ECLI:NL:RBALM:2012:1215

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
08/993044-07
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en belastingfraude met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diverse strafbare feiten, waaronder witwassen en het niet (juist) doen van belastingaangifte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 14 december 2001 en zich uitstrekte tot 1 oktober 2008. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door geldbedragen en goederen, waaronder auto’s en sieraden, te verwerven en voorhanden te hebben, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijven. Daarnaast heeft hij opzettelijk aangiften voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting onjuist gedaan of niet binnen de gestelde termijnen ingediend, wat resulteerde in een te laag belastingheffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de genoemde periode betrokken was bij deze strafbare feiten, waarbij hij feitelijke leiding gaf aan de verboden gedragingen van een rechtspersoon. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 15 maanden had geëist, afgewezen en een zwaardere straf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het stelselmatige karakter van de gepleegde misdrijven. De verdachte heeft zich niet gehouden aan de belastingwetgeving en heeft opzettelijk gebruik gemaakt van valse documenten om zijn activiteiten te verbergen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht.

Uitspraak

Rechtbank Almelo

Sector strafrecht
Parketnummer: 08/993044-07
Datum vonnis: 27 april 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 oktober 2010, 8 februari 2011, 3 oktober 2011, 14 december 2011 en 4 april 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Pomper en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:zich in de periode van 14 december 2001 tot en met 1 oktober 2008 schuldig heeft gemaakt aan gewoonte witwassen;
Feit 2:op 01 april 2007 de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2006 niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan bij de belastingdienst;
Feit 3:in de periode van 31 maart 2004 tot en met 22 februari 2006 de aangiften voor de Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekeringen over de jaren 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005 onjuist heeft gedaan bij de Belastingdienst;
Feit 4:[naam B.V.] in de periode van 01 juni 2003 tot en met 01 juni 2007 aangiften voor de Vennootschapsbelasting over de jaren 2002 en/of 2004 en/of 2005 en/of 2006, niet of niet binnen de door de Belastingdienst gestelde termijn heeft gedaan, tot het
plegen van welke strafbare feiten verdachte opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 5:[naam B.V.] op 20 februari 2006 de aangifte voor de Vennootschapsbelasting over het jaar 2003 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Belastingdienst, tot het plegen van welk strafbare feit verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven;
Feit 6:op 15 november 2004 gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft
doen maken van valse kasboekbladen, kwitantieslips en/of facturen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op een of meer kasboekbladen, kwitantieslips en/of facturen, een te laag bedrag aan huur stond vermeld.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 1 oktober 2008, in de gemeente(n) Almelo en/of Losser en/of Nijmegen en/of Zaanstad en/of
Hengelo (0) en/of Wierden, althans in Nederland en/of te Gronau, Duitsland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
- een contant geldbedrag van € 100,--, althans enig geldbedrag en/of
- sieraden en/of
- (een) etentje(s) en/of
- een keuken enlof
- brandstof en/of
- kleding en/of
- parfum(s) en/of
- een auto van het merk Mercedes, type 230 SLK, voorzien van het kenteken [kenteken 1], en/of
- een auto van het merk Mercedes, type 320 ML, voorzien van het kenteken [kenteken 2], en/of
- een auto van het merk Mercedes, type 320 ML voorzien van het kenteken [kenteken 3], en/of
- een auto van het merk Dodge, type Ram Van, voorzien van het kenteken [kenteken 4], en/of
- ( een) geldbedrag( en) van in totaal (ongeveer) € 550. 698, -- (€ 384. 539, -- pag. 1176 + € 166.159,-- pag. 1172), althans een of meer geldbedrag(en) gestort enl/of aangehouden op bankrekeningnummer(s) van Sparkassenbuch [rekeningnummer 1] en/of Sparkassenbuch [rekeningnummer 2] van de Stadtsparkasse te Gronau, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van bovenvermeld(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) en/of dat/die voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit belastingfraude, althans uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
art. 313, van het Wetboek van Strafvordering;
2.
hij op of omstreek 01 april 2007, in de gemeente Almelo, althans in Nederland,
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de
inkomstenbelasting over het jaar 2006, niet of niet binnen de door de
Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst te Almelo gestelde termijn heeft
gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
3.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van
31 maart 2004 tot en met 22 februari 2006, in de gemeente Almelo, althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene
aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
één of meer van de aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting / Premie
Volksverzekeringen over de/het ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of
2005, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen
/ de Belastingdienst te Almelo, terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe
strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of
onvolledigheid hierin bestaan, dat in genoemd aangiftebiljet over die/dat
ja(a)r(en) (telkens) een te laag bedrag aan inkomsten uit arbeid en/of
vermogen en/of uitkeringen, althans een te laag belastbaar inkomen, was/waren
vermeld / opgegeven / aangegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
4.
[naam B.V.] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01
juni 2003 tot en met 01 juni 2007, in de gemeente Almelo, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen
en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
een of meer bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte(n) voor de
Vennootschapsbelasting over het/de ja(a)r)en) 2002 en/of 2004 en/of 2005
en/of 2006, niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen/de
Belastingdienst te Almelo gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat/die
feit(en) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, tot het
plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven
en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft
gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
5.
[naam B.V.] op of omstreeks 20 februari 2006, in de gemeente Almelo,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere
rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen,
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de
Vennootschapsbelasting over het jaar 2003, onjuist en/of onvolledig heeft
gedaan aan de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst te Almelo,
terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen
worden geheven en/of dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt
geheven, hebbende die onjuisthe(i)d(en) of onvolledighe(i)d(en) hierin
bestaan, dat in genoemd aangiftebiljet over dat jaar geen resultaat is
opgegeven althans (een) te laag of geen inkomsten uit onderneming waren
vermeld / opgegeven / aangegeven, tot het plegen van welk bovenomschreven
strafbare feit verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven
verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
6.
Hij op of omstreeks 15 november 2004, in de gemeente Almelo, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en)
en/of met een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft
doen maken van (de/een) hierna te noemen vals(e) document(en) - (elk) zijnde
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
waaronder:
-(een) kasboekblad(en) over de maand(en) januari 2003 en/of februari 2003
en/of maart 2003 en/of april 2003 en/of mei 2003 en/of juni 2003 (vindplaats
document: D.4.131.1 e.v.) en/of
- 159, althans een of meer, kwitantieslip(s) (vindplaats document: D.4.132.1
e.v.),
-een factuur, gedateerd 31 januari 2003, afkomstig van [stichting 1]
en geadresseerd aan [stichting 2],
betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 4.200,00 (vindplaats document
1/AH.26, pag.1154),
-een factuur, gedateerd 28 februari 2003, afkomstig van [stichting 1]
en geadresseerd aan [stichting 2],
betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 3.100,00 (vindplaats document
1/AH.26, pag.1149), en/of
-een factuur, gedateerd 31 maart 2003, afkomstig van [stichting 1]
en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur,
voor een bedrag van euro 3.700,00 (vindplaats document 1/AH.26, pag.1144),
en/of
-een factuur, gedateerd 30 april 2003, afkomstig van [stichting 1]
en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur,
voor een bedrag van euro 3.000,00 (vindplaats document 1/AH.26, pag.1139),
en/of
-een factuur, gedateerd 30 mei 2003, afkomstig van [stichting 1]
en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur,
voor een bedrag van euro 2.900,00 (vindplaats document 1/AH.26, pag.1134),
en/of
-een factuur, gedateerd 30 juni 2003, afkomstig van [stichting 1]
en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur,
voor een bedrag van euro 3.500,00 (vindplaats document 1/AH.26, pag.1132),
als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen van die geschriften of
een of meer van die geschriften aan (het parket van de ) officier van justitie
te Almelo, althans aan een of meer vertegenwoordiger(s) en/of medewerker(s)
van het openbaar ministerie te Almelo,
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin, dat op een of meer
van die kasboekblad(en) en/of op een of meer van die kwitantieslip(s) en/of
een of meer van die factu(u)r(en), een te laag bedrag aan huur stond vermeld;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

Door de advocaat is primair gesteld dat de strafzaak moet worden aangehouden zulks op grond van hetgeen dienaangaande is vermeld in de als op dit punt hier ingelast te beschouwen pleitnota derhalve -kort gezegd- om een aanvullend proces-verbaal op te maken en voor het eventueel horen van getuigen om zo duidelijkheid te krijgen over de start van het onderzoek.
De rechtbank wijst, zoals zij dit eerder heeft gedaan ter terechtzitting van 4 april 2012, dit verzoek af. De rechtbank is van oordeel dat er geen noodzaak bestaat om nader onderzoek te doen naar de wijze waarop het ontnemingdossier in het dossier van de belastingdienst terecht is gekomen, dan wel de wijze waarop het ontnemingdossier ter beschikking van de FIOD is gekomen. Feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de aanleiding voor het onderhavige strafrechtelijk onderzoek een andere zou zijn dan die is weergegeven in het relaas op bladzijde 19 van het overzichtsproces-verbaal (0-OPV), zijn gesteld noch gebleken. In het licht van dit relaas valt bezwaarlijk aan te nemen dat het onderhavige ontnemingdossier enige rol van betekenis heeft gespeeld bij het ontstaan van het redelijk vermoeden van schuld. Feiten of omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat op basis van dat ontnemingdossier ongeoorloofde opsporingshandelingen zijn verricht zijn evenmin gesteld of gebleken. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding te veronderstellen dat er sprake zou zijn geweest van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, in die zin dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort zou zijn gedaan.
Voorts heeft de raadsvrouwe er voor gepleit om het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar vervolging te verklaren wegens een onrechtmatige start van het opsporingsonderzoek. De raadsvrouwe stelt dat er gebruik is gemaakt van processen-verbaal die stammen uit oude politiedossiers. Deze processen-verbaal zijn gebruikt in andere strafzaken (ontnemingszaken) tegen verdachte en zijn zonder duidelijke verantwoording in het belastingdossier van verdachte terecht gekomen. Het openbaar ministerie is in die andere strafzaken niet ontvankelijk verklaard. Het gebruik te maken van deze processen-verbaal in kader van deze zaak levert, naar het oordeel van de raadsvrouwe een ernstige schending op van de beginselen van een goede procesorde. Er is, volgens de raadsvrouwe zelfs sprake van misleiding van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in haar vervolging. Uit het “projectplan” dat ter terechtzitting is overgelegd door de officier van justitie blijkt dat de gegevens die zijn gebruikt in de oude ontnemingszaken tegen verdachte met toestemming van de behandelend officier van justitie in die zaken, mr. Lousberg, zijn gevoegd in het onderhavig strafdossier.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het verweer van de verdediging worden verworpen, omdat op het moment dat de officier van justitie toestemming gaf voor overdracht van de gegevens al sprake was een redelijk vermoeden dat een of meer strafbare feiten door verdachte waren gepleegd. Op basis van de toen beschikbare informatie kon hij bepalen dat gegevens uit de ontnemingsdossiers voor het fiscale onderzoek tegen verdachte konden worden gebruikt.
De advocaat heeft er verder voor gepleit om het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar vervolging te verklaren ten aanzien van de feiten 2 en 4, nu is gehandeld in strijd met het zogenaamde una via-beginsel. Het verweer houdt -samengevat- in dat aan verdachte ter zake van het niet doen van in die feiten genoemde aangiften reeds fiscale verzuimboetes waren opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat ook dit verweer moet worden verworpen. Het niet of niet of tijdig doen van een aangifte betreffende een aangifte- of een afdrachtbelasting zoals verdachte onder 2 en 4 is ten laste gelegd, is krachtens het bepaalde van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een feit ter zake waarvan een verzuimboete kan worden opgelegd. Het verweer dat gehandeld is in strijd met het zogenoemde una via-beginsel berust op de opvatting dat elke bestuurlijke boete, of het nu om een verzuimboete of een vergrijpboete gaat, aan latere strafvervolging in de weg zou staan. Het una-via beginsel geldt echter alleen als er vergrijpboetes als bedoeld in art. 67d en 67e AWR zijn opgelegd en niet als slechts verzuimboetes zijn opgelegd. Nu niet is gesteld noch gebleken dat vergrijpboetes zijn opgelegd moet het verweer worden verworpen en is het openbaar ministerie ontvankelijk in haar vervolging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding overigens geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van de auto van het merk Dodge die staat genoemd in feit 1. De rechtbank heeft in het strafdossier van verdachte onvoldoende bewijsmiddelen aangetroffen waaruit blijkt dat het geld dat voor de aanschaf van die auto is gebruikt van misdrijf afkomstig was. Met betrekking tot beide auto’s van het merk Mercedes, type 320 ML, zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken, nu er onvoldoende bewijs is ten aanzien van betrokkenheid van verdachte bij de opeenvolgende inruil van auto’s en/of de verschaffing van restantbedragen. Bovendien staat ook van deze bedragen niet vast dat deze van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5 en sub 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 14 december 2001 tot en met 1 oktober 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten
- een contant geldbedrag van € 100,-- en
- sieraden en
- etentjes en
- een keuken en
- brandstof en
- kleding en
- parfums en
- een auto van het merk Mercedes, type 230 SLK, voorzien van het kenteken [kenteken 1], en
- geldbedragen van ongeveer € 550.698,= gestort en/of aangehouden op bankrekeningnummers van Sparkassenbuch [rekeningnummer 1] en/of Sparkassenbuch [rekeningnummer 2] van de Stadtsparkasse te Gronau, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat die geldbedragen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit belastingfraude, terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op 01 april 2007 in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2006, niet heeft
gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
3.
hij in de periode van 31 maart 2004 tot en met 22 februari 2006 in Nederland, opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangiften voor de Inkomstenbelasting / Premie
Volksverzekeringen over de jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005, onjuist heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst te Almelo, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat in genoemde aangiftebiljetten over die jaren telkens een te laag belastbaar inkomen was vermeld/opgegeven/aangegeven;
4.
[naam B.V.] in de periode van 01 juni 2003 tot en met 01 juni 2007 in
Nederland, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangiften voor de
Vennootschapsbelasting over de jaren 2002 en 2004 en 2005 en 2006, niet binnen de door de Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst te Almelo gestelde termijn heeft gedaan, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, aan welke vorenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft
gegeven;
5.
[naam B.V.] op 20 februari 2006 in Nederland, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten de aangifte voor de Vennootschapsbelasting over het jaar 2003, onjuist heeft gedaan aan de Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst te Almelo, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat in genoemd aangiftebiljet over dat jaar geen resultaat is opgegeven, aan welke vorenomschreven verboden gedraging verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij op 15 november 2004 in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de hierna te noemen valse documenten - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
waaronder:
- kasboekbladen over de maanden januari 2003 en februari 2003 en maart 2003 en april 2003 en mei 2003 en juni 2003 en
-159 kwitantieslips en
- een factuur, gedateerd 31 januari 2003, afkomstig van [stichting 1] en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 4.200,00 en
- een factuur, gedateerd 28 februari 2003, afkomstig van [stichting 1] en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 3.100,00 en
- een factuur, gedateerd 31 maart 2003, afkomstig van [stichting 1] en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 3.700,00 en
- een factuur, gedateerd 30 april 2003, afkomstig van [stichting 1] en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 3.000,00 en
- een factuur, gedateerd 30 mei 2003, afkomstig van [stichting 1] en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 2.900,00 en
- een factuur, gedateerd 30 juni 2003, afkomstig van [stichting 1] en geadresseerd aan [stichting 2], betreffende kamerhuur, voor een bedrag van euro 3.500,00,
als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken in het overleggen van die geschriften aan het parket van de officier van justitie te Almelo, en bestaande die valsheid telkens hierin dat op die kasboekbladen en op die kwitantieslips en die facturen een te laag bedrag aan huur stond vermeld.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4, sub 5 en sub 6 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225 lid 2 en 420ter Sr en de artikelen 69 lid 1 en 69 lid 2 van de AWR. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van een gewoonte maken van witwassen;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingdienst voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingdienst voorziene aangifte niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feit 6
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het een gewoonte maken van witwassen door de opbrengsten van zijn seksclub [naam seksclub] en andere bedrijven te verzwijgen voor de Belastingdienst. Hij stalde deze opbrengsten, buiten het zicht van de Belastingdienst, via anderen, op een tweetal Duitse bankrekeningen en betaalde met die opbrengsten het verkapte loon, bestaande uit etentjes, kleding, een keuken, sieraden en auto van zijn mede-exploitant [betrokkene].
Door zo te handelen heeft verdachte doelbewust de belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld.
Verdachte heeft geldstromen aan het zicht van de Belastingdienst willen ontrekken door het opzetten van een woud aan stichtingen met steeds wisselende bestuurders die niet of nauwelijks wisten waarom ze als zodanig moesten optreden. Telkens was het verdachte die op de achtergrond de touwtjes in handen had. Daarbij is geen deugdelijke administratie gevoerd en weigert verdachte inzicht te geven aan de Belastingdienst in de activiteiten van die stichtingen. Zo weigert hij een boekenonderzoek en houdt zich niet aan gemaakte afspraken met de Belastingdienst. Verdachte, als ondernemer, had moeten weten dat ook in het geval er geen winst wordt gemaakt, belastingaangifte moet worden gedaan (nihilaangifte) en dat alle bescheiden die tot het doen van die aangifte geleid hebben gedurende de daarvoor bij de wet voorgeschreven termijn bewaard moeten worden, teneinde de belastingdienst de gelegenheid te bieden een en ander te controleren.
Het fiscale nadeel in deze zaak is uiteindelijk door de Belastingdienst berekend op ruim
€ 500.000,=. Verdachte heeft een eigen leefwereld gecreëerd en heeft kennelijk lak aan zijn omgeving.
Zo deinst verdachte er zelfs niet voor terug om kasboekstaten en kwitantieslips en facturen, waarop bewust een te laag bedrag aan huur stond vermeld, aan de officier van justitie te overhandigen, naar aanleiding van een door de rechtbank gedaan verzoek zijn stellingen (in een andere rechtszaak: ontnemingszaken inzake overtreding van de Wet Arbeid Vreemdelingen) te onderbouwen.
De rechtbank neemt hem dit ernstig kwalijk nu hij daarmee doelbewust de rechtbank, die moest oordelen in die zaak, heeft geprobeerd te misleiden in haar oordeelsvorming.
Ook uit de houding van verdachte ter terechtzitting spreekt geen enkel inzicht of schuldbesef.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met de straf zoals die is geëist door de officier van justitie. Bij haar strafbepaling heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde feiten in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de professionele opzet van het bewezenverklaarde;
- de grove wijze waarop het noodzakelijk vertrouwen in het handelsverkeer in het algemeen door verdachte is geschaad;
- het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het aanbrengen van het proces-verbaal bij de officier van justitie en de datum van de eerste terechtzitting en tevens met het feit dat verdachte eerder veroordeeld is terzake van misdrijven.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5 en sub 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5 en sub 6 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van een gewoonte maken van witwassen;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingdienst voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingdienst voorziene aangifte niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feit 6
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5 en sub 6 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 april 2012.
De griffier is niet in
staat dit vonnis mede
te ondertekenen.