Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710799-11
Datum vonnis: 14 februari 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle in Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. G.A. Dorsman, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd hem zwaar te mishandelen dan wel hem heeft mishandeld.
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Feit 3: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd.
Feit 4: 1,6 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de – ter terechtzitting van 31 januari 2012 gewijzigde – tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2011,
te Enschede,
meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] van het
leven te beroven, (telkens) met dat opzet die [slachtoffer 1], die toen aldaar op de
grond lag, (met kracht) met geschoeide voet(en) in/tegen het gezicht en/of
tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2011,
te Enschede,
meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet die
[slachtoffer 1], die toen aldaar op de grond lag, (met kracht) met geschoeide
voet(en) in/tegen en/of in de richting van het gezicht en/of tegen en/of in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geschopt en/of
getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2011,
te Enschede,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon,
genaamd [slachtoffer 1], (die toen aldaar op de grond lag) (met kracht) met
geschoeide voet(en) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de
benen en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 30 oktober 2011,
te Enschede,
opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer 2], (met kracht) in/tegen
het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 30 oktober 2011,
in de gemeente Enschede,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"vieze vuile
homo, ik ga jullie in brand steken", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
hij op of omstreeks 30 oktober 2011,
in de gmeente Enschede,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,6 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het sub 1 primair en het sub 4 tenlastegelegde wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het sub 1 subsidiair, het sub 2 en het sub 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De officier vordert daarnaast dat het in beslag genomen voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van het bewijs
De feiten 1 subsidiair en meer subsidiair, 2 en 3
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschopt, geslagen en bedreigd heeft, gelet op de verklaringen van beide aangevers en de verklaring van verbalisant Nijstad die hij ter terechtzitting heeft afgelegd. Zij voert aan dat verdachte, door in de richting van het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer 1] te trappen, bewust het risico heeft aanvaard dat er vitale delen werden geraakt.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat aangevers wisselend hebben verklaard over wanneer door verdachte geroepen is. Daarnaast is het letsel op de foto’s niet erg duidelijk en hebben aangevers zich niet door een arts laten onderzoeken. De raadsman stelt zich daarnaast op het standpunt dat er geen steunbewijs is voor de verklaring van beide aangevers, anders dan de verklaringen van beide echtelieden. De verklaringen van beide aangevers wijken op essentiële punten van elkaar af, aldus de raadsman.
Met betrekking tot feit 3 stelt de raadsman zich op het standpunt dat [slachtoffer 2] zich niet bedreigd heeft gevoeld. De raadsman concludeert tot vrijspraak van de drie feiten.
6. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van het sub 1 primair en sub 4 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
6.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 30 oktober 2011 vanuit ’t Bölke in de richting van hotel Rodenbach lopen. Op het stationsplein horen zij verdachte meermalen “homo, vuile homo’s” naar hen roepen. Op een gegeven moment komt verdachte naast hen lopen en wordt [slachtoffer 1] door hem getrapt. Daardoor valt [slachtoffer 1] op de grond. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt, blijft verdachte hem tegen zijn lichaam trappen. Op het moment dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] probeert te helpen, stompt verdachte hem in zijn gezicht. Verdachte roept “ik ga jullie in brand steken”. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lopen weg bij verdachte, maar die loopt hen weer achterna. [slachtoffer 1] is 112 aan het bellen, terwijl verdachte hem nogmaals tegen zijn benen trapt. Daardoor valt [slachtoffer 1]. Door de val heeft hij zijn hand beschadigd. Vervolgens komt er een politieauto het stationsplein oprijden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gaan bang en in paniek naar de desbetreffende verbalisant toe en vertellen hem dat ze zijn mishandeld en bedreigd door verdachte, waarbij ze hem ook aanwijzen als dader. De verbalisant heeft vervolgens [verdachte] als verdachte van die feiten aangehouden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de subsidiair tenlastgelegde poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend bewezen is. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en op basis van het dossier is niet komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt. Wel is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn benen en elders tegen het lichaam heeft getrapt. De rechtbank is van oordeel dat dit geen poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert, zodat hiervoor vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 meer subsidiair, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2011 te Enschede opzettelijk mishandelend een persoon,
genaamd [slachtoffer 1], die toen aldaar op de grond lag met kracht tegen de
benen en elders tegen het lichaam heeft getrapt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
hij op 30 oktober 2011 te Enschede opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd
[slachtoffer 2], met kracht in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 30 oktober 2011 in de gemeente Enschede [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"vieze vuile homo, ik ga jullie in brand steken;
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder sub 1 meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
7. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 en 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair en feit 2
telkens het misdrijf: mishandeling
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
8. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
9. De op te leggen straf of maatregel
9.1 De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover deze voor onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor een eenvoudige mishandeling en voor verbale bedreiging een geldboete aan. Gelet op de omstandigheden waaronder en de manier waarop verdachte gehandeld heeft, is de rechtbank van oordeel dat de geldboetes die in het landelijk oriëntatiepunt straftoemeting zijn vastgesteld onvoldoende uiting geven aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, waarbij de rechtbank de volgende factoren in aanmerking neemt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Verdachte heeft uit het niets op het station in Enschede twee mannen bedreigd, achtervolgd en mishandeld. Het dient verdachte te worden aangerekend dat hij zich door aldus te handelen, agressief en intimiderend heeft gedragen tegenover de slachtoffers. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij inmiddels een forse justitiële documentatie heeft opgebouwd, waaronder ook veroordelingen voor geweldsdelicten en met het feit dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn daden wenst te nemen. Vanaf zijn aanhouding heeft hij geen openheid van zaken gegeven over wat er die nacht is gebeurd. Ter terechtzitting heeft hij gezegd niet de dader te zijn geweest. Ook heeft verdachte niet willen meewerken aan een gedragsrapportage, zodat de rechtbank niets weet over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Zij gaat er derhalve vanuit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Door zijn opstelling wekt de verdachte de indruk de ernst van de feiten in zijn geheel niet in te zien.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
9.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen verdovende middelen met Sinnummer: AACM3671NL, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 36c en 57 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 1 primair en subsidiair en sub 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 meer subsidiair, sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair en feit 2
telkens het misdrijf: mishandeling
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: verdovende middelen met Sinnummer: AACM3671NL;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.