ECLI:NL:RBALM:2012:1240

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
08/700495-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grootschalige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie

De rechtbank Almelo heeft op 29 juni 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Almelo, die werd beschuldigd van grootschalige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden en 5 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de man gedurende bijna anderhalf jaar meermalen betrokken was bij bedrijfsmatige hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het onderzoek naar de verdachte begon na CIE-informatie over criminele activiteiten in de regio Twente, waarbij verschillende hennepkwekerijen werden ontdekt en opgerold. De verdachte had een coördinerende rol binnen de organisatie en was betrokken bij de exploitatie van meerdere kwekerijen, waar hij samen met medeverdachten handelde. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen, waaronder deelname aan een criminele organisatie en diefstal van elektriciteit, bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het bezit van een vuurwapen en een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie, evenals zijn status als first offender. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk afgewezen, en de rechtbank verklaarde verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Almelo

Sector strafrecht
Parketnummer: 08/700495-10
Datum vonnis: 29 juni 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 november 2011 (regie), 14 februari 2012 (pro forma), 6 maart 2012, 23 maart 2012 (pro forma) en 8 juni 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Nijland-Hermelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Feit 1:dat verdachte gedurende een periode samen met anderen of alleen in een aantal panden hennep heeft geteeld;
Feit 2:dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie dat als doel heeft het plegen van misdrijven zoals het kweken van hennep;
Feit 3:dat verdachte gedurende een periode samen met anderen of alleen bij een aantal panden elektriciteit heeft gestolen;
Feit 4:dat verdachte 206,3 gram hasjiesh voorhanden heeft gehad.
Feit 5:dat verdachte een wapen voorwerp in zijn bezit had dat sterk lijkt op een vuurwapen;
Feit 6:dat verdachte 1.425 gram hennep/marihuana voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2011,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of in de gemeente Hengelo (O) en/of te
Delden in de gemeente Hof van Twente en/of in de gemeente Enschede en/of in de
gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt,
- in/op (een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 1] te De
Lutte, (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan
en/althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(dossier 1), en/of
- in een pand op of aan de [adres 2] te Hengelo (O), (telkens) een
(groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer
dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier 2), en/of
- in een pand op of aan de [adres 3] te Delden, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (dossier 3), en/of
- in een pand op of aan de [adres 4] te Hengelo (O), (telkens) een (groot)
aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep (dossier 4), en/of
- in/op (een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 5] te
Enschede, (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan
en/althans (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(dossier 5), en/of
- in een pand op of aan de [adres 6] te Almelo, (telkens) een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep (dossier 6), en/of
- in een pand op of aan de de [adres 7] te Hengelo (O), (telkens) een (groot)
aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep (dossier 7), en/of
- in een pand op of aan de [adres 8] te Almelo, (telkens) een (groot)
aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep (dossier 8), en/of
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep en/of (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish) (dossier 1 tot en met 8),
zijnde hennep en/of hashish (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet
vermeld op de bij die wet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2011,
in een of meer pand(en) te De Lutte in de gemeente Losser en/of in de gemeente
Delden en/of in de gemeente Hengelo (O.) en/of in de gemeente Enschede en/of
en/of in de gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
opzettelijk (als leider) heeft deelgenomen aan een organisatie, welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel
11 derde en/of vijfde lid, te weten het (telkens) al dan niet in de
uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of
bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken
en/of vervoeren van hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens)
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hennep en/of
hashish (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een
middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij
die wet behorende lijst II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 juli 2011,
te De Lutte in de gemeente Losser en/of in de gemeente Hengelo (O) en/of te
Delden in de gemeente Hof van Twente en/of in de gemeente Enschede en/of in de
gemeente Almelo en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit
- ( een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 1] te De
Lutte (dossier 1), en/of
- een pand op of aan de [adres 2] te Hengelo (O) (dossier 2), en/of
- een pand op of aan de [adres 3] te Delden (dossier 3), en/of
- een pand op of aan de [adres 4] te Hengelo (O) (dossier 4), en/of
- ( een) pand(en)/schu(u)r(en)/perce(e)l(en) op of aan de [adres 5] te
Enschede (dossier 5), en/of
- een pand op of aan de [adres 6] te Almelo (dossier 6), en/of
- een pand op of aan de de [adres 7] te Hengelo (O) (dossier 7), en/of
- een pand op of aan de [adres 8] te Almelo (dossier 8),
heeft weggenomen (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V. (dossier 1,
2, 3, 4, 5 en/of 7) en/of aan COGAS (dossier 6 en/of 8), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
4.
hij op of omstreeks 6 juli 2011,
in de gemeente Almelo,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 206,3 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 6 juli 2011,
in de gemeente Almelo,
(een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een pistoolmitrailleur,
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
6.
hij op of omstreeks 15 juni 2010,
in de gemeente Almelo,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1.425 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep/marihuana, zijnde hennep/marihuana een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, voor feit 1 (met uitzondering van de kwekerij aan de [adres 8] in Almelo), feit 2 feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest,
met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij:
- Cogas Infra & Beheer ten aanzien van de [adres 6] te Almelo tot een bedrag van € 9.626,51 en oplegging daarbij van de schadevergoedings-maatregel als bedoeld in art. 36f Sr, hoofdelijk voor alle eventuele veroordeelden;
met niet ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij:
- Cogas Infra & Beheer ten aanzien van de [adres 8] te Almelo;
met verbeurdverklaring van de goederen onder nummer 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 22 en met onttrekking aan het verkeer van de goederen onder nummer 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 20, 21, 23 en 24.

4.De voorvragen

Aan verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij de in art. 3 onder B dan wel
onder C van de Opiumwet bedoelde strafbare feiten heeft begaan.
De tenlastelegging ten aanzien van feit 1 bevat onder meer navolgende alinea:
“... heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een (groot) aantal
hennepplanten en/of delen daarvan en/althans (telkens) meer dan 30 gram van
een materiaal bevattende hennep en/of (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hashish) (dossier 1 tot en met 8)”
De tenlastelegging dient naast een kwalificatief gedeelte ook een feitelijke omschrijving te bevatten van de feiten waarvan verdachte beschuldigd wordt. De dagvaarding geeft, mede in het licht bezien van de overige tekst van de tenlastelegging, ten aanzien van voornoemde alinea een onvoldoende duidelijke opgave van wat verdachte feitelijk wordt verweten. Ten gevolge daarvan is onbegrijpelijk waarop dit kwalificatieve gedeelte doelt. De rechtbank acht de tenlastelegging ten aanzien van voornoemde alinea nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Criminele organisatie
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De overwegingen van de rechtbank
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr. c.q. artikel 11a Opiumwet te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van (Opiumwet)misdrijven. De aanwezigheid van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband kan blijken uit gemeenschappelijke regels en doelstellingen, maar ook uit een zekere gelaagdheid binnen dit samenwerkingsverband en/of een rolverdeling van de individuele deelnemers binnen het samenwerkingsverband. In de jurisprudentie is bepaald dat van deelneming in dit verband sprake is als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en daarin een aandeel heeft, dan wel ondersteuning verleent aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het beoogde oogmerk. Het hebben van een aandeel in en het ondersteuning geven aan veronderstellen opzet. Niet is vereist dat wordt deelgenomen aan de misdrijven waarop het oogmerk is gericht.
Voor deelneming is voorts vereist dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. In de jurisprudentie is bepaald dat wetenschap van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd niet is vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. De rechtbank overweegt hieromtrent dat deelname aan een criminele organisatie betrekking kan hebben op verschillende activiteiten binnen de organisatie en dat met verschillende personele samenstellingen kan worden gewerkt.
In deze zaak is naar aanleiding van CIE-informatie een onderzoek gestart naar mogelijke criminele activiteiten van een aantal personen die zich bezig zouden houden met het produceren, verwerken en verhandelen van weed. Hiertoe zouden hennepkwekerijen worden opgezet en geëxploiteerd in woningen en schuren/loodsen. Naar aanleiding van het onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van verschillende opsporingsmethoden, zoals telefoontaps, observaties en opnames van vertrouwelijke communicatie, is een aantal hennepkwekerijen opgerold en is een aantal personen, waaronder verdachte, aangehouden. De verdenking jegens verdachte en de medeverdachten behelst kort gezegd deelname aan een criminele organisatie met hennepteelt als doel.
Uit voornoemd onderzoek komt naar voren dat verdachte en zijn medeverdachten gedurende een aanzienlijke periode betrokken zijn geweest bij de exploitatie van hennepkwekerijen op diverse plaatsen in Twente, waarbij iedere verdachte eigen taken had. De ene verdachte hield zich bezig met het zoeken naar en benaderen van personen die in financiële problemen verkeerden, met het voorstel tot plaatsing van een hennepkwekerij in hun pand, schuur of woning. Anderen richtten feitelijk de kwekerijen in, waarbij weer anderen als adviseur en/of toezichthouder/investeerder optraden, Voorts hielden een aantal verdachten zich bezig met de dagelijkse verzorging van de hennepplanten. De benodigde elektriciteit werd bij alle kwekerijen buiten de meter geleid en de kwekerijen werden voorzien van zogenoemde schakelborden, werkzaamheden waar een (vaste) elektricien, een bekende van verdachte en de medeverdachten, zorg voor droeg. Ook het regelen van, contact onderhouden met, vervoer van en uitbetalen van (vaste) mensen voor het knippen van de henneptoppen werd door de verdachten verzorgd. Om dergelijke werkzaamheden efficiënt op elkaar af te stemmen, is een goed georganiseerde taakverdeling onontbeerlijk. Om op de hoogte te blijven van elkaars activiteiten hadden verdachte en zijn medeverdachten veelvuldig (telefonisch) contact waarbij zij zich, ter voorkoming van ontmaskering, vaak bedienden van versluierd taalgebruik, specifieke codewoorden en één op één telefoons.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte samen met anderen actief betrokken geweest bij de hem ten laste gelegde hennepkwekerijen. Verdachte vervulde hierbij een ondersteunende coördinerende rol. Dit volgt uit de veelvuldige contacten die verdachte onderhield met zijn medeverdachten, de belastende getuigenverklaringen die over verdachte zijn afgelegd, een en ander in samenhang bezien met de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Hieruit komt naar voren dat verdachte veelal samen met medeverdachte Mertgenç die een leidende rol vervulde, aanwezig is in de verschillende panden waar kwekerijen in opbouw of reeds in werking zijn. Verdachte heeft naar eigen zeggen een instructie gegeven bij de inrichting van een der kwekerijen. Ook heeft verdachte een medeverdachte geadviseerd nadat een probleem was ontstaan met de groei van de hennepplanten en is verdachte aanwezig geweest bij het vervoer van de knipsters. Verdachte is voorts op de hoogte van de betekenis en maakt tijdens telefonische en in persoonlijke gesprekken gebruik van de specifieke codewoorden die worden gebruikt om de betreffende kwekerijen te benoemen.
De rechtbank acht op basis van de gebezigde bewijsmiddelen zoals hiervoor uiteengezet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen meer personen met een zekere organisatiegraad, waarbij de organisatie en daarmee verdachte en zijn medeverdachten de exploitatie van hennepkwekerijen tot oogmerk hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een criminele organisatie en dat verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen.
5.2
diefstal van elektriciteit
Blijkens de aangiftes is bij alle tenlastegelegde kwekerijen op gelijke wijze elektriciteit buiten de meter om afgenomen. Hiermee is voor de rechtbank komen vast te staan dat de elektriciteit wederrechtelijk werd weggenomen. Dat het kweken van hennepplanten in kwekerijen dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit, is een feit van algemene bekendheid. Nu ten aanzien van de verdachte bewezen verklaard wordt dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en hij blijkens de bewijsmiddelen betrokken was bij zowel de inrichting van de kwekerijen als vervolgens bij de exploitatie daarvan, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de diefstal van elektriciteit en dat verdachte’s opzet mede daarop was gericht. De rechtbank is aldus van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
5.3
feit 5
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt.
In de tenlastelegging is het betreffende voorwerp feitelijk aangeduid als een pistoolmitrailleur. Uit het dossier kan worden afgeleid dat sprake is van een nabootsing van een pistoolmitrailleur. Nu niet kan worden bewezen dat het onder verdachte in beslag genomen voorwerp daadwerkelijk een pistoolmitrailleur betreft, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 5 tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
5.4
feit 6
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. In de tenlastelegging is de onder verdachte in beslag genomen tas met plantenresten aangeduid als zijnde 1.425 gram hennep/marihuana, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep/marihuana.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van zogenoemd gruis, zijnde een mengsel van hennepresten en gesnipperde mintblaadjes.
Volgens het proces-verbaal van expertise is door een verbalisant met een test vastgesteld dat de plantenresten THC bevatten en heeft de verbalisant de plantenresten herkend als resten van hennepplanten.
Nu niet is nader onderzocht of de aangetroffen plantenresten van verschillende planten afkomstig waren, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat een deel van de aangetroffen plantenresten bestaat uit mintblaadjes. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verdachte 1.425 gram hennep/marihuana aanwezig heeft gehad en is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de tas met plantenresten voor meer dan 30 gram bestond uit hennep/marihuana.
De rechtbank acht ook dit onderdeel van de tenlastelegging onder 6 niet bewezen en zal verdachte vrijspreken van dit feit.
5.5
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 5 en onder 6 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 juli 2011 te De Lutte in de gemeente Losser en in de gemeente Hengelo (O) en te Delden in de gemeente Hof van Twente en in de gemeente Enschede telkens tezamen en in vereniging met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt,
- in panden/schuren aan de [adres 1] te De Lutte een groot aantal hennepplanten
en
- in een pand aan de [adres 2] te Hengelo (O) een aantal hennepplanten en
- in een pand aan de [adres 3] te Delden, een aantal hennepplanten en
- in een pand aan de [adres 4] te Hengelo (O) een aantal hennepplanten en
- in schuren aan de [adres 5] te Enschede een groot aantal hennepplanten en
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 juli 2011 in Nederland opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en bewerken en vervoeren van hennepplanten en van hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 juli 2011, te De Lutte in de gemeente Losser en in de gemeente Hengelo (O) en te Delden in de gemeente Hof van Twente en in de gemeente Enschede telkens tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
- panden/schuren aan de [adres 1] te De Lutte en
- een pand aan de [adres 2] te Hengelo (O), en
- een pand aan de [adres 3] te Delden en
- een pand aan de [adres 4] te Hengelo (O) en
- schuren aan de [adres 5] te Enschede en
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis B.V. of aan COGAS, waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij op 6 juli 2011 in de gemeente Almelo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 206,3 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 311, Sr en artikel 11 en 11a Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich als lid van een criminele organisatie gedurende een periode van bijna anderhalf jaar meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De in een vijftal panden op verschillende plaatsen in de regio Twente merendeels grootschalig en professioneel ingerichte hennepkwekerijen, alwaar de stroom telkens buiten de meter om werd afgetapt, heeft verdachte in samenwerking met een aantal medeverdachten geëxploiteerd. Ook heeft verdachte een behoorlijke hoeveelheid hasjiesj in zijn woning aanwezig gehad. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen wordt geproduceerd en waar buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel daarin. Daarnaast brengen dergelijke feiten aan energiemaatschappijen behoorlijke financiële schade toe.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor het min of meer bedrijfsmatig of met een zekere mate van professionaliteit kweken van hennepplanten in ruimtes zoals een woonhuis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de planten, wanneer sprake is van 100 tot 500 planten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken en wanneer sprake is van 500 tot 1000 planten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat deze oriëntatiepunten zien op een alleen opererende first offender voor dit delict. In de onderhavige zaak heeft het telen van hennep op grote schaal plaatsgevonden, op professionele wijze, namelijk in de uitoefening van beroep of bedrijf, in een georganiseerd verband en gedurende een relatief lange periode, hetwelk in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt in deze zaak rechtvaardigt. De rechtbank neemt echter anderzijds in aanmerking dat verdachte een vooraanstaande, doch niet de leidinggevende rol vervulde binnen de criminele organisatie.
De rechtbank weegt voorts mee dat verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2012 is aan te merken als first offender. Hij is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Daarnaast heeft verdachte reeds geruime tijd in voorarrest gezeten. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen.
De rechtbank is, alle voormelde omstandigheden in aanmerking nemend, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden moet worden opgelegd, waarvan zes maanden en 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is een groot aantal voorwerpen in beslag genomen. Over deze, op een aan dit vonnis te hechten beslaglijst vermelde, voorwerpen, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 22 dienen te worden verbeurd verklaard, nu uit het onderzoek is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder nummer 4 en 6 te weten twee plakken hashish en 7 stukjes hashish, zijnde verdovende middelen zoals bedoeld in lijst II van de Opiumwet op grond van artikel 13a Opiumwet dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder nummer 3, 5, 7, 9, 10, 11, 20, 21, 23 en 24 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang en deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten, zijn aangetroffen, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
9. De schade van benadeelden
9.1
De vordering van de benadeelde partij
- [naam] heeft zich als gemachtigde voor benadeelde Cogas Infra & Beheer B.V. postbus 71, 7600 AB Almelo, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 11.149,59. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • energieverbruik buiten de meter om ([adres 8] te Almelo);
  • onderzoekskosten.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij Cogas Infra & Beheer B.V. ten aanzien van de vordering die ziet op de [adres 8] te Almelo niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu verdachte van het deel van feit 3 dat ziet op de [adres 8] wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- [naam] heeft zich als gemachtigde voor benadeelde Cogas Infra & Beheer B.V. postbus 71, 7600 AB Almelo, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 9.626,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • energieverbruik buiten de meter om ([adres 6] te Almelo);
  • verbreken zegel;
  • onderzoekskosten.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij Cogas Infra & Beheer B.V. ten aanzien van de vordering die ziet op de [adres 6] te Almelo niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu verdachte van het deel van feit 3 dat ziet op de [adres 6] wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 91 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 en onder 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 3het misdrijf: medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen
gepleegd;
feit 4het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij Cogas Infra & Beheer B.V. postbus 71, 7600 AB Almelo (vordering betreffende de [adres 8] te Almelo), in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij Cogas Infra & Beheer B.V. postbus 71, 7600 AB Almelo (vordering betreffende de [adres 6] te Almelo), in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • verklaart verbeurd de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 22;
  • verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 20, 21, 23 en 24.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2012.