In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 19 december 2012 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw die op 13 juni 2012 met elkaar zijn gehuwd. De man verzocht om nietigverklaring van het huwelijk op grond van artikel 1:73 van het Burgerlijk Wetboek, stellende dat hij ten tijde van het huwelijk niet in staat was zijn wil te bepalen door een geestelijke stoornis. De rechtbank oordeelde dat de man niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen, zoals medische verklaringen, en dat zijn verzoek om nietigverklaring daarom werd afgewezen. De rechtbank stelde vast dat het huwelijk duurzaam was ontwricht, wat door de vrouw werd betwist, en sprak de echtscheiding uit.
Daarnaast werd de man verplicht om een bijdrage van € 1.000,- per maand te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud, aangezien de vrouw, gezien haar leeftijd en arbeidsmarktsituatie, niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank oordeelde dat de man voldoende draagkracht had om deze bijdrage te voldoen. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap werd ook aan de partijen opgedragen, met de benoeming van een notaris voor de uitvoering van deze verdeling. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er werd een termijn gesteld voor hoger beroep.