ECLI:NL:RBALM:2012:BV2786

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11 / 541 WW44 BN1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor appartementencomplex voor begeleid wonen

In deze zaak gaat het om de bouwvergunning voor een appartementencomplex dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die begeleiding nodig hebben bij het zelfstandig functioneren in de maatschappij. De rechtbank Almelo heeft op 26 januari 2012 uitspraak gedaan in het geschil tussen eisers, die bezwaar maakten tegen de bouwvergunning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, de verweerder. De bouwvergunning betreft de realisatie van 24 zelfstandige appartementen en 2 logiesruimten op een perceel in Enschede. Eisers stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en dat de toekomstige bewoners, die allen in het bezit zijn van een CIZ-indicatie voor een GGZ-C Zorgzwaartepakket, niet zelfstandig konden wonen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de relatie met zorg en behandeling te gering is om het zelfstandig wonen in de weg te staan. De appartementen zijn ontworpen met eigen kookgelegenheid en voorzieningen, en er is geen permanente begeleiding aanwezig. De rechtbank concludeert dat het bouwplan past binnen de bestemmingen van het geldende bestemmingsplan en dat er geen grond is om de bouwvergunning te weigeren. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 11 / 541 WW44 BN1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geschil tussen:
[naam eisers]
wonende te [woonplaats], eisers,
gemachtigde: mr. K.A. Luehof, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp te Assen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede,
verweerder.
Derde belanghebbende:
Wooncorporatie Ons Huis, gevestigd te [plaats], vergunninghoudster,
gemachtigde: J.H.M. Kamphuis.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 21 april 2011.
2. Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2011 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 18 november 2010, inhoudende de verlening van een reguliere bouwvergunning voor het bouwen van 24 appartementen en 2 logiesruimten op het perceel, plaatselijk bekend [adres] te [plaats] en kadastraal bekend, [kadastrale aanduiding] (verder: het perceel), ongegrond verklaard.
Eiser kunnen zich blijkens het beroepschrift (met bijlagen) van 27 mei 2011, nader aangevuld bij brief van 1 september 2011, niet met dat besluit verenigen.
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 26 augustus 2011 een verweerschrift doen toekomen.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 19 januari 2012, waar
eisers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. K.A. Luehof
voornoemd, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door M.H.J. Hassink,
B. Steenhuis, M.J.C. Hümmels en J.M.P. Duininck, ambtenaren in dienst van verweerders
gemeente. Tevens is aldaar vergunninghoudster verschenen bij gemachtigde
J.H.M. Kamphuis, vergezeld door E. Edens van het Leger des Heils Overijssel.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het besluit van 21 april 2011, waarbij verweerder het bezwaar van eisers tegen zijn besluit van 18 november 2010 ongegrond heeft verklaard en de verleende bouwvergunning voor het bouwen van 24 appartementen en 2 logiesruimten in stand heeft gelaten, in rechte in stand kan blijven.
Voorzover eisers beroep mede was gericht op het ontbreken van een beslissing op hun bezwaren tegen het aantal bouwlagen en de (wijze van) hemelwaterafvoer, hebben zij dit ter zitting laten vallen en aangegeven dat het beroep nog slechts ziet op de vraag of het bouwplan past binnen de bestemming “wonen”.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 44, eerste lid, van de Woningwet is een limitatieve opsomming van weigeringsgronden voor de afgifte van een bouwvergunning opgenomen. Door eisers wordt aangevoerd dat de bouwvergunning op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, onder c van de Woningwet zou moeten worden geweigerd wegens strijd met bestemmingsplan.
Op het perceel rusten ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “De Laares 2003” de bestemmingen “Gemengde voorzieningen IV” en “Woondoeleinden”. Beide bestemmingen laten een gebruik ten behoeve van ‘wonen’ toe. Het bestemmingsplan definieert een woongebouw als een complex van ruimten, dat blijkens zijn inrichting en indeling is bestemd voor al dan niet zelfstandige huisvesting van één of meer huishoudens of één of meer personen. Voorts is aldaar gestapelde woningbouw toegestaan.
Blijkens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) past een woonvorm binnen een woonbestemming indien sprake is van “(nagenoeg) zelfstandige bewoning”.
Eisers stellen zich, kort weergegeven, op het standpunt dat daarvan geen sprake kan zijn, reeds niet nu de toekomstige bewoners van de appartementen allen in het bezit zijn van een CIZ-indicatie voor een GGZ-C Zorgzwaartepakket, variërend van klasse 2C tot 5C. Personen met deze indicatie worden geacht niet zelfstandig te kunnen wonen en hebben continue dan wel intensieve begeleiding nodig.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het de bedoeling is om in het complex 24 zelfstandige appartementen met elk een eigen afsluitbare voordeur te realiseren voor de opvang van bewoners die begeleiding nodig hebben bij het weer zelfstandig kunnen functioneren in de maatschappij. Deze bewoners, allen in het bezit van een CIZ-indicatie voor een GGZ-C Zorgzwaartepakket, zijn thans gehuisvest in het sociaal pension aan de
C.J. Snuifstraat te Enschede. Die locatie is evenwel niet geschikt voor langer verblijf vanwege de beperkte voorzieningen. De te realiseren appartementen zullen beschikken over eigen kookgelegenheid, een natte cel, een slaapvertrek en een woonkamer. Het is niet de bedoeling ter plaatse een behandelruimte te realiseren. Evenmin is sprake van permanent aanwezige begeleiding. Wel is er 24 uur per dag iemand aanwezig die de huismeesters- en portiersfunctie op zich neemt. Voorts is gebleken dat het verblijf van de bewoners in de woning geen deel uitmaakt van een verplicht begeleidings- en behandelingstraject en dat de bewoners er voor onbepaalde tijd kunnen verblijven, óók indien de begeleiding na verloop van tijd niet meer nodig of gewenst is.
De begeleiding van de bewoners op de locatie betreft specifiek de ondersteuning bij het zelfstandig wonen en het besteden van de vrije tijd. Voor die begeleiding, die indien mogelijk op afspraak vooraf plaatsvindt, doch niet altijd planbaar is en derhalve ook op oproepbasis beschikbaar moet zijn, wordt per bewoner een individueel begeleidingsplan opgesteld. Daarbij geldt dat de begeleiding wordt geleverd door medewerkers van het Leger des Heils en bestaat uit alledaagse dingen, zoals hulp bij het beheer van de financiën, bij het boodschappen doen, het lid worden van een sportvereniging, het toezicht op medicijngebruik, hulp bij het huishouden, hulp bij persoonlijke verzorging en dergelijke. Voor eventueel noodzakelijke behandeling door een arts/specialist gaat men naar de eigen huisarts, psycholoog of andere behandelaar. Er vindt geen behandeling in het wooncomplex plaats en de bewoners zijn overdag elders dan wel hebben anderszins een dagbesteding.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de relatie met de zorg en behandeling te gering en te vrijblijvend is om aan het wonen een zelfstandig karakter te ontnemen. Dat sprake is van personen die in het bezit zijn van een CIZ-indicatie voor een GGZ-C Zorgzwaartepakket doet hieraan niet af. Dit betekent in dit geval niet meer dan dat de begeleiding niet altijd planbaar is en op elk moment van de dag nodig kan zijn. Het betekent niet dat van nagenoeg zelfstandige bewoning geen sprake kan zijn.
Verweerder kon zich gelet op het voorgaande op het standpunt stellen dat het bouwplan past binnen het geldende bestemmingsplan, zodat er voor verweerder geen plicht bestond om de bouwvergunning op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet te weigeren. Nu de overige in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet limitatief opgesomde weigeringgronden zich evenmin voordoen, was verweerder gehouden de bouwvergunning te verlenen.
Hetgeen overigens door eisers is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Dat eisers overlast vrezen kan zo zijn, doch dit dient zo nodig in het kader van de openbare orde te worden tegengegaan. Ter zitting is gebleken overigens gebleken dat maatregelen zijn genomen om mogelijke overlast te beperken. Zo worden huisregels opgesteld omtrent
(onder meer) het drugs- en alcoholgebruik en zal met een omgevingsbeheergroep van omwonenden worden samengewerkt om eventuele overlast tegen te gaan.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in tegenwoordigheid van M.W. Hulsman, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2012.
Afschrift verzonden op
AB