RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 114376 HA ZA 932 van 2010
datum vonnis: 21 december 2011 (jj.)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1. HECHT TECHNIEK NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Almelo en kantoorhoudende te Enschede,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen: Hecht Nederland,
advocaat: mr. F. Kolkman te Wierden,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2. STELAN B.V.,
statutair gevestigd te Almelo en kantoorhoudende te Rijssen,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
verder te noemen: Stelan,
advocaat: mr. F. Kolkman te Wierden,
gezamenlijk te noemen: Hecht Nederland c.s.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1. Arni Holding B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
verder te noemen: Arni,
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg te Enschede,
2. [gedaagde 2],
wonende te [plaats], verblijvende te [plaats],
verder te noemen: [in conventie gedaagde 2] en in reconventie [eiser 2],
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg te Enschede,
gezamenlijk te noemen: Arni c.s.
In conventie en reconventie.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende wijziging van eis, en conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte tot het in het geding brengen van producties;
- de akte uitlating producties.
Partijen hebben vonnis gevraagd, de uitspraak is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.
In conventie en reconventie.
1. In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet betwiste producties het navolgende vast.
- Stelan is op 7 maart 2002 opgericht en houdt zich onder andere bezig met beheeractiviteiten, verkoop van pneumatisch gereedschap en hechttechniek;
- Arni is op 2 januari 2008 opgericht en houdt zich bezig met beheeractiviteiten;
- Hecht Nederland is op 15 november 2007 opgericht en houdt zich, onder andere, bezig met de groothandel in en de import van technische goederen en beheeractiviteiten;
- Stelan en Arni hebben op 2 januari 2008 een aandeelhoudersovereenkomst gesloten, waarbij Stelan 51% en Arni 49% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Hecht Nederland houdt;
- De heer [X] houdt alle aandelen in het geplaatste kapitaal van Stelan;
- [gedaagde 2] houdt alle aandelen in het geplaatste kapitaal van Arni;
- Hecht Nederland en Arni hebben op 2 januari 2008 tevens een managementovereenkomst gesloten;
- [gedaagde 2] heeft in augustus 2009 de eenmanszaak Innofasteners opgericht en laten inschrijven in het handelsregister.
2. Hecht Nederland c.s. vorderen, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven, op grond van toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad, Arni c.s. hoofdelijk te veroordelen:
a. aan Hecht Nederland te betalen het bedrag van € 101.523,28, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 98.681,28;
b. aan Stelan te betalen het bedrag van € 71.788,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 70.000,--.
Verder vorderen Hecht c.s. veroordeling van Arni c.s. in de kosten van het geding.
3. Gezien de uitgebreide conclusies van Hecht Nederland c.s. zal de rechtbank eerst de stellingen van partijen inzake de managementovereenkomst bespreken en vervolgens de stellingen van partijen met betrekking tot de aandeelhoudersovereenkomst.
4.1 Hecht Nederland heeft met Arni op 2 januari 2008 een managementovereenkomst gesloten. In de artikelen 11 en 12 van de overeenkomst zijn een non-concurrentiebeding, respectievelijk een relatiebeding opgenomen. In punt 27 van de dagvaarding stelt Hecht Nederland dat [gedaagde 2] vanuit Innofasteners zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hecht Nederland dezelfde activiteiten als Hecht Nederland ontplooit en dat [gedaagde 2] bovendien koopt bij vennootschappen waarmee Hecht Nederland werkafspraken heeft gemaakt. Hecht Nederland stelt dat de Management B.V. en/of één van haar werknemers heeft gehandeld in strijd met de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 8 tot en met 12 en dat het non-concurrentiebeding en het relatiebeding uit de managementovereenkomst diverse malen zijn overtreden. Op grond van artikel 14 van de managementovereenkomst is Arni van rechtswege in gebreke.
4.2 Arni c.s. stellen ten verwere dat de werkzaamheden uit de management overeenkomst zijn opgeschort, doch dat die overeenkomst niet is beëindigd. Uit de in de artikelen 11 en 12 opgenomen bedingen blijkt dat zij pas in werking treden na beëindiging van de management- overeenkomst.
In punt 21 van de conclusie van repliek stelt Hecht Nederland dat partijen ten tijde van de totstandkoming van de managementovereenkomst de bedoeling hebben gehad om het non-concurrentie- en het relatiebeding ook tijdens de managementovereenkomst te laten gelden.
In ieder geval zijn beide bedingen in werking getreden op het moment dat de werkzaamheden werden opgeschort.
4.3 Hecht Nederland c.s. betwisten niet gemotiveerd dat de managementovereenkomst nog steeds van kracht is. Met Arni c.s. is de rechtbank van oordeel dat de bewoordingen van de artikelen 11 en 12 van die overeenkomst zonder meer duidelijk zijn. Immers, het woordje “na” laat geen andere interpretatie toe dan dat na beëindiging van de overeenkomst, de beide artikelen werking krijgen en (mogelijk) een rol gaan spelen in de op dat moment ontstane verhouding tussen partijen. Daarbij komt dat niet weersproken is de stelling van Arni c.s. dat partijen over beide clausules niet uitgebreid hebben onderhandeld.
Hecht Nederland c.s. heeft gesteld dat ten tijde van de totstandkoming van de managementovereenkomst partijen de bedoeling hebben gehad om het non-concurrentie- en relatiebeding ook tijdens de managementovereenkomst te laten gelden. Dit, omdat het niet logisch is als gedurende een periode van 5 jaar het non-concurrentie- en relatiebeding niet overtreden mag worden, terwijl dat wel zou mogen tijdens de looptijd van de overeenkomst. Gezien hetgeen de rechtbank in de alinea hiervoor heeft overwogen, zal zij de stelling van
Hecht Nederland c.s. passeren.
Dat de uitvoering van de managementovereenkomst is opgeschort, verandert niets aan het moment waarop de artikelen werking krijgen, aangezien opschorting van de uitvoering van de overeenkomst geen ontbinding van de overeenkomst is. Immers, afgezien van de tussen partijen ontstane situatie, staat niets er aan in de weg om de uitvoering van de managementovereenkomst weer ter hand te nemen.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de rechtbank de vorderingen op deze grond zal afwijzen.
4.4 In punt 26 van de conclusie van repliek stellen Hecht Nederland c.s. dat Arni c.s. vanwege de activiteiten van [gedaagde 2], inclusief Innofasteners (zo begrijpt de rechtbank), onrechtmatig jegens Hecht Nederland hebben gehandeld. Zo heeft [gedaagde 2] volgens Hecht Nederland in strijd met onder andere diverse werkafspraken goederen ingekocht bij verschillende leveranciers van Hecht Nederland. Ook heeft [gedaagde 2] diverse klanten van Hecht Nederland benaderd en zijn taak als bestuurder onbehoorlijk vervuld.
4.5 Arni c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
De rechtbank begrijpt uit hetgeen Hecht Nederland in punt 32 van haar conclusie van repliek stelt dat de onrechtmatigheid van de gedragingen van [gedaagde 2] hierin hebben bestaan dat hij niet conform het bepaalde in artikel 2:8 jo. 6:248 BW heeft gehandeld, zijn bestuurstaak niet behoorlijk heeft vervuld en dat hij, ondanks dat hij kennis had van de inhoud van de managementovereenkomst, de overeengekomen bedingen heeft overtreden. De onrechtmatigheid van het handelen bestaat volgens Hecht Nederland uit de schending van het non-concurrentie- en relatiebeding uit de managementovereenkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt Hecht Nederland in deze een cirkel redenering. Verder onderbouwt Hecht Nederland haar stellingen niet met enig bewijs. Daarbij komt dat Hecht Nederland stelt dat de schade haar grondslag vindt in het boetebeding, terwijl het boetebeding, gezien hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen juist toepassing mist.
Het gevolg daarvan is dat de rechtbank de stellingen van Hecht Nederland zal passeren en de vorderingen met voornoemde grondslag zal afwijzen.
5.1 Hecht Nederland c.s. hebben gesteld dat [gedaagde 2] als middellijk bestuurder van Hecht Nederland misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden door klanten van Hecht Nederland te bewegen de facturen van Hecht Nederland te voldoen op bankrekeningen van Arni en/of [gedaagde 2] privé, dan wel Innofasteners. De debiteuren van Hecht Nederland hebben in ieder geval voor een totaal een bedrag van € 28.681,28 overgeboekt. Arni en [gedaagde 2] hebben daardoor gehandeld in strijd met de managementovereenkomst die zij met Hecht Nederland hebben gesloten.
5.2 In de kern komt het verweer van Arni c.s. erop neer dat Stelan als (mede) bestuurder van Hecht Nederland, vanaf eind 2009 heeft geweigerd mee te werken aan betalingen ten laste van de bankrekening van Hecht Nederland en dat [gedaagde 2] ter vermijding van een mogelijk faillissement betalingen heeft omgeleid.
5.3 Vaststaat ook dat Arni c.s. aanvankelijk alleen beschikten over de bankrekeningen van Hecht Nederland en dat Stelan in oktober/november 2009, met een beroep op de (uitsluitend) gezamenlijke bevoegdheid van de bestuurders van Hecht Nederland, bij de bank heeft bedongen dat alleen nog betalingen ten laste van de bankrekening van Hecht Nederland konden worden verricht met toestemming van beide bestuurders. Het gevolg daarvan is dat voor iedere betaling zowel [gedaagde 2] als de heer [X]in feite opdracht tot betaling moest geven. Uit de inhoud van de brief d.d. 3 december 2009, die als productie 5 bij de conclusie van antwoord in het geding is gebracht en als onderwerp “Onenigheid” heeft, blijkt de rechtbank van de formele wijze waarop betalingsopdrachten door de bank zullen worden uitgevoerd.
5.4 Arni c.s. stellen dat Stelan in toenemende mate de betalingen door Hecht Nederland heeft geblokkeerd. Arni c.s. stellen dat naast de leasemaatschappij (van de bestelauto) ook andere crediteuren niet meer door Hecht Nederland werden betaald en dat de situatie dreigde dat Hecht Nederland kwetsbaar werd voor een faillissementsaanvraag. Ondanks, zo stellen Arni c.s., dat wel enige gelden van lopende opdrachten op de bankrekening van Hecht Nederland (zo begrijpt de rechtbank) binnen kwamen, weigerde Stelan, ondanks herhaald verzoek, mee te werken aan betalingsopdrachten. Arni c.s. verwijzen dienaangaande naar de inhoud van de brieven van 27 november 2009, 12 januari 2010 en 23 maart 2010 die als productie 6 respectievelijk 7 bij de conclusie van antwoord in het geding zijn gebracht.
5.5 Hecht Nederland c.s. geven in vele punten in hun conclusie van repliek een exposé van de gang van zaken die zich vanaf eind 2009 met betrekking tot Hecht Nederland hebben voorgedaan. Zo worden feiten gesteld met betrekking tot de verhouding tussen Stelan en [H] Hecht Techniek te Rijssen, huurovereenkomst, voorraadrente, de afwikkeling van het leasecontract van de bestelauto en de kosten van de telefoon.
Naar het oordeel van de rechtbank betwisten Hecht Nederland c.s. echter niet gemotiveerd de stelling van Arni c.s. dat Stelan als bestuurder van Hecht Nederland vanaf eind 2009 weigerde mee te werken aan betalingen door Hecht Nederland aan haar crediteuren.
6.1 Tegen het licht van het hiervoor overwogene, moet worden beoordeeld de stelling van Hecht Nederland dat Arni haar taak als bestuurder van Hecht Techniek, dan wel [gedaagde 2] als middellijk bestuurder zijn taak, onbehoorlijk heeft vervuld door factuurbedragen door debiteuren van Hecht Nederland te laten voldoen op een andere bankrekening dan die van Hecht Nederland. In punt 22 van de dagvaarding stelt Hecht Nederland dat, op grond van artikel 6 van de managementovereenkomst, [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de door Hecht Nederland geleden schade, omdat de schade is ontstaan door opzet of grove schuld van de zijde van [gedaagde 2].
6.2 Uit de in het geding gebrachte managementovereenkomst blijkt dat Stelan B.V. en Arni Holding B.V. het voltallige bestuur vormt van Hecht Nederland. De opdrachtgever (Hecht Nederland) heeft aan de Management B.V. (Arni) opdracht gegeven om diensten te verlenen.
In artikel 2 lid 5 van de overeenkomst staat dat de Management B.V. [gedaagde 2] als manager ter vervulling van de opdracht ter beschikking stelt. In artikel 2 lid 3 van de overeenkomst staat dat de Management B.V. uitvoering van de opdracht naar eigen inzicht zal kunnen indelen en gestalte geven.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 zijn Arni en [gedaagde 2] jegens Hecht Nederland, kort gezegd, aansprakelijk voor materiële schade of nadelige gevolgen, indien die schade of gevolgen ontstaan door handelingen binnen de formele kring van hun bevoegdheden of anderszins samenhangend met hun werkzaamheden.
Onbetwist is dat Arni c.s. betalingen van debiteuren van Hecht Nederland hebben omgeleid.
De term ‘omgeleid’, die Hecht Nederland in punt 19 van de dagvaarding in deze procedure heeft geïntroduceerd, is de kern van het debat dat partijen in deze voeren. Immers, Arni c.s. waren vanaf eind 2009 niet meer in staat om alleen betalingen te verrichten, terwijl er nog wel schulden en vorderingen van Hecht Nederland bestonden. In dit licht moet dan ook de vraag worden beantwoord of de actie die Arni c.s. ter zake van het ‘omleiden’ hebben genomen schade of nadelige gevolgen voor Hecht Nederland heeft opgeleverd en moet worden gekwalificeerd als onbehoorlijk bestuur.
6.3 Arni c.s. hebben gesteld dat zij wilden voorkomen dat crediteuren van Hecht Nederland het slachtoffer zouden worden van de onwil van Stelan om aan betalingen mee te werken.
Arni c.s. hebben van debiteuren van Hecht Nederland betalingen ontvangen, beheerd voor Hecht Nederland en vervolgens de ontvangen bedragen uitsluitend voor Hecht Nederland gebruikt om crediteuren van Hecht Nederland te betalen.
Hecht Nederland betwist niet gemotiveerd dat de ontvangen gelden zijn aangewend om aan crediteuren van Hecht Nederland betalingen te doen. Ook betwist Hecht Nederland niet gemotiveerd dat Arni c.s. geen toegang (meer) hadden tot haar boekhoudsysteem genaamd ‘Minox’.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt de bepaling in artikel 2 lid 3 van de managementovereenkomst, inhoudende dat de uitvoering van de opdracht naar eigen inzicht kan worden ingedeeld en gestalte gegeven, voldoende ruimte om in een geval als het onderhavige te kiezen voor de praktische oplossing de geldstroom om te leiden, zodat crediteuren worden betaald en een mogelijke faillissementaanvraag (nog) niet in zicht komt. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en gelet op de omstandigheden van het geval, is de rechtbank van oordeel dat de vordering, voor zover gegrond op artikel 6 van de managementovereenkomst, moet worden afgewezen.
7.1 Daarnaast heeft Hecht Nederland gesteld dat [gedaagde 2] aansprakelijk zijn op grond van artikel 2:9 juncto 6:162 Burgerlijk Wetboek. Zij stelt dat [gedaagde 2] een ernstig verwijt treft doordat misbruik is gemaakt van bevoegdheden door betalingen van debiteuren om te leiden naar bankrekeningen van [gedaagde 2], dan wel Innofasteners, of Arni. Omdat de betalingen vervolgens niet zijn doorgeleid naar de bankrekening van Hecht Nederland heeft [gedaagde 2] zijn taak als bestuurder van de vennootschap onbehoorlijk vervuld en niet de zorgvuldigheid betracht die hij naar verkeersnormen persoonlijk jegens Hecht Nederland in acht had moeten nemen. [gedaagde 2] is op grond van onrechtmatige daad gehouden de door Hecht geleden schade te vergoeden.
Arni c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van Hecht Nederland.
7.2 Hecht Nederland stelt dat [gedaagde 2] betalingen van debiteuren heeft laten doen op bankrekeningen waarover hij alleen zeggenschap had. Onbetwist is dat die betalingen zijn gedaan op bankrekeningen die niet op naam van Hecht Nederland stonden. Volgens
Hecht Nederland treft [gedaagde 2] daarom een ernstig verwijt.
Echter, volgens vaste jurisprudentie moet bij de beoordeling of, in dit geval, [gedaagde 2] een ernstig verwijt treft, gelet worden op alle omstandigheden van het geval.
Met betrekking tot die omstandigheden overweegt de rechtbank dat de van de debiteuren ontvangen gelden zijn gebruikt om schulden van Hecht Nederland aan haar crediteuren te voldoen. De ontvangen bedragen zijn niet onder Arni of [gedaagde 2] gebleven. Dienaangaande merkt de rechtbank op dat tot een behoorlijke taakvervulling behoort dat vorderingen op debiteuren worden geïnd en ervoor dient te worden gewaakt dat schulden aan crediteuren oplopen. Een taak waarvan [gedaagde 2] zich via de omleiding van de geldstroom heeft gekweten. Dat de betalingen tot op dit moment buiten de boekhouding van Hecht Nederland is gebleven, is een omstandigheid die niet aan Arni c.q. [gedaagde 2] kan worden toegerekend. Immers, Hecht Nederland betwist niet gemotiveerd de stelling van Arni c.s. dat de ontvangen gelden aan de crediteuren van Hecht Nederland zijn betaald en dat aan [gedaagde 2] de toegang tot haar boekhoudsysteem ‘Minox’ is ontzegd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande, dat Arni dan wel [gedaagde 2] geen ernstig verwijt treft.
Bij het toetsen van het handelen van [gedaagde 2] aan de grondslag van artikel 6:162 BW, wordt de toerekeningsmaatstaf daarvan ingekleurd door de maatstaf die bij artikel 2:9 BW wordt gehanteerd; de maatstaf van het ernstige verwijt. Naar het oordeel van de rechtbank geldt daarbij mutatis mutandis hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen van Hecht Nederland die gegrond zijn op artikel 2:9 juncto 6:162 zullen worden afgewezen.
Aandeelhouders overeenkomst.
8.1 Stelan en Arni hebben op 2 januari 2008 een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. De artikelen met de letters I en J van die overeenkomst bevatten respectievelijk een non-concurrentiebeding en een relatiebeding. Stelan stelt dat Arni c.s. deze bepalingen hebben geschonden. Zij stelt dat [gedaagde 2] zonder schriftelijke toestemming vanuit Innofasteners dezelfde activiteiten als Hecht Nederland verricht en dat [gedaagde 2] ook relaties aangaat met relaties van Hecht Nederland.
8.2 Arni c.s. stellen ten verwere dat volgens artikel I alleen Arni gebonden is aan het concurrentiebeding en dat Arni geen activiteiten voor zich of op naam van een ander, noch in samenwerking noch in dienstverband ontplooit. Stelan stelt vervolgens dat het beding ook geldt voor de persoon achter de B.V.; en dat is [gedaagde 2].
8.3 Vooraf merkt de rechtbank het volgende op. In artikel Q lid 2 van de aandeelhouders-overeenkomst staat: “Alle geschillen welke mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst……….., zullen worden beslist door de Kantonrechter in eerste en hoogste instantie, tenzij partijen een andere wijze van beslechting overeenkomen”. Aangezien Arni c.s. niet voor alle weren zich op het bestaan van de clausule in de overeenkomst heeft beroepen, gaat de rechtbank, sector civiel, ervan uit dat partijen stilzwijgend een andere wijze van beslechting overeen zijn gekomen, zodat de rechtbank bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
8.4 Met Arni c.s. is de rechtbank van oordeel dat het onder artikel I opgenomen non-concurrentiebeding alleen geldt voor Arni. Immers, de bewoordingen luiden: “ArNi Holding B.V. zal gedurende zijn (! - rb.) aandeelhouderschap alsmede gedurende een periode van vijf (5) jaar nadat hij (! - rb.) geen aandeelhouder in de vennootschap (Hecht Nederland – rechtbank) meer is. Naar het oordeel van de rechtbank is de bewoording van artikel I duidelijk en niet voor een andere uitleg vatbaar.
8.5 Met betrekking tot artikel J van de aandeelhoudersovereenkomst (“relatiebeding”) is de rechtbank met Arni c.s. van oordeel dat uit de tekst van het artikel zondermeer duidelijk wordt dat het artikel pas in werking treedt nadat Arni Holding B.V. geen aandeelhouder in de vennootschap, in casu Hecht Nederland, meer is.
8.6 In punt 33 van de conclusie van repliek stelt Stelan dat zij schade heeft geleden doordat [gedaagde 2] vanuit Innofasteners dezelfde activiteiten als Hecht Techniek heeft verricht en zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld. In ieder geval is Arni aansprakelijk voor de geleden schade op grond van onrechtmatige daad. Het onrechtmatig handelen bestaat, zo stelt Stelan, uit de schending van het non-concurrentie- en relatiebeding uit de management-overeenkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank hanteert Stelan hier een cirkelredenering. Verder onderbouwt Stelan haar stellingen niet met enig bewijs. Daarbij komt dat Stelan stelt dat de schade haar grondslag vindt in het boetebeding, terwijl het boetebeding, gezien hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen juist toepassing mist.
8.7 Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, leidt ertoe dat de vorderingen van Stelan op grond van de gestelde schending van de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst c.q. onrechtmatige daad zullen worden afgewezen.
9. Aangezien Hecht Nederland c.s. als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, zal de rechtbank beslissen dat Hecht Techniek Nederland B.V. en Stelan B.V. hoofdelijk in de kosten van de procedure zullen worden veroordeeld.
10.1 Arni c.s. vorderen, kort gezegd, op grond van dwaling:
Primair: de tussen Arni en Stelan op 2 januari 2008 gesloten koopovereenkomst inzake aandelen, aandeelhoudersovereenkomst en managementovereenkomst te vernietigen onder de voorwaarden dat de koopovereenkomst inzake aandelen wordt vernietigd, indien de aandeelhoudersovereenkomst wordt vernietigd, althans de bedingen onder I en J in die aandeelhoudersovereenkomst worden vernietigd.
Dienaangaande stelt Arni dat zij door aankoop van aandelen Hecht Nederland in die onderneming zou gaan participeren. Eind 2009 is Arni gebleken dat de onderneming Hecht Techniek Nederland zoals die in 2007 bestond nimmer is ingebracht in de vennootschap Hecht Techniek Nederland B.V. Er zijn geen activa of goodwill ingebracht. Arni heeft een bedrag van € 100.000,-- betaald voor 49% van de aandelen in een op dat moment vrijwel lege vennootschap. Arni heeft, zo stelt zij, gedwaald omtrent de aard van hetgeen werd gekocht.
10.2 Hecht Techniek c.s. stellen ten verwere dat partijen de bedoeling hadden een franchiseonderneming op te richten met wederverkopers omdat in een beheer vennootschap (Stelan) geen activiteiten mochten plaatsvinden. Vanaf 1 januari 2008 zouden de activiteiten van Stelan overgaan in de nieuw opgerichte vennootschap, Hecht Nederland, zo begrijpt de rechtbank. Hecht Nederland draaide aanvankelijk omzet en ook was er een franchiseconcept opgesteld.
10.3 Arni stelt in haar conclusie van repliek dat zij niets weet van het franchiseconcept en dat Hecht Nederland was leeggehaald. In de conclusie van dupliek stellen Hecht Nederland c.s dat [eiser 2] volledig op de hoogte was van de financiële situatie en dat hij zich heeft laten voorlichten door zijn boekhouder.
10.4 Met betrekking tot de primaire vordering van Arni c.s. overweegt de rechtbank het volgende.
Gezien de inhoud van artikel 6:228 BW moet in de eerste plaats de vraag worden beantwoord of de gestelde dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij.
Arni c.s. stellen te zijn voorgelicht door de heer [Y] omtrent de activiteiten die in Hecht Techniek Nederland werden ontplooid. Echter, Arni c.s. hebben niet gesteld namens wie de heer [Y] sprak. Ook is geen enkel bewijs in het geding gebracht inzake het met de heer [Y] besprokene. Kortom, Arni c.s. hebben naar het oordeel van de rechtbank ter zake van hun stelling, dat zij hebben gedwaald omtrent de aard van hetgeen werd gekocht onvoldoende gesteld. Daarbij komt dat niet gemotiveerd weersproken is dat [eiser 2] sinds 2007 reeds werkzaam was voor één van de betreffende vennootschappen en van het een en ander op de hoogte was.
De rechtbank zal de primaire vordering van Arni c.s. dan ook afwijzen.
11.1 Subsidiair vorderen Arni c.s., kort gezegd, op grond van strijd met de Bekendmaking van de Commissie 2001/C 188/03 (EEG) dan wel wegens dwaling, voor recht te verklaren dat de non-concurrentie- en relatiebedingen in de aandeelhoudersovereenkomst en/of de managementovereenkomst nietig zijn.
Arni c.s. stellen dienaangaande dat Hecht Nederland heeft geleverd aan een afnemer in België en mitsdien intracommunautair opereert.
Met Hecht Nederland c.s. is de rechtbank van oordeel dat Arni c.s. dienaangaande onvoldoende heeft gesteld, zodat de rechtbank die stelling zal passeren.
11.2 Daarnaast stellen Arni c.s. dat de bedingen wegens dwaling dienen te worden vernietigd omdat zij door Stelan in de veronderstelling was gebracht dat de activiteiten van de onderneming Hecht Techniek Nederland zouden zijn ingebracht in de vennootschap Hecht Techniek Nederland B.V.. Echter de vennootschap Hecht Techniek Nederland B.V. bleek leeg en er was geen reden voor Arni c.s. dergelijke zware bedingen aan te gaan.
11.3 Hecht Nederland c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank komt het beroep op dwaling zijdens Arni c.s. op hetzelfde neer als hiervoor in rechtsoverweging 10.1 en verder. Op grond van hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 10.4 reeds heeft overwogen en waarnaar zij kortheidshalve verwijst, is zij van oordeel dat ook hier het beroep van Arni c.s. op dwaling niet slaagt.
Het gevolg daarvan is dat ook de stelling van Arni c.s. dat er geen reden was dergelijke zware bedingen aan te gaan, niet valide is en dat de vordering tot vernietiging van de bedingen zal worden afgewezen.
12.1 Meer subsidiair vorderen Arni c.s. op grond van, zakelijk weergegeven, gewijzigde omstandigheden de bedingen te vernietigen, te ontbinden dan wel aan te passen.
De bedingen waren overeengekomen voor de situatie dat Hecht Nederland haar activiteiten zou voortzetten, terwijl Hecht Nederland reeds vele maanden geen enkele activiteit meer ontplooit. Hecht Nederland heeft geen enkel belang meer bij handhaving van de bedingen. Ook Stelan heeft geen enkel belang bij nakoming van de bedingen uit de aandeelhoudersovereenkomst, nu die bedingen slechts vanwege haar participatie in Hecht Nederland waren overeengekomen.
Daarnaast stellen Arni in punt 70 van haar conclusie van eis dat de situatie nadrukkelijk is veranderd, aangezien Stelan een concurrent van Hecht Nederland, genaamd
Tackerplein B.V., in het zadel heeft geholpen. De bestuurder en enig aandeelhouder van Tackerplein B.V. is tevens de boekhouder van Hecht Nederland.
12.2 Met Hecht Nederland c.s. is de rechtbank van oordeel dat uit niets blijkt dat de bedingen waren overeengekomen voor de situatie dat Hecht Nederland haar activiteiten zou voortzetten.
Ook de stelling van Arni c.s. dat Tackerplein B.V. een concurrent van Hecht Nederland is en wordt gedreven door de boekhouder van Stelan, de heer [Z] en dat de laatste met de wijsheid en klantgegevens die hij daarmee heeft vergaard zijn voordeel kan doen, heeft Arni niet aannemelijk gemaakt.
Ook de stelling van Arni c.s., dat de duur van de termijn van vijf jaar dat de bedingen werking hebben in geen verhouding staat tot de tijd dat Arni feitelijk voor Hecht Nederland activiteiten heeft kunnen verrichten, zodat de bedingen, althans de werkingsduur, daarom moeten worden aangepast, zal de rechtbank als zijnde niet verder gemotiveerd onderbouwd passeren. Op dezelfde grond zal de rechtbank de stellingen van Arni c.s., zoals verwoord in punt 72 van de conclusie van eis niet bespreken.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de overeenkomst nog steeds van kracht is, maar dat niet is uitgesloten dat na ontbinding van de betreffende overeenkomst een nieuwe situatie ontstaat.
13.1 Verder vorderen Arni c.s. op grond van toerekenbare tekortkoming, voor recht te verklaren dat Stelan de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst heeft overtreden en ter zake boetes zijn verbeurd.
In de eerste plaats stellen Arni c.s. dat Stelan Hecht Nederland als hoofdelijk medeschuldenaar heeft verbonden aan een financieringsovereenkomst van [H] Hecht Techniek met de Rabobank d.d. 2 juli 2008, waaraan geen besluit als bedoeld in onderdeel A onder 1 sub l van de aandeelhoudersovereenkomst ten grondslag heeft gelegen. Stelan heeft de overeenkomst voor Arni verzwegen.
13.2 Stelan stelt ten verwere dat de financieringsovereenkomst waarop wordt gedoeld een uitbreiding betreft van een eerdere concernfinanciering tussen Stelan, [H] Hecht Techniek en Techno Tools. Het gaat daarbij om een concernfinanciering uit een kredietovereenkomst van 7 november 2003; ruim voor de oprichting van Hecht Nederland.
Met Arni is de rechtbank van oordeel dat dit verweer van Stelan moet worden gepasseerd. Immers, Hecht Nederland was bij de door Stelan aangehaalde kredietovereenkomst van
7 november 2003 nog geen partij. Bij de overeenkomst van medio 2008 is de betrokkenheid inzake de hoofdelijke aansprakelijkheid naar het oordeel van de rechtbank nieuw. Met Arni is de rechtbank het ook eens dat zelfs als de financiering als voortzetting zou moeten worden beschouwd, een aandeelhoudersbesluit is voorgeschreven.
Het verweer van Stelan (punt 23 – conclusie van dupliek) inhoudende dat [eiser 2] van te voren is ingelicht omtrent de kredietfaciliteit zal de rechtbank passeren. Stelan levert geen begin van bewijs van haar stelling en biedt ook niet aan specifiek bewijs van haar stelling te leveren. Hetzelfde geldt mutatis mutandis met betrekking tot de stelling van Stelan dat Hecht Nederland ‘nu’ geen partij is in de concernfinanciering.
Gezien hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en gelet op de inhoud van de overeenkomst die Arni als productie 13 bij de conclusie van eis in het geding heeft gebracht, zal de rechtbank de vordering toewijzen.
13.3 In de tweede plaats stelt Arni dat voor het instellen van een rechtsvordering een besluit als bedoeld in onderdeel A onder 1 sub m van de aandeelhoudersovereenkomst ten grondslag moet worden gelegd. Ondanks een sommatie van de zijde van Arni heeft Stelan Arni en [eiser 2] laten dagvaarden. De aandeelhoudersovereenkomst bevat geen uitzondering voor dergelijke procedures.
Stelan heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt, kort gezegd, in punt 24 en 25 van de conclusie van dupliek dat voor onrechtmatige daad acties geen meerderheid van besluiten nodig is, aangezien dit artikel niet ziet op onrechtmatige daad acties van bestuurders van die vennootschap en ook niet vanwege het feit dat de vordering (mede) namens Hecht Nederland is ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank speelt met betrekking tot dit artikel de redelijkheid en billijkheid die partijen, mede gelet op de aard van de overeenkomst, jegens elkaar in acht moeten nemen een rol bij de uitvoering van die overeenkomst. Immers, de tussen hen van kracht zijnde regel uit de aandeelhoudersovereenkomst is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Dit doet zich voor in het onderhavige geval, aangezien in de opgemelde regel in de aandeelhoudersovereenkomst besloten ligt dat partijen aan elkaar het groene licht moeten geven om tegen elkaar een procedure te voeren.
Het gevolg van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, leidt tot de beslissing dat de vordering zal worden afgewezen.
14. Tenslotte vordert Arni c.s. voor recht te verklaren dat het door Stelan namens Hecht Nederland gelegde conservatoir beslag op de woning van [eiser 2] onrechtmatig is en dat Hecht Nederland jegens [eiser 2] onrechtmatig heeft gehandeld.
Met Hecht Nederland c.s. is de rechtbank van oordeel dat hun vorderingen onderbouwd zijn, zodat geen sprake is van een onrechtmatig gelegd beslag dan wel van onrechtmatig handelen jegens [eiser 2]. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.
15. Verder vorderen Arni c.s. opheffen van het door Stelan namens Hecht Nederland gelegde conservatoir beslag op de woning van [eiser 2].
Gezien de beslissingen van de rechtbank in de procedure tussen partijen, dient het beslag geen redelijk doel meer en zal de rechtbank beslissen dat het beslag binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis wordt uitgesproken, moet worden opgeheven.
16. Aangezien Arni c.s. als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, zal de rechtbank beslissen dat Arni Holding B.V. en [eiser 2] gezamenlijk in de kosten van de procedure zullen worden veroordeeld.
I. Wijst het gevorderde af.
II. Veroordeelt Hecht Techniek Nederland B.V. en Stelan B.V. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander van haar betalingverplichting zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ArNi Holding B.V. en [gedaagde 2] gezamenlijk begroot op € 3.888,89 (drie duizend achthonderd acht en tachtig 89/100 Euro) aan verschotten en € 2.842,-- (twee duizend achthonderd twee en veertig Euro) aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis voor wat betreft de kosten uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Verklaart voor recht dat Stelan de bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst heeft overtreden en dat ter zake boetes zijn verbeurd.
V. Draagt Hecht Techniek Nederland B.V. en Stelan B.V. op die maatregelen te nemen die ertoe zullen leiden dat het op 24 augustus 2010 gelegde beslag op de woning van [eiser 2] binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis wordt uitgesproken, zal zijn opgeheven.
VI. Veroordeelt ArNi Holding B.V. en [eiser 2] gezamenlijk in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde Hecht Techniek Nederland B.V. en Stelan B.V. gezamenlijk begroot op nihil aan verschotten en € 904,-- (negenhonderd en vier Euro) aan salaris van de advocaat.
VII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
VIII. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en is op 21 december 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.