Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummers: 08/710673-11 en 13/650772-10
Datum vonnis: 14 februari 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] in [geboorteplaats] [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle in Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 december 2011 en 31 januari 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk toe te brengen.
Feit 2: 3,5 gram heroïne voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 12 september 2011,
te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat
opzet met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 1] meermalen, althans
eenmaal (telkens) (met kracht) met een groot mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de rug en/althans in het (boven)lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 september 2011,
te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 1]
meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) met een groot mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/althans in het (boven)lichaam
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
hij op of omstreeks 12 september 2011 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 3,5 gram gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Zij vordert toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 13/650772-10. De inbeslaggenomen goederen die op de beslaglijst vermeld staan dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van het bewijs
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gelet op de aangifte, de verklaringen van de getuigen en de geneeskundige verklaring. Daarnaast stelt zij zich op het standpunt dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsvrouw voert daartoe aan dat niet duidelijk is of er wel met een mes is gestoken, wie gestoken heeft en wanneer gestoken is. Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat het feit ten laste is gelegd als een poging tot doodslag subsidiair een poging zware mishandeling, terwijl sprake is van een voltooid delict als er vanuit wordt gegaan dat er gestoken is.
Met betrekking tot feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet ontkent dat hij de heroïne voorhanden had. Hij ontkent wel dat hij dit opzettelijk voorhanden had.
6. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
6.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] op 12 september 2011 in de Korte Hengelosestraat in Enschede loopt. Daar is [slachtoffer 1] met een mes gestoken door een negroïde man. De negroïde man is achter [slachtoffer 1] aangerend met het mes in zijn handen.
Aan [slachtoffer 1] is een recente foto van de aangehouden verdachte [verdachte] getoond. [slachtoffer 1] herkent de dader van de steekpartij van een foto die hem tijdens het verhoor door de verbalisanten is getoond. Tengevolge van de steekpartij heeft [slachtoffer 1] een steekwond in zijn linkerflank opgelopen, waardoor zijn long linksonder is doorboord en zijn milt is aangeprikt.
In verdachtes fouillering zijn een drietal gripzakjes gevonden met daarin een aantal bolletjes heroïne, in totaal 3,5 gram.
De stelling van de verdediging dat geen van de getuigen verdachte met het mes hebben zien steken, dus dat het mogelijk is dat [slachtoffer 1] is gestoken door een derde wordt verworpen.
[slachtoffer 1] spreekt in zijn verklaring over de persoon die hem gestoken heeft. Deze persoon heeft [slachtoffer 1] aangewezen op een foto. Daarnaast zijn er getuigen die een negroïde man achter het slachtoffer hebben zien aanlopen met een mes. Op geen enkele wijze is aannemelijk gworden dat er een tweede man met een mes zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de geneeskundige verklaring, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij het tasje met heroïne van een vriend heeft gekregen en derhalve niet wist dat zich heroïne in het tasje bevond. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk en houdt het ervoor dat verdachte wist dat het tasje heroïne bevatte, te meer nu ook persoonlijke goederen van verdachte in datzelfde tasje zijn aangetroffen.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 september 2011 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met kracht met een groot mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 12 september 2011 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,5 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
7. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 en 45 Sr en bij de artikelen 2 en 10 Ow. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, lid 1 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
8. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
9. De op te leggen straf of maatregel
9.1 De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover deze voor onderhavige feiten zijn vastgesteld. Voor de onderhavige feiten zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen betrekt. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en het voorhanden hebben van heroïne. Hij heeft het slachtoffer met een soort “rambo-mes” gestoken en achtervolgd. Dit geweld heeft plaatsgevonden op de openbare weg voor het oog van winkelend publiek. Dat het bij een poging is gebleven en de gevolgen niet veel ernstiger zijn, is niet de verdienste van verdachte geweest. Dergelijk handelen getuigt van een ernstig gebrek aan respect van verdachte voor de lichamelijke integriteit van anderen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Verdachte liep nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling. Door de onderhavige feiten te plegen wekt verdachte de indruk rechterlijke beslissingen gemakkelijk naast zich neer te leggen en zich niets aan te trekken van de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen.
Vanaf zijn aanhouding heeft hij geen openheid van zaken willen geven over wat er die dag is gebeurd en blijft tegen beter weten in ontkennen. Ter terechtzitting heeft verdachte volgehouden dat hij niet heeft gestoken. Ook heeft verdachte niet willen meewerken aan een forensische rapportage, zodat de rechtbank niets weet over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Zij gaat er daarom vanuit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden.
9.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten bolletjes heroïne, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu de hiervoor bewezenverklaarde feiten mede zijn begaan met deze voorwerpen en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
10. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de jeugddetentie van 60 dagen die de rechtbank in Amsterdam bij vonnis van 16 augustus 2010 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd (meermalen) aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 36c en 91 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, lid 1 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 primair en sub 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: bolletjes heroïne met SINnummer AADB7639NL;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 13/650772-10
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2010, te weten van 60 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.