RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 125766 / KG ZA 11-277
datum vonnis: 19 januari 2012 (ps)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de stichting Woningstichting De Woonplaats,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
verder te noemen: De Woonplaats,
advocaat: mr. R.J. Leijssen te Enschede,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. A. Gerards te Oldenzaal.
De Woonplaats heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Op 11 januari 2012 heeft De Woonplaats aanvullende stukken in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 12 januari 2012. Ter zitting zijn verschenen:
- namens De Woonplaats: [X], vergezeld door mr. Leijssen;
- [gedaagde], vergezeld door mr. Gerards.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Vaststaande feiten
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
1.2 De Woonplaats verhuurt de woning aan de [adres] te [plaats](verder: de woning) aan [gedaagde].
1.3 Op 24 november 2011 heeft de politie geconstateerd dat in de schuur behorende bij de woning hennepplanten werden gekweekt.
1.4 Op 8 december 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [X], namens De Woonplaats, en anderzijds [gedaagde].
1.5 Bij brief van 9 december 2011 heeft De Woonplaats [gedaagde] de keuze gesteld om vrijwillig de huur van de woning op te zeggen met een opzegtermijn van drie maanden. De Woonplaats heeft [gedaagde] tot 15 december 2011 gegeven om het formulier huuropzegging in te dienen.
1.6 Binnen de door De Woonplaats gestelde termijn heeft De Woonplaats geen formulier huuropzegging van [gedaagde] ontvangen.
1.7 [gedaagde] heeft zich de afgelopen jaren sterk ingezet voor de leefbaarheid van de wijk.
Vordering van De Woonplaats
2.1 De Woonplaats heeft gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] te [plaats] te verlaten en te ontruimen met al het hare en de haren, alsmede De Woonplaats te vergunnen de ontruiming te bewerkstelligen met ‘de sterke arm’. De Woonplaats heeft voorts gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.2 Daartoe heeft De Woonplaats - kort weergegeven - gesteld dat [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd in de nakoming van de huurovereenkomst. Het kweken van hennep in een huurwoning is een ernstige tekortkoming die tot ontbinding van de overeenkomst dient te leiden. De Woonplaats heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om zelf de huur op te zeggen, waarbij haar, in tegenstelling tot de gebruikelijke maand, een opzegtermijn van drie maanden zou worden gegund.
Standpunt van [gedaagde]
3.1 [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de ontruiming, maar wel tegen de termijn om te ontruimen. [gedaagde] heeft gesteld dat zij twee kinderen van 6 en 13 jaar oud heeft, dat haar dochter gedragsproblemen heeft en dat het met name voor haar dochter moeilijk zal zijn om te verhuizen. Haar dochter heeft extra behoefte aan duidelijkheid. Het is niet mogelijk om tijdelijk bij familie of kennissen te verblijven. Gelet op de gedragsproblemen van de dochter is het niet goed om eerst naar een tijdelijke plek te verhuizen, om vervolgens weer te moeten vertrekken.
3.2 Voorts heeft [gedaagde] gesteld dat zij sinds 8 december 2011 actief op zoek is geweest naar een alternatieve woning. [gedaagde] ontvangt een uitkering en heeft nog geen geschikte woning kunnen vinden die zij zou kunnen betalen.
3.3 [gedaagde] heeft verzocht haar tot eind 2012 de gelegenheid te geven om een andere woning te vinden.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat De Woonplaats spoedeisend belang heeft bij de onderhavige vordering. Overigens is daartegen door [gedaagde] ook geen verweer gevoerd.
4.2 Vast staat dat op 24 november 2011 door de politie in de woning een hennepkwekerij is aangetroffen. Dat het houden van een hennepkwekerij in de schuur bij de woning wanprestatie oplevert, is door [gedaagde] niet betwist. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden, zodat thans op die ontbinding kan worden vooruitgelopen door [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning.
4.3.1 De gevorderde termijn tot ontruiming is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te kort. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij alleen de zorg draagt over twee jonge kinderen en dat één van de kinderen kampt met gedragsproblemen en een verhoogde behoefte aan duidelijkheid heeft. Gelet op deze problematiek is het niet wenselijk wanneer [gedaagde] nu naar een tijdelijk verblijf verhuist om van daaruit verder te zoeken naar een geschikte woning. Het gezin is erbij gebaat om slechts één keer te hoeven verhuizen. Een tijdelijk verblijf bij familie of kennissen lijkt overigens ook niet aan de orde, nu de stelling van [gedaagde] dat zij niet bij familie of kennissen kan verblijven onvoldoende is weersproken.
4.3.2 Gelet op het beleid van De Woonplaats en R.K. Woningstichting Ons Huis zal [gedaagde] naar alle waarschijnlijkheid de eerstkomende jaren niet in aanmerking komen voor een huurwoning in Enschede, anders dan in de particuliere sector.
4.3.3 De voorzieningenrechter is, gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] afhankelijk is van een WWB-uitkering en in de particuliere sector op zoek moet naar vervangende woonruimte voor haar en haar twee kinderen, van oordeel dat aan [gedaagde] een ruimere termijn dient te worden gegeven om alternatieve woonruimte te vinden.
4.3.4 De voorzieningenrechter zal [gedaagde] veroordelen om binnen drie maanden na betekening van het vonnis de woning te ontruimen, zodat [gedaagde] een aantal maanden de gelegenheid heeft om, bijvoorbeeld met behulp van Maatschappelijk Werk, alternatieve woonruimte te vinden en een gedwongen ontruiming door de deurwaarder te voorkomen.
De door [gedaagde] verzochte ontruimingstermijn van een jaar is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet redelijk.
4.4 De door De Woonplaats gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen zal op de in de beslissing te vermelden wijze worden toegewezen.
4.5 [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
I. veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis de huurwoning aan de [adres] te [plaats] te verlaten en te ontruimen met al het hare en de haren;
II. bepaalt dat een door De Woonplaats in te schakelen deurwaarder gemachtigd is om voornoemde ontruiming, zo nodig met behulp van justitie en politie ten uitvoer te leggen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder I. bepaalde van dit vonnis te voldoen;
III. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Woonplaats begroot op € 672,64 aan verschotten en € 527,- aan salaris van de advocaat;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.