ECLI:NL:RBALM:2012:BV7899

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
: 126.513 KGZA 12-25
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en opheffing van conservatoir beslag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 22 februari 2012, zijn partijen gewezen echtelieden die verwikkeld zijn in een procedure over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw heeft conservatoir derdenbeslag gelegd op een spaarrekening van de man, waarop de man verzoekt het beslag op te heffen. De voorzieningenrechter, mr. A.E. Zweers, heeft de zaak op 15 februari 2012 behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De vrouw heeft het beslag gelegd op 12 september 2011 voor een bedrag van € 25.500,--. De man stelt dat hij in staat is een bankgarantie te verkrijgen voor het bedrag waarvoor beslag is gelegd en verzoekt de opheffing van het beslag.

De voorzieningenrechter overweegt dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onevenredig wordt getroffen door het beslag, aangezien hij geen gemotiveerde stellingen heeft gepresenteerd over de gevolgen van het beslag. De vrouw heeft daarentegen belang bij het beslag, omdat zij haar verhaalsmogelijkheden voor een eventuele vordering op de man wil veiligstellen. De rechter wijst erop dat de wet bepaalt dat het beslag moet worden opgeheven als er voldoende zekerheid wordt gesteld voor de vordering. De vrouw heeft verklaard het beslag op te heffen zodra de man een bankgarantie stelt, maar er is niet aangetoond dat de man dit heeft gedaan.

Uiteindelijk leidt dit tot de conclusie dat de vordering van de man tot opheffing van het beslag wordt afgewezen. De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen in het kader van conservatoir beslag en de verdeling van huwelijksgoederen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Zaaknummer : 126.513 KGZA 12-25
Uitspraak : 22 februari 2012 (gn)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser]
wonend te [plaats],
eiser,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: mr. M. Tijken,
advocaat te Oldenzaal,
tegen
[gedaagde],
wonend te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. A.M. Kuipers,
advocaat te Oldenzaal.
1. Het procesverloop
De man heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 15 februari 2012. Aldaar zijn verschenen:
de man bijgestaan door zijn raadsman en de vrouw bijgestaan door haar raadsvrouwe.
De standpunten zijn toegelicht.
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
In deze zaak staat, voor zover in het kader van deze procedure van belang, het navolgende vast.
- Partijen zijn op 20 juni 1996 te Enschede in gemeenschap van goederen getrouwd.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 29 december 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
- Deze beschikking is op 18 februari 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- Partijen hebben de rechtbank verzocht de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen, welke zaak bij de rechtbank bekend is onder zaaknummer 117031 / ES RK 10 -1433.
- De vrouw heeft op 12 september 2011 conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN AMRO Bank N.V. ten laste van de op naam van de man staande spaarrekening met nummer [……..]. Het verlof is verleend voor een bedrag van € 25.500,--.
3. Het geschil
De man verzoekt bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen om het conservatoir beslag dat zij heeft doen leggen onder de ABN AMRO Bank N.V. binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, op te heffen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom ten bedrage van € 1.000,00 voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft uitvoering te geven aan het in deze te wijzen vonnis en de vrouw te veroordelen tot betaling van de kosten van het beslag, een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.
De vrouw voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Gelet op de aard van de vordering is sprake van een spoedeisend belang.
Ingevolge artikel 705 lid 2 Rv. dient het beslag - voor zover thans relevant - opgeheven te worden indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt.
In beginsel zal degene die de opheffing vordert aannemelijk moeten maken dat deze grond zich voordoet, en zal de rechter dienen te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. De beoordeling van de vraag of het gelegde conservatoir beslag dient te worden opgeheven kan niet los geschieden van een afweging van de wederzijdse belangen.
In het onderhavige geval neemt de voorzieningenrechter aan dat de man, zoals hij stelt, door het beslag gehinderd wordt. Dat de man op onevenredig zware wijze door het beslag wordt getroffen blijkt echter niet. Hij heeft daaromtrent niets (gemotiveerd) gesteld, terwijl het beslag al meer dan 5 maanden geleden is gelegd.
Anderzijds heeft de vrouw belang bij het gelegde beslag. Partijen zijn verwikkeld in een procedure over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap waarbij zij nog discussiëren over, onder meer, de wijze van verdeling van de spaarrekening waar thans beslag op is gelegd. De vrouw heeft belang bij het beslag en wil haar verhaalsmogelijkheden voor een eventuele vordering op de man veiligstellen.
Bij dagvaarding heeft de man aangevoerd, dat hij in staat is een bankgarantie te verkrijgen voor het bedrag waarvoor beslag is gelegd. De wet (artikel 705 tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) bepaalt dat - als beslag is gelegd voor een geldvordering – de opheffing van het beslag wordt uitgesproken als voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. De vrouw heeft verklaard het beslag op te heffen indien en zodra een bankgarantie wordt gesteld. Aldus kan de man bewerkstelligen dat het beslag wordt opgeheven, doch dan zal hij de bedoelde bankgarantie wel moeten stellen. Gesteld noch gebleken is dat hij dat heeft gedaan.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering van de man tot opheffing van het gelegde conservatoir derdenbeslag moet worden afgewezen.
In het feit dat partijen gewezen echtelieden zijn, wordt aanleiding gevonden de proceskosten tussen partijen te compenseren.
De beslissing
De voorzieningenrechter.
Wijst de vordering van de man af.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en op
22 februari 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.