ECLI:NL:RBALM:2012:BV7352

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126486 / KG ZA 12-22
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de opheffing van conservatoir beslag door de voorzieningenrechter in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Industriehuis Weesp B.V. (eiseres) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ten Kate & Huizinga Accountants B.V. (gedaagde). De eiseres vorderde de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde waren gelegd ter verzekering van een door hen gepretendeerde vordering voor verrichte werkzaamheden in het kader van een aandelenoverdracht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de gedaagde een gerechtvaardigd belang heeft bij het handhaven van de beslagen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van de gedaagde ondeugdelijk is. De eiseres stelde dat de werkzaamheden waarvoor de gedaagde een vordering heeft, zijn verricht in opdracht van de oorspronkelijke aandeelhouder Meto en dat zij geen partij was bij de koopovereenkomst van de aandelen. De gedaagde betwistte dit en stelde dat zij wel degelijk een vordering heeft op de eiseres, omdat de werkzaamheden zijn verricht in opdracht van zowel Meto als de nieuwe aandeelhouder Acaday B.V. i.o.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen schriftelijke afspraken waren gemaakt over de afwikkeling van de kosten van de werkzaamheden en dat de eiseres op 4 februari 2011 een betaling heeft gedaan aan de gedaagde, wat erop wijst dat er een betalingsverplichting bestond. De vordering van de eiseres tot opheffing van de beslagen werd afgewezen, en de eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.102,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 126486 / KG ZA 12-22
Vonnis in kort geding van 24 februari 2012 (lm)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INDUSTRIEHUIS WEESP B.V.,
gevestigd te Weesp,
eiseres,
advocaat mr. J.A.F. Stoel te Weesp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEN KATE & HUIZINGA ACCOUNTANTS B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
advocaat mr. H. Dijks te Almelo.
Partijen zullen hierna Industriehuis en Ten Kate & Huizinga genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Industriehuis
- de pleitnota van Ten Kate & Huizinga.
1.2 Partijen hebben - nu na verder debat is gebleken dat een vergelijk niet tot de mogelijkheden behoorde - vonnis verzocht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. Industriehuis is in 2009 opgericht door Meto Holding B.V. (hierna: Meto) en houdt zich bezig met het uitzenden en detacheren van werknemers bij diverse ondernemingen.
2.2. Ten Kate & Huizinga heeft vanaf de oprichting van Industriehuis de salarisadministratie verzorgd, alsmede voor haar de normale accountantswerkzaamheden verricht. De betreffende facturen werden kennelijk conform afspraak steeds naar het adres van Meto verzonden.
2.3. In 2010 heeft de besloten vennootschap in oprichting Acaday B.V. i.o., met als oprichter [A] (hierna: [A]) alle aandelen gekocht van Industriehuis. De koopovereenkomst aandelen is op 15 november 2010 door Meto en [A] ondertekend.
2.4. Ten Kate & Huizinga heeft in opdracht de aandelenoverdracht begeleid. Daartoe heeft zij verschillende accountancywerkzaamheden verricht, waaronder het opstellen van een tussentijdse overnamebalans van Industriehuis per 30 juni 2010, diverse werkzaamheden ten behoeve van de totstandkoming van de koopovereenkomst en ook het opstellen van de koopovereenkomst.
2.5. De facturen voor deze werkzaamheden die Ten Kate & Huizinga ten behoeve van de aandelenoverdracht heeft verricht, zijn ook verzonden naar het adres van Meto.
2.6. In de koopovereenkomst van aandelen is in artikel 7 bepaald: “de verdeling van de kosten verbonden aan de totstandkoming en het opmaken van deze koopovereenkomst alsmede van de akte van levering zullen partijen nog nader overeenkomen”.
2.7. Op 4 februari 2011 heeft Industriehuis een bedrag van € 3.836,26 betaald aan Ten Kate & Huizinga, met als omschrijving: ‘Spoedopdracht termijnbetaling 1 conform afspraak’.
2.8. Ten Kate & Huizinga heeft Industriehuis gesommeerd tot betaling van de openstaande factuur.
2.9. Ten Kate & Huizinga heeft op 23 januari 2012 ten laste van Industriehuis conservatoir beslag laten leggen onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Denso Europe B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Weesp, onder [S] handelend onder de naam ‘Meer dan Communicatie’, wonende te Amsterdam en onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Crème de la Cream Company B.V., statutair gevestigd te Bussum.
2.10. De beslagen zijn gelegd ter verzekering van verhaal van een door Ten Kate & Huizinga gepretendeerde vordering op Industriehuis voor verrichte werkzaamheden.
3. Het geschil
3.1. Industriehuis vordert samengevat - opheffing van de gelegde conservatoire beslagen, met veroordeling van Ten Kate & Huizinga in de kosten van het geding.
3.2. Ten Kate & Huizinga voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang.
4.2. Volgens art. 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3. Industriehuis stelt dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat niet is gebleken van een vorderingsrecht aan de zijde van Ten Kate & Huizinga jegens Industriehuis. De werkzaamheden voor de aandelenoverdracht waarop ten Kate & Huizinga haar vordering baseert, zijn namelijk in opdracht van de oorspronkelijke aandeelhouder Meto verricht. Industriehuis was geen partij bij de koopovereenkomst van aandelen. De op naam van Industriehuis gedane betaling van € 3.836,26 is verricht door [A] en vloeit voort uit de tussen Acaday B.V. i.o. en Meto afgesproken verdeling van de kosten van het overnametraject. Ten Kate & Huizinga heeft niets te vorderen van Industriehuis.
De beslagen zijn te kwader trouw gelegd, aldus Industriehuis. Ten Kate & Huizinga betwist het voorgaande gemotiveerd. Zij stelt dat zij wel degelijk een vordering heeft op Industriehuis. Het verrichten van werkzaamheden voor de aandelenoverdracht heeft zij in opdracht van Meto en [A] gezamenlijk verricht. In opdracht van hen beiden is er, in het kader van het overnametraject, halverwege het boekjaar op 30 juni 2010 een tussentijdse balans voor Industriehuis opgemaakt, een overnamebalans waarin een voorziening ‘Reservering accountantskosten’ ter hoogte van € 10.000,00 is opgenomen. Naar eigen zeggen van Ten Kate & Huizinga is die ten laste van Industriehuis komende voorziening met goedvinden van Industriehuis opgenomen ten behoeve van de door Ten Kate & Huizinga gemaakte kosten van de begeleiding in het overnametraject.
4.4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat door de bij de overname van het aandelenpakket van Industriehuis betrokken partijen, Ten Kate & Huizinga, Meto en Acaday B.V. i.o., geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de afwikkeling van de door Ten Kate & Huizinga in dat kader in opdracht gemaakte kosten. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat Ten Kate & Huizinga ter zitting hebben verklaard dat de in de overnamebalans opgenomen voorziening van € 10.000,00 met goedvinden van Industriehuis is opgenomen ten behoeve van de door Ten Kate & Huizinga gemaakte kosten van de begeleiding in het overnametraject. Industriehuis heeft daarentegen verklaard dat de reservering ter hoogte van € 10.000,00 ziet op reservering van toekomstig door Ten Kate & Huizinga gemaakte ‘gewone’ accountantkosten. De voorzieningenrechter acht laatstgenoemde uitleg, gelet op de aard van een overnamebalans, echter weinig aannemelijk. Nu Industriehuis geen andere verklaring geeft dan voornoemd en [A] (in hoedanigheid van oprichter van Acaday B.V. i.o.) heeft ingestemd met de overnamebalans, kan de voorzieningenrechter niet anders concluderen dan dat het ervoor gehouden moet worden dat tijdens het overnametraject kennelijk tussen Meto, als vertrekkend aandeelhouder van Industriehuis, en Acaday B.V. i.o., als toekomstig aandeelhouder van Industriehuis, is afgesproken dat de kosten van het overnametraject zouden worden gedragen door Industriehuis, en dat Industriehuis daar kennelijk mee akkoord is gegaan. Daar komt bij dat Industriehuis op 4 februari 2011 ook daadwerkelijk een bedrag van
€ 3.836,26 heeft betaald aan Ten Kate & Huizinga, met als omschrijving: ‘Spoedopdracht termijnbetaling 1 conform afspraak’. Hoewel Industriehuis betwist dat zij in het kader van het overnametraject een betalingsregeling met Ten Kate & Huizinga is overeengekomen, valt voornoemde betaling - waarvan het bedrag bovendien in overeenstemming is met de door Ten Kate & Huizinga gestelde en als productie 1 overgelegde, hoewel niet onweersproken, betalingsregeling met betaalschema -, alsook de stelling van Industriehuis dat zij die betaling slechts coulancehalve heeft verricht, daarmee niet goed te rijmen. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat wat Acaday B.V. i.o. en Meto onderling exact zijn overeengekomen over wie welk deel van de overnamekosten draagt, een discussie is die gevoerd moet worden tussen hen beiden. De uitkomst daarvan is, voorshands oordelend, niet relevant voor de acceptatie van de verplichting van Industriehuis om Ten Kate & Huizinga te betalen, hetzij in hoedanigheid van medeopdrachtgever, hetzij als een verplichting uit hoofde van een derdenbeding ten gunste van Ten Kate & Huizinga. Industriehuis kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voor de door Ten Kate & Huizinga verrichte werkzaamheden ten behoeve van het overnametraject worden aangesproken door Ten Kate & Huizinga.
Dat de facturen weliswaar op naam van Industriehuis staan, maar als vanouds naar het adres van Meto zijn gezonden, maakt het voorgaande niet anders. De toezegging van Industriehuis dat ze enkel bereid is de kosten ter hoogte van € 2.500,00 voor het voeren van de salarisadministratie voor werknemers van Industriehuis te betalen, leidt evenmin tot een andersluidend oordeel.
4.5. Industriehuis heeft met haar stellingen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door Ten Kate & Huizinga gepretendeerde vordering ondeugdelijk is, alsook hebben zij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op onevenredig zware wijze worden getroffen door de beslagen. De stelling dat zij door de beslagen niet aan haar salarisbetalingsverplichting kan voldoen, is daartoe onvoldoende. Het aanbod van Ten Kate & Huizinga dat zij bereid is de beslagen op te heffen, mits Industriehuis zekerheid stelt in de vorm van een bankgarantie, heeft Industriehuis immers afgewezen. Ten Kate & Huizinga heeft vooralsnog een gerechtvaardigd belang bij de gelegde beslagen en wil de verhaalsmogelijkheden voor de gepretendeerde vordering op Industriehuis veiligstellen. Van misbruik van recht is dan ook geen sprake. De vordering van Industriehuis tot opheffing van de gelegde conservatoire beslagen wordt afgewezen.
4.6. Industriehuis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ten Kate & Huizinga worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 527,00
Totaal € 1.102,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt Industriehuis in de proceskosten, aan de zijde van Ten Kate & Huizinga tot op heden begroot op € 1.102,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.?