ECLI:NL:RBALM:2012:BV3907
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. van Rhijn
- Rechtspraak.nl
Exhibitieplicht en bepaalbaarheidseis in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 14 februari 2012, hebben eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], een vordering tot exhibitie ingediend tegen de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De eisers vorderden dat Dexia werd bevolen om transcripties van telefoongesprekken tussen hen en Dexia uit de periode van 19 maart 2003 tot 30 maart 2003 in het geding te brengen. Dexia betwistte echter het bestaan van meer dan één telefoongesprek in die periode en stelde dat de vordering van eisers nodeloos was, wat leidde tot een verzoek om hen in de kosten van het incident te veroordelen.
De kantonrechter, M.H. van Rhijn, oordeelde dat de exhibitieplicht op basis van artikel 843a Rv alleen bestaat indien aan de bepaalbaarheidseis van lid 1 is voldaan. Dit houdt in dat er voldoende duidelijkheid moet zijn over het bestaan van de bescheiden die in het geding worden gevraagd. Aangezien Dexia betwistte dat er meer dan één gesprek had plaatsgevonden, was er geen sprake van voldoende bepaalbaarheid. De kantonrechter wees de vordering van eisers af, omdat zij niet konden aantonen dat de gewenste bescheiden bestonden.
De zaak werd vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak, waarbij de kantonrechter de eisers de gelegenheid gaf om een conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie in te dienen. De uitspraak benadrukt het belang van de bepaalbaarheidseis in civiele procedures en de voorwaarden waaronder een exhibitieplicht kan worden opgelegd.