ECLI:NL:RBALM:2012:BV7352
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- M. Koopmans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de opheffing van conservatoir beslag door de voorzieningenrechter in kort geding
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 24 februari 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Industriehuis Weesp B.V. (eiseres) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ten Kate & Huizinga Accountants B.V. (gedaagde). De eiseres vorderde de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde waren gelegd ter verzekering van een door hen gepretendeerde vordering voor verrichte werkzaamheden in het kader van een aandelenoverdracht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de gedaagde een gerechtvaardigd belang heeft bij het handhaven van de beslagen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vordering van de gedaagde ondeugdelijk is. De eiseres stelde dat de werkzaamheden waarvoor de gedaagde een vordering heeft, zijn verricht in opdracht van de oorspronkelijke aandeelhouder Meto en dat zij geen partij was bij de koopovereenkomst van de aandelen. De gedaagde betwistte dit en stelde dat zij wel degelijk een vordering heeft op de eiseres, omdat de werkzaamheden zijn verricht in opdracht van zowel Meto als de nieuwe aandeelhouder Acaday B.V. i.o.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen schriftelijke afspraken waren gemaakt over de afwikkeling van de kosten van de werkzaamheden en dat de eiseres op 4 februari 2011 een betaling heeft gedaan aan de gedaagde, wat erop wijst dat er een betalingsverplichting bestond. De vordering van de eiseres tot opheffing van de beslagen werd afgewezen, en de eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.102,00.