouw komt zodoende ook geen vergoeding voor dit vorderingsrecht toe.
De man heeft verzocht voor recht te verklaren dat de woning tot het privé-vermogen van de man behoort. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank dit verzoek toewijzen.
Hypothecaire leningen
De hypothecaire leningen met nummers […..] en […..], die aan de woning gekoppeld zijn, zijn als verknocht in de zin van artikel 1:94 lid 3 BW aan te merken. Deze privé-schulden dienen derhalve, evenals (de waarde van) de woning buiten de verdeling te blijven.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man verplicht is om ervoor zorg te dragen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. Daaromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Het ligt niet in de macht van de man om de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke verplichtingen ten opzichte van de hypotheekhouder. Het ligt op de weg van de hypotheekhouder om dat ontslag te verlenen. Op de man rust wel een inspanningsverplichting om mee te werken aan het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijkheid. De rechtbank zal daarom bepalen dat de man zich zal inspannen het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire leningen met nummers […..] en […..] te realiseren.
Leningen
Voorts behoort het persoonlijk krediet bij Rabo Financieringmaatschappij B.V., met overeenkomstnummer [nummer], tot de gemeenschappelijke boedel. De openstaande schuld bedraagt per 30 april 2011 € 6.929,27. Nu de rechtbank geen gegevens bekend zijn van de hoogte van de openstaande schuld op de peildatum, gaat de rechtbank voor de waarde uit van dit bedrag.
De vrouw heeft een beroep gedaan op redelijkheid en billijkheid en verzocht deze schuld aan de man toe te bedelen, onder de verplichting voor de man om ervoor zorg te dragen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. Daartoe heeft de vrouw gesteld dat deze leningen konden worden afgesloten omdat er een aanzienlijke overwaarde op de woning was en de vrouw er vanuit ging dat de leningen konden worden afgelost na eventuele verkoop van de woning. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat deze schulden bij helfte dienen te worden verdeeld.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. In beginsel zijn beide partijen gelijkelijk draagplichtig voor schulden die tijdens het huwelijk zijn ontstaan, nu van verknochtheid van deze schuld geen sprake is. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan een van partijen echter gehouden zijn bepaalde schulden uit de aan hem ter beschikking staande middelen te voldoen. Indien deze echtgenoot dat bij het einde van de gemeenschap niet heeft gedaan, dient deze schuld niet in het kader van de verdeling van de gemeenschap door middel van verrekening alsnog voor de helft ten laste van de andere echtgenoot te worden gebracht. In het onderhavige geval heeft de vrouw onbetwist gesteld dat de financieringen konden worden afgesloten omdat er een aanzienlijke overwaarde van de woning was en dat de vrouw er vanuit ging dat de schuld kon worden afgelost na verkoop van de woning. Nu pas achteraf is gebleken dat de woning privé-vermogen van de man is, acht de rechtbank het in overeenstemming met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat de man de schuld aan de Rabo Financieringsmaatschappij B.V. voor zijn rekening neemt.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man verplicht is om ervoor zorg te dragen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. De rechtbank verwijst naar zijn overwegingen bij de hypothecaire leningen hieromtrent. De rechtbank zal bepalen dat de man zich dient in te spannen het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening bij Rabo Financieringsmaatschappij B.V. met overeenkomstnummer [nummer] te realiseren.
Schulden Belastingdienst
Tot de gemeenschappelijke boedel behoren twee schulden aan de Belastingdienst ad
€ 2.980,- en € 560,-. De vrouw heeft een beroep gedaan op redelijkheid en billijkheid en verzocht deze schulden aan de man toe te bedelen. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat deze schulden bij helfte dienen te worden verdeeld.
De schulden aan de Belastingdienst hebben betrekking op aanslagen Inkomstenbelasting 2008. In beginsel zijn partijen gelijkelijk draagplichtig voor deze schulden. Naar het oordeel van de rechtbank is, in tegenstelling tot bij de lening bij de Rabo Financieringsmaatschappij, hier geen sprake van een gehoudenheid van de man om deze schulden uit de aan hem ter beschikking staande middelen te voldoen. De rechtbank ziet daarnaast geen grondslag om af te wijken van een gelijke verdeling van de draagplicht voor deze schulden en zal bepalen dat partijen ieder de helft van de schulden aan de Belastingdienst voor zijn of haar rekening zal nemen.
Proceskosten
Omdat partijen (voormalige) echtelieden zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd.
In de procedure met zaaknummer 118230 / ES RK 11-142
Vergoeding voor het gebruik van de woning
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man een vergoeding voor het gebruik van de onverdeelde helft van de echtelijke woning aan de vrouw dient te voldoen ad € 400,- per maand. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
Aangezien de woning privé-eigendom van de man is en de vrouw derhalve niet het eigendom heeft van de onverdeelde helft van de woning, bestaat geen grondslag voor het onderhavige verzoek van de vrouw. De rechtbank zal dit verzoek zodoende afwijzen.
Kinderalimentatie
Behoefte
Voor de bepaling van de behoefte van de thans nog minderjarige kinderen van partijen zoekt de rechtbank aansluiting bij het rapport kosten van kinderen, laatstelijk gepubliceerd in de Tremaspecial van september 2006 en de daarbij behorende tabel die jaarlijks wordt aangepast. Uitgangspunt is het gezinsinkomen zoals dat was tijdens de samenleving van partijen.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van het netto inkomen ten tijde van de samenleving. Gelet op de wisselende inkomsten aan de zijde van de man zal voor het vaststellen van de behoefte worden uitgegaan van een gemiddeld netto inkomen in de jaren 2008, 2009 en 2010.
Ten aanzien van het netto inkomen in 2008 overweegt de rechtbank dat partijen het erover eens zijn dat het netto inkomen van de man in 2008 € 2.687,- per maand bedroeg. Het netto inkomen van de vrouw bedroeg € 1.123,- per maand.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het netto inkomen in 2009 als volgt. De stelling van de vrouw dat haar netto besteedbaar inkomen € 1.123,- bedroeg, is niet door de man betwist, zodat de rechtbank met dit bedrag rekening zal houden.
De man heeft in 2009 inkomsten uit eigen onderneming, inkomsten uit arbeid en een Ziektewetuitkering genoten. Van de inkomsten uit arbeid en Ziektewetuitkering heeft de man jaaropgaven in het geding gebracht. Naar eigen zeggen heeft de man geen winst- en verliesrekening over 2009 opgesteld.
Voor het vaststellen van het inkomen van de man in 2009 wordt aansluiting gezocht bij de ambtshalve aanslag van de Belastingdienst ter zake Inkomstenbelasting 2009. Uit deze aanslag blijkt dat de Belastingdienst het belastbaar inkomen van de man heeft geschat op
€ 21.324,-. Gelet op de inkomsten uit arbeid ad € 6.426,- (fiscaal loon) en de Ziektewetuitkering ad € 2.881,- (fiscaal loon), is evident dat de man in 2009 winst uit onderneming moet hebben gehad. In tegenstelling tot de vrouw zal de rechtbank geen rekening houden met een zelfstandigenaftrek of MKB-winstvrijstelling. Gelet op de onbetwiste stelling van de man dat hij tot de bouwvak in 2009 een eigen onderneming heeft gedreven en dat hij deze werkzaamheden wegens onvoldoende opdrachten heeft beëindigd, gaat de rechtbank er vanuit dat de man niet aan het noodzakelijke urencriterium heeft voldaan in 2009, zodat hij geen recht zou hebben op genoemde zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling. De rechtbank zal het bedrag van € 12.017,- (€ 21.324,- -/- € 6.426,- -/-
€ 2.881,- =) zodoende aanmerken als belastbare winst uit onderneming.
Uitgaande van voornoemde gegevens en de heffingskortingen resteert een netto besteedbaar inkomen van de man in 2009 van € 1.449,- per maand.
De man heeft voor het jaar 2010 drie jaaropgaven in het geding gebracht van respectievelijk DIT Technical Services I B.V., Bovemij Services B.V. en het UWV. Het fiscaal loon bedroeg in totaal € 21.016,-. Rekeninghoudende met de werkgeversbijdrage ZVW van in totaal € 1.385,- en de heffingskortingen resteert een netto besteedbaar inkomen van de man van € 1.435,- per maand. Ten aanzien van het netto besteedbaar inkomen van de vrouw in 2010 overweegt de rechtbank dat de stelling van de vrouw, dat zij in 2010 een netto besteedbaar inkomen had van € 1.525,- per maand, door de man niet is betwist, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
Resumerend bedroeg het netto besteedbaar gezinsinkomen in 2008 € 3.810 per maand
(€ 2.687,- + € 1.123,- =), in 2009 € 2.572,- per maand (€ 1.449,- + € 1.123,- =) en in 2010
€ 2.960,- per maand. Gemiddeld bedroeg het netto besteedbaar gezinsinkomen zodoende
€ 3.114,- per maand.
Aan de hand van het rapport, het gemiddelde netto maand¬inkomen en de leeftijd van de kinderen is het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen minimaal vast te stellen op € 675,-- per maand voor alle kinderen tezamen, zijnde € 337,50 per kind per maand.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het kindgebonden budget in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen. Het kindgebonden budget is niet behoefteverlagend.
Draagkracht man
De man heeft gesteld over onvoldoende draagkracht te beschikken om in de behoefte van de minderjarigen te voorzien. De rechtbank zal de draagkracht van de man aan de hand van een alimentatieberekening vaststellen. Bij deze berekening zal van de navolgende gegevens worden uitgegaan:
- gemiddeld bruto inkomen uit arbeid op basis van loonspecificaties weken 18 tot en met 21 en 23 tot en met 26 (per jaar) € 24.521,-
- vakantietoeslag (per jaar) € 1.962,-
- eigenwoningforfait € 1.644,-
- hypothecaire rente (per jaar) € 3.160,-
- algemene heffingskorting en arbeidskorting (per jaar) € 3.561,-
- bijstandsnorm alleenstaande (per maand) € 924,-
- forfait overige eigenaarslasten (per maand) € 95,-
- gemiddelde basishuur (per maand) € 210,-
- premie ziektekostenverzekering (per maand) € 151,-
- in bijstandsnorm begrepen nominaal deel ZVW (per maand) € 45,-
- kosten omgangsregeling (per maand) € 78,-
- aflossing schulden (per maand) € 226,-
De vrouw heeft gesteld dat de man in staat moet worden geacht om meer inkomsten te genereren, hetgeen door de man is betwist. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de man, gelet op het huidige economische klimaat en het feit dat de man in de bouw werkzaam is, thans niet in staat is om aanzienlijk meer te verdienen dan hij op dit moment doet. Zodoende is de rechtbank in de alimentatieberekening uitgegaan van de daadwerkelijke inkomsten.
Ten aanzien van de kosten van de omgangsregeling is de rechtbank uitgegaan van 34 weekenden per jaar omgang gedurende twee volle dagen per weekend, alsmede omgang gedurende vijf weken in de vakanties.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de kilometervergoeding die de man ontvangt een onkostenvergoeding betreft en dat hiermee niet de schuld bij Rabo Financieringsmaatschappij kan worden afgelost. Ter zake de aflossing van de schulden heeft de rechtbank dan ook rekening gehouden met zowel de aflossing van de schuld behorende bij de caravan als van de schuld bij Rabo Financieringsmaatschappij.
Uit de alimentatieberekening is de rechtbank gebleken dat de man een draagkrachtruimte heeft van € 287,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
Indien beide ouders na de scheiding een inkomen hebben dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande dient er door middel van een draagkrachtvergelijking te worden beoordeeld wie met welk bedrag bij dient te dragen in de kosten van de minderjarigen.
Nu het gemiddelde inkomen van de vrouw hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, zal de rechtbank voor de vrouw een draagkrachtberekening opstellen.
Draagkracht vrouw
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de vrouw uit van de onderstaande gegevens:
- verwachte inkomen uit arbeid (per jaar) € 20.520,-
- inkomensafhankelijke bijdrage ZVW (per jaar) € 1.351,-
- kindgebonden budget (per jaar) € 1.928,-
- algemene heffingskorting, arbeidskorting en alleenstaande ouderkorting € 5.374,-
- bijstandsnorm alleenstaande (per maand) € 924,-
- huurlasten (per maand) € 562,-
- huurtoeslag (per maand) € 150,-
- gemiddelde basishuur (per maand) € 210,-
- premie ziektekostenverzekering (per maand) € 153,-
- in bijstandsnorm begrepen nominaal deel ZVW (per maand) € 45,-
- zorgtoeslag (per maand) € 40,-
De rechtbank heeft geen rekening gehouden met het door de vrouw opgevoerde bedrag van € 40,- ter zake de aflossing van de schuld aan Rabo Financieringsmaatschappij, aangezien hierboven is bepaald dat de man deze schuld voor zijn rekening zal nemen en zich zal moeten inspannen om het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te realiseren.
Uit de alimentatieberekening is de rechtbank gebleken dat de vrouw een draagkrachtruimte heeft van € 440,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
Op basis van bovenstaande gegevens dienen de ouders als volgt bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- het eigen aandeel van de vrouw: (€ 440,- / € 727,-) x € 675,- = € 408,-;
- het aandeel van de man: (€ 287,- / € 727,-) x € 675,- = € 266,-.
De man dient derhalve met een bedrag van € 266,- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De rechtbank zal aldus bepalen en het meer of anders verzochte afwijzen.
Ingangsdatum
De rechtbank acht het redelijk om de alimentatieverplichting op te leggen met ingang van
1 maart 2011, de eerste maand volgend op het indienen van het verzoekschrift door de vrouw.
Partneralimentatie
De vrouw heeft ter zitting verklaard haar verzoek ter zake partneralimentatie niet langer te handhaven. De rechtbank zal dit verzoek derhalve als ingetrokken beschouwen.
Proceskosten
Omdat partijen (voormalige) echtelieden zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd.
De beslissing
De rechtbank:
In de procedure met zaaknummer 121500 / ES RK 11-700:
I. Stelt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast:
Aan de vrouw wordt toegescheiden:
- de inboedelgoederen die zij thans onder zich heeft, alsmede haar boeken en de spelletjes van de kinderen € 0,00
Aan de man wordt toegescheiden:
- caravan € 7.000,00
- auto, merk Nissan € 1.000,00
- de inboedelgoederen die hij thans onder zich heeft, met € 3.000,00 uitzondering van de boeken van de vrouw en de spelletjes van de kinderen;
De vrouw neemt de volgende schulden, die onderdeel uitmaken van de gemeenschap, voor haar rekening:
- de helft van de schulden aan de Belastingdienst € 1.770,00 -/-
De man neemt de volgende schulden, die onderdeel uitmaken van de gemeenschap, voor zijn
rekening:
- de lening aangegaan voor aanschaf van de caravan € 4.324,52 -/-
- de helft van de schulden aan de Belastingdienst € 1.770,00 -/-
- de lening bij Rabo Financieringsmaatschappij B.V. (zonder verrekening) € 6.929,27 -/-
II. Verklaart voor recht dat de echtelijke woning gelegen te [adres] en [plaats] tot het privé-vermogen van de man behoort.
III. Bepaalt dat de man zich zal inspannen het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening bij Rabo Financieringsmaatschappij B.V. met overeenkomstnummer [nummer] en voor de hypothecaire leningen met nummers […..]en [….] te realiseren.
IV. Bepaalt dat de man vanwege overbedeling en verrekening op de rekening van de vrouw een bedrag van € 3.337,74 dient te voldoen.
V. Verstaat dat partijen dienen over te gaan tot verevening van hun pensioenrechten conform de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding.
VI. Verklaart de onderdelen I, III en IV uitvoerbaar bij voorraad.
VII. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
VIII. Wijst af het meer of anders verzochte.
In de procedure met zaaknummer 118230 / ES RK 11-142:
IX. Bepaalt het bedrag dat de man met ingang van 1 maart 2011 aan de vrouw zal verstrekken als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen op
€ 266,- (tweehonderdzesenzestig euro) per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
X. Verklaart onderdeel IX. uitvoerbaar bij voorraad.
XI. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
XII. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. E. Venekatte en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2012 in tegenwoordigheid van mr. P.M.F. Schreurs, griffier.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
b. door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
c. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.