ECLI:NL:RBALM:2012:1242

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
08/700209-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige hennepteelt, deelname aan criminele organisatie en verzekeringsfraude

De rechtbank Almelo heeft op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Oldenzaal, die werd beschuldigd van grootschalige hennepteelt, deelname aan een criminele organisatie en verzekeringsfraude. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden en 4 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast moet hij ruim 18.000 euro aan schadevergoedingen betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende bijna anderhalf jaar als lid van een criminele organisatie meermalen betrokken was bij bedrijfsmatige hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het onderzoek naar de verdachte begon na CIE-informatie over criminele activiteiten in Twente, waarbij verschillende hennepkwekerijen werden opgerold. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een aanzienlijke rol vervulde binnen de organisatie, die zich bezighield met het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen. De verdediging stelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als deelnemer aan een criminele organisatie, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen bewezen en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Almelo

Sector strafrecht
Parketnummer: 08/700209-11
Datum vonnis: 29 juni 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op 25 januari 1983 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 november 2011 (regie), 6 maart 2012 en 15 juni 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Nijland-Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Feit 1:dat verdachte gedurende een periode samen met anderen of alleen in een aantal panden hennep heeft geteeld;
Feit 2:dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als doel heeft het plegen van misdrijven zoals het kweken van hennep;
Feit 3:dat verdachte gedurende een periode samen met anderen of alleen in een aantal panden elektriciteit heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2011,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of in de gemeente Hengelo (O) en/of te
Delden in de gemeente Hof van Twente en/of in de gemeente Enschede en/of in
de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt,
- in/op (een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 1] te De
Lutte, (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan
en/althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(dossier 1), en/of
- in een pand op of aan de [adres 2] te Hengelo (O), (telkens) een
(groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer
dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier 2), en/of
- in een pand op of aan de [adres 3] te Delden, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (dossier 3), en/of
- in een pand op of aan de [adres 4] te Hengelo (O), (telkens) een (groot)
aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep (dossier 4), en/of
- in/op (een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 5] te
Enschede, (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan
en/althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(dossier 5), en/of
- in een pand op of aan de [adres 6] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (dossier 6), en/of
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep en/of (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish) (dossier 1 tot en met 6),
zijnde hennep en/of hashish (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet
vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2011,
in een of meer pand(en) te De Lutte in de gemeente Losser en/of in de gemeente
Delden en/of in de gemeente Hengelo (O.) en/of in de gemeente Enschede en/of
in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
opzettelijk (als leider) heeft deelgenomen aan een organisatie, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
11 derde en/of vijfde lid, te weten het (telkens) al dan niet in de
uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken
en/of vervoeren van hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens)
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hennep en/of
hashish (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een
middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij
die wet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2011,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of in de gemeente Hengelo (O) en/of te
Delden in de gemeente Hof van Twente en/of in de gemeente Enschede en/of in de
gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit
- ( een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 1] te De
Lutte (dossier 1), en/of
- een pand op of aan de [adres 2] te Hengelo (O) (dossier 2), en/of
- een pand op of aan de [adres 3] te Delden (dossier 3), en/of
- een pand op of aan de [adres 4] te Hengelo (O) (dossier 4), en/of
- ( een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 5] te
Enschede (dossier 5), en/of
- een pand op of aan de [adres 6] te Almelo (dossier 6), en/of
heeft weggenomen (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V. (dossier 1,
2, 3, 4 en/of 5) en/of aan COGAS (dossier 6), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen:
  • Cogas Infra & Beheer ten aanzien van de [adres 6] te Almelo tot een bedrag van € 9.626,51 en oplegging daarbij van de schadevergoedings-maatregel als bedoeld in art. 36f Sr, hoofdelijk voor alle eventuele veroordeelden;
  • Enexis B.V. ten aanzien van de [adres 5] te Enschede, tot een bedrag van
€ 9.715,27 en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr, hoofdelijk met eventuele andere veroordeelden;
met onttrekking aan het verkeer van alle onder verdachte in beslag genomen goederen.

4.De voorvragen

Aan verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij de in art. 3 onder B dan wel
onder C van de Opiumwet bedoelde strafbare feiten heeft begaan.
De tenlastelegging ten aanzien van feit 1 bevat onder meer navolgende alinea:
“... heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep en/of (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish) (dossier 1 tot en met 8)”
De tenlastelegging dient naast een kwalificatief gedeelte ook een feitelijke omschrijving te bevatten van de feiten waarvan verdachte beschuldigd wordt. De dagvaarding geeft, mede in het licht bezien van de overige tekst van de tenlastelegging, ten aanzien van voornoemde alinea een onvoldoende duidelijke opgave van wat verdachte feitelijk wordt verweten. Ten gevolge daarvan is onbegrijpelijk waarop dit kwalificatieve gedeelte doelt. De rechtbank acht de tenlastelegging ten aanzien van voornoemde alinea nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Criminele organisatie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van verdachte niet kan worden gesproken over deelneming aan een criminele organisatie nu de voor deelneming in dit kader vereiste opzet en wetenschap bij verdachte ontbreken.
De overwegingen van de rechtbank
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr. c.q. artikel 11a Opiumwet te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van (Opiumwet)misdrijven. De aanwezigheid van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid binnen dit samenwerkingsverband en/of een rolverdeling van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband. In de jurisprudentie is bepaald dat van deelneming in dit verband sprake is als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en daarin een aandeel heeft, dan wel ondersteuning verleent aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het beoogde oogmerk. Het hebben van een aandeel in en het ondersteuning geven aan veronderstellen opzet. Niet is vereist dat wordt deelgenomen aan de misdrijven waarop het oogmerk is gericht.
Voor deelneming is voorts vereist dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. In de jurisprudentie is bepaald dat wetenschap van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd niet is vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. De rechtbank overweegt hieromtrent dat deelname aan een criminele organisatie betrekking kan hebben op verschillende activiteiten binnen de organisatie en dat met verschillende personele samenstellingen kan worden gewerkt.
In deze zaak is naar aanleiding van CIE-informatie een onderzoek gestart naar mogelijke criminele activiteiten van een aantal personen dat zich bezig zou houden met het produceren, verwerken en verhandelen van weed. Hiertoe zouden hennepkwekerijen worden opgezet en geëxploiteerd in woningen en schuren/loodsen. Naar aanleiding van het onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van verschillende opsporingsmethoden, zoals telefoontaps, observaties en opnames van vertrouwelijke communicatie, is een aantal hennepkwekerijen opgerold en is een aantal personen, waaronder verdachte, aangehouden. De verdenking jegens verdachte en de medeverdachten behelst kort gezegd deelname aan een criminele organisatie met hennepteelt als doel.
Uit voornoemd onderzoek komt naar voren dat verdachte en zijn medeverdachten gedurende een aanzienlijke periode betrokken zijn geweest bij de exploitatie van hennepkwekerijen op diverse plaatsen in Twente, waarbij iedere verdachte eigen taken had. De ene verdachte hield zich bezig met het zoeken naar en benaderen van personen die in financiële problemen verkeerden, met het voorstel tot plaatsing van een hennepkwekerij in hun pand, schuur of woning. Anderen richtten feitelijk de kwekerijen in, waarbij weer anderen als adviseur en/of toezichthouder/investeerder optraden, Voorts hield een aantal verdachten zich bezig met de dagelijkse verzorging van de hennepplanten. De benodigde elektriciteit werd bij alle kwekerijen buiten de meter geleid en de kwekerijen werden voorzien van zogenoemde schakelborden, werkzaamheden waar een (vaste) elektricien, een bekende van de verdachten, zorg voor droeg. Ook het regelen van, contact onderhouden met, vervoer van en uitbetalen van (vaste) mensen voor het knippen van de henneptoppen werd door de verdachten verzorgd. Om dergelijke werkzaamheden efficiënt op elkaar af te stemmen, is een goed georganiseerde taakverdeling onontbeerlijk. Om op de hoogte te blijven van elkaars activiteiten hadden verdachte en zijn medeverdachten veelvuldig (telefonisch) contact waarbij zij zich, ter voorkoming van ontmaskering, vaak bedienden van versluierd taalgebruik, specifieke codewoorden en één op één telefoons.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte samen met anderen actief betrokken geweest bij de hem ten laste gelegde hennepkwekerijen. Verdachte vervulde hierbij een aanzienlijke, uitvoerende rol. Dit volgt uit de veelvuldige contacten die verdachte onderhield met zijn medeverdachten, de belastende getuigenverklaringen die over verdachte zijn afgelegd, een en ander in samenhang bezien met de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Hieruit komt naar voren dat verdachte zich bezig houdt met de acquisitie. In zijn directe omgeving zoals via zijn werk, poogt verdachte mensen, veelal met financiële problemen, te werven voor het beschikbaar stellen van een ruimte in hun huis of schuur voor een hennepkwekerij. Verdachte is tevens aanwezig in de verschillende panden waar kwekerijen in opbouw of reeds in werking zijn. Verdachte houdt zich daar bezig met het opzetten en inrichten van de betreffende kwekerijen. Ook voerde verdachte, naar eigen zeggen, onderhoudswerkzaamheden uit in de aldaar aanwezige kwekerijen en zorgde voor bijvoorbeeld voeding voor de hennepplanten. Verdachte is voorts op de hoogte van de betekenis en maakt tijdens telefonische en in persoonlijke gesprekken gebruik van de specifieke codewoorden die worden gebruikt om de betreffende kwekerijen te benoemen.
De rechtbank acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen meer personen met een zekere organisatiegraad, waarbij de organisatie en daarmee verdachte en zijn medeverdachten de exploitatie van hennepkwekerijen tot oogmerk hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een criminele organisatie en dat verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman hieromtrent.
5.2
Diefstal van elektriciteit
Blijkens de aangiftes is bij alle tenlastegelegde kwekerijen op gelijke wijze elektriciteit buiten de meter om afgenomen. Hiermee is voor de rechtbank komen vast te staan dat de elektriciteit wederrechtelijk werd weggenomen. Dat het kweken van hennepplanten in kwekerijen dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit, is een feit van algemene bekendheid. Nu ten aanzien van de verdachte bewezen verklaard wordt dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en hij blijkens de bewijsmiddelen betrokken was bij zowel de inrichting van de kwekerijen als vervolgens bij de exploitatie daarvan, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de diefstal van elektriciteit en dat verdachte’s opzet mede daarop was gericht. De rechtbank is aldus van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
5.3
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 juli 2011 te De Lutte in de gemeente Losser en in de gemeente Hengelo (O) en te Delden in de gemeente Hof van Twente en in de gemeente Enschede en in de gemeente Almelo telkens tezamen en in vereniging met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt,
- in panden/schuren aan de [adres 1] te De Lutte een groot aantal hennepplanten
en
- in een pand aan de [adres 2] te Hengelo (O) een aantal hennepplanten en
- in een pand aan de [adres 3] te Delden, een aantal hennepplanten en
- in een pand aan de [adres 4] te Hengelo (O) een aantal hennepplanten en
- in schuren aan de [adres 5] te Enschede een groot aantal hennepplanten en
- in een pand aan de [adres 6] te Almelo een groot aantal hennepplanten en
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 juli 2011 in Nederland opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en bewerken en vervoeren van hennepplanten en van hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 juli 2011 te De Lutte in de gemeente Losser en in de gemeente Hengelo (O) en te Delden in de gemeente Hof van Twente en in de gemeente Enschede en in de gemeente Almelo telkens tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
- panden/schuren aan de [adres 1] te De Lutte en
- een pand aan de [adres 2] te Hengelo (O), en
- een pand aan de [adres 3] te Delden en
- een pand aan de [adres 4] te Hengelo (O) en
- schuren aan de [adres 5] te Enschede en
- een pand aan de [adres 6] te Almelo en
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis B.V. of aan COGAS, waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 311 Sr en artikel 11 en 11a Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich als lid van een criminele organisatie gedurende een periode van bijna anderhalf jaar meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedrijfsmatige hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De in een zestal panden op verschillende plaatsen in de regio Twente merendeels grootschalig en professioneel ingerichte hennepkwekerijen, alwaar de stroom telkens buiten de meter om werd afgetapt, heeft verdachte in samenwerking met een aantal medeverdachten ingericht en onderhouden. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen wordt geproduceerd en waar buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel daarin. Daarnaast brengen dergelijke feiten aan energiemaatschappijen behoorlijke financiële schade toe.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor het min of meer bedrijfsmatig of met een zekere mate van professionaliteit kweken van hennepplanten in ruimtes zoals een woonhuis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de planten, wanneer sprake is van 100 tot 500 planten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken en wanneer sprake is van 500 tot 1000 planten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat deze oriëntatiepunten zien op een alleen opererende first offender voor dit delict. In de onderhavige zaak heeft het telen van hennep op grote schaal plaatsgevonden, op professionele wijze, namelijk in de uitoefening van beroep of bedrijf, in een georganiseerd verband en gedurende een relatief lange periode, hetwelk in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt in deze zaak rechtvaardigt. De rechtbank neemt echter anderzijds in aanmerking dat verdachte een aanzienlijke, maar niet een leidinggevende rol vervulde binnen de criminele organisatie.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte ten aanzien van de Opiumwet is aan te merken als first offender. Hij is niet eerder wegens overtreding van deze wet met justitie in aanraking geweest. Daarnaast heeft verdachte reeds een aantal maanden in voorarrest gezeten. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om, in plaats van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte een taakstraf, te weten een werkstraf, op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd mede om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen.
De rechtbank is, alle voormelde omstandigheden in aanmerking nemend, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden moet worden opgelegd, waarvan vijf maanden en vier dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast dient naar het oordeel van de rechtbank een werkstraf te worden opgelegd voor de duur van 180 uren.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is een groot aantal voorwerpen in beslag genomen. Over deze voorwerpen, die zijn vermeld op een aan dit vonnis te hechten beslaglijst, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 10, 24, 26, 28, 29, 30 en 36 dienen te worden verbeurd verklaard, nu uit het onderzoek is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder nummer 5, 6, 7, 8, 12, 14, 18, 19, 20, 23 en 35 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
- [naam] heeft zich als gemachtigde voor benadeelde Cogas Infra & Beheer B.V. postbus 71, 7600 AB Almelo, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 9.626,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • energieverbruik buiten de meter om ([adres 6] te Almelo);
  • verbreken zegel;
  • onderzoekskosten.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering onvoldoende begrijpelijk is en onvoldoende is onderbouwd en moet worden afgewezen. De raadsman stelt dat de vastgestelde periode niet juist is nu niets anders dan een aanvangsovereenkomst uit 2009 wordt genoemd, terwijl uit het dossier op bladzijde 4035 blijkt dat het pand pas sinds eind 2010 is verhuurd. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering te ingewikkeld is om binnen een strafzaak te beoordelen en daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde.
Ten aanzien van het standpunt van de raadsman overweegt de rechtbank dat de vordering dient te worden gezien binnen de context van de bewijsmiddelen. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat begin juli 2011 aan de [adres 6] is vastgesteld dat de installatie was gemanipuleerd. Naar aanleiding van een inventarisatie ter plaatse is een berekening gemaakt die uitkomt op een tijdsbestek van 126 dagen, uitgaande van de door de politie aangetroffen situatie en de gemiddelde kweekduur van hennepplanten. Voorts concludeert de rechtbank dat uit de berekening gezien in samenhang met de periode uit de aangifte, voldoende duidelijk wordt hoe de vordering is opgebouwd en op welke periode de vordering ziet. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 9.626,51, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf 6 juli 2011. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
- Mr. A.J. van der Kolk heeft zich als gemachtigde voor benadeelde Enexis B.V. afdeling fraude, Postbus 6, 8000 AA in Zwolle, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 9.715,27. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • afsluitkosten elektriciteit binnen € 45,56;
  • netwerkkosten elektriciteit € 358,29;
  • elektriciteitsmeter 1 fase € 18,00;
  • uurtarief inspecteur – 4 uur € 288,00;
  • vooronderzoek en dossieraanleg € 53,25;
  • dossierverwerking en aangifte € 106,50;
  • opmaken factuur € 71,00;
  • afhandelingskosten € 106,50;
  • verbruik elektriciteit € 7.160,07;
  • wettelijke rente € 308,10;
  • (buiten) gerechtelijke kosten € 700,00;
  • kosten voor rechtsbijstand, salaris gemachtigde € 500,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde.
De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Ten aanzien van de post buitengerechtelijk kosten overweegt de rechtbank dat de daarop betrekking hebbende werkzaamheden zien op voorwerk gericht tot de eigenaar van het pand aan de [adres 5] en daarom redelijkerwijs niet aan verdachte zijn toe te rekenen. Deze post zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 9.015,27. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis voor het overige deel af.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij voornoemde vordering van Cogas Infra & Beheer B.V. (ten aanzien van de [adres 6] te Almelo) de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 is toegebracht.
De rechtbank zal bij de vordering van Enexis B.V. (ten aanzien van de [adres 5] te Enschede) de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 3 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 91 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 3het misdrijf: medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Cogas Infra & Beheer B.V. postbus 71, 7600 AB Almelo (vordering betreffende de [adres 6] te Almelo), van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis B.V. afdeling fraude, Postbus 6, 8000 AA in Zwolle, van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. ten aanzien van de post buitengerechtelijke kosten (€ 700,00) af;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • verklaart verbeurd de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 10, 24, 26, 28, 29, 30 en 36;
  • verklaart onttrokken aan het verkeer het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp, genummerd 5, 6, 7, 8, 12, 14, 18, 19, 20, 23 en 35;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2012.