RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 10 / 1095 WOB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury te Utrecht,
de burgemeester van de gemeente Enschede, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 8 oktober 2010 en van 1 maart 2011
2. Procesverloop
Voor een beschrijving van het procesverloop wordt verwezen naar de tussenuitspraak in deze zaak van 9 februari 2011.
Bij brief van 1 maart 2011 heeft verweerder bericht over het herstellen van het gebrek. Deze brief bevat een nieuw besluit dat de rechtbank op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij haar beoordeling zal betrekken.
Eiseres heeft haar zienswijze kenbaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van deze rechtbank van 21 september 2011, waar eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen, terwijl verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2], ambtenaren van verweerders gemeente.
3. Overwegingen
In geschil is de weigering van verweerder om aan eiseres afschriften van de kandidatenlijsten van 2002, 2006 en 2010 te verstrekken.
De rechtbank zal op de voet van artikel 8:15 van de Awb de zaken splitsen. Het gaat immers om drie deelbesluiten die respectievelijk betrekking hebben op de kandidatenlijsten van het jaar 2002, 2006 en 2010. Deze deelbesluiten kunnen afzonderlijk worden beoordeeld. De rechtbank zal uitspraak doen in het geschil dat de deelbesluiten over de jaren 2006 en 2010 betreft. In het geschil over het jaar 2002 zal zij het onderzoek heropenen.
De rechtbank interpreteert de brief van verweerder van 1 maart 2011 aldus dat hij een besluit heeft genomen om de door eiseres gevraagde kandidatenlijsten 2006 aan haar toe te zenden, zij het met weglakken van de adresgegevens van de kandidaten. Dit nieuwe besluit is reeds eerder geëffectueerd door toezending van de kandidatenlijsten exclusief de adresgegevens aan eiseres op 21 oktober 2010.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder terecht de namen heeft mogen weglakken alvorens de kandidatenlijsten over de jaren 2006 en 2010 aan eiseres te verstrekken.
Vast staat dat de kandidatenlijsten 2006 op grond van de Kieswet voor een ieder ter inzage hebben gelegen en dat de adresgegevens toen niet waren weggelakt. Dat betekent dat de gegevens die deze stukken bevatten openbaar zijn gemaakt. Artikel 10, tweede lid, onder e van de Wob, dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beschermt, biedt derhalve in dit geval geen bescherming voor de weigering om deze gegevens te verstrekken. Het bestreden besluit komt voor het jaar 2006 voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank gaat er van uit, afgaande op hetgeen ter zitting van de kant van verweerder is opgemerkt, dat de kandidatenlijsten 2010 voor een ieder ter inzage hebben gelegen, echter zonder vermelding van de adresgegevens. Verweerder heeft de adresgegevens niet aan eiseres verstrekt ter eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de kandidaten. De vraag is of dat juist is.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Krachtens artikel H 2, eerste lid, van het Kiesbesluit, zoals dat geldt sinds 1 januari 2010, wordt een kandidaat op de kandidatenlijst vermeld met naam, voorletters en geboortedatum. Tevens kan het adres van de kandidaat worden vermeld. Vast staat dat de kandidatenlijsten 2010 de adresgegevens van de kandidaten bevatten en dat verweerder de kandidatenlijsten openbaar heeft gemaakt, zij het zonder vermelding van de adresgegevens.
De rechtbank overweegt dat verweerder niet bevoegd was de kandidatenlijsten ter inzage te leggen na de adresgegevens te hebben verwijderd. De Kieswet voorziet niet in een bevoegdheid om adresgegevens te verwijderen. Ook kan verweerder geen beroep doen op de Wob omdat tijdens de verkiezingsperiode de Kieswet heeft te gelden als een wet die uitputtend de openbaarmaking van de kandidatenlijsten regelt (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05-10-2011, LJN: BT6659).
De kandidaten hebben, wettelijk onverplicht, hun adresgegevens op de kandidatenlijsten 2010 laten plaatsen. Bovendien heeft verweerder, onrechtmatig, er voor gezorgd dat de kandidatenlijsten 2010 voor een ieder ter inzage zijn gelegd met weglating van de adresgegevens. Onder die omstandigheden komt verweerder niet meer het recht toe om zich na de verkiezingsperiode op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob te beroepen op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en dat belang te laten prevaleren boven het belang van openbaarheid. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
De beroepen inzake 2006 en 2010 zijn gegrond. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar gegrond te verklaren, de primaire besluiten voor zover ze zien op 2006 en 2010 te herroepen en daarvoor in de plaats te bepalen als na te melden.
Verweerder zal in de proceskosten worden veroordeeld als na te melden.
Wat het geschil over het jaar 2002 betreft zal, als gezegd, de rechtbank het onderzoek heropenen als bedoeld in artikel 8:68 van de Awb.
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
In het geschil over de jaren 2006 en 2010:
verklaart het beroep voor zover gegrond, vernietigt de bestreden besluiten voor zover ze zien op de jaren 2006 en 2010, verklaart het bezwaar gegrond, herroept de primaire besluiten voor zover ze zien op 2006 en 2010, willigt het verzoek om openbaarmaking in en bepaalt dat verweerder de kandidatenlijsten 2006 en 2010 inclusief de daarop voorkomende adresgegevens aan eiseres ter beschikking stelt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten in bezwaar ad € 437 ,- door verweerder te betalen aan eiseres;
veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep ad € 1092,50,- door verweerder aan eiseres te betalen;
bepaalt dat verweerder het griffierecht ad € 150,- aan eiseres vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Aldus gedaan door mr. R.J. Jue, rechter, in tegenwoordigheid van J. Wenniger, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 OKTOBER 2011.