ECLI:NL:RBALM:2012:BV3910

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/251204-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig bewijs in ontuchtzaak met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 14 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof handelingen die in de maanden juli en augustus 2009 in Italië zouden hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte meermalen ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd met een meisje dat op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer, alsook verklaringen van familieleden, de basis vormden voor de beschuldigingen. Echter, de verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en zich beroepen op zijn zwijgrecht tijdens het politieonderzoek.

De rechtbank heeft het dossier en de verklaringen zorgvuldig beoordeeld. Het sms-bericht dat de verdachte naar het slachtoffer had gestuurd, werd als onvoldoende bewijs beschouwd, omdat de verklaring van de verdachte over de inhoud van het bericht niet zonder meer ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat er geen ander bewijs was dat de beschuldigingen van het slachtoffer kon ondersteunen. Hierdoor was er onvoldoende wettig bewijs om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem tenlastegelegde ontuchtige handelingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is het resultaat van een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/251204-10
Datum vonnis: 14 februari 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 juli 2011 en 31 januari 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Nijland-Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een meisje onder de 16 jaar ontucht heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de maand(en) juli 2009 en/of augustus 2009,
te [plaats] in Italie,
meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] (geboren [1995]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens)
- die [slachtoffer] een tongzoen gegeven, althans zijn, verdachtes,
tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht, en/of
- de borsten en/of de vagina en/of andere delen van het lichaam van die
[slachtoffer] betast en/of gestreeld, en/of
- de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis gebracht;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de maand(en) juli 2009 en/of augustus 2009,
te [plaats] in Italie,
meermalen, althans eenmaal, met een persoon, genaamd [slachtoffer]
(geboren [1995]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- die [slachtoffer] een tongzoen gegeven, althans zijn, verdachtes,
tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht, en/of
- de borsten en/of de vagina en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] betast en/of gestreeld, en/of
- de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis gebracht;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast vordert de officier van justitie een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ook vordert de officier van justitie toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij als voorschot met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van het bewijs
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte, de verklaring van de moeder van aangeefster en de verklaring van de zus van aangeefster.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De handelingen zoals die zijn omschreven in de tenlastelegging zijn gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer]. Het dossier bevat verder de verklaringen van de vader van aangeefster, de moeder van aangeefster, de zus van aangeefster en de zwager van aangeefster. Zij verklaren allen over de vermeende ontuchtige handelingen die verdachte bij aangeefster zou hebben verricht naar aanleiding van hetgeen aangeefster hen daarover verteld heeft. Daarnaast bevat het dossier onder meer nog een sms-bericht dat verdachte aan aangeefster heeft gestuurd na de vakantie in Italië alsook twee sms-berichten die aangeefster aan verdachte heeft gestuurd na die bewuste vakantie.
Verdachte heeft zich bij de politie ten aanzien van de feiten beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting bij de politierechter en later ter terechtzitting van de meervoudige kamer heeft verdachte de tenlastegelegde gedragingen ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen ondersteuning uit een andere bron dan die van aangeefster biedt voor de tenlastegelegde gedragingen. Het sms-bericht dat verdachte aan aangeefster heeft verstuurd is daartoe onvoldoende nu de verklaring die verdachte heeft gegeven voor dit bericht niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. De rechtbank zal verdachte dan ook van het hem tenlastegelegde vrijspreken wegens het ontbreken van wettig bewijs.
5.3 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De schade van benadeelden
Mevrouw [slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.000,00 (duizend euro), (als “voorschot” voor geleden schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade ten bedrage van € 1.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering nu verdachte van het tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
7. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [woonplaat], niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2012.