RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 125176 / KG ZA 11-258
datum vonnis: 22 december 2011 (g)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA),
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
verder te noemen COA,
advocaat: mr. T.L. de Leeuwe te ‘s Gravenhage,
1) [gedaagde 1],
2) [gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden,
verder ook te noemen [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
advocaat: mr. W.C. Boelens te Utrecht.
COA heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 15 december 2011. Ter zitting zijn verschenen: mr. De Leeuwe namens COA en de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2], vergezeld door mr. Boelens. Ter terechtzitting was tevens aanwezig als tolk de heer [X] (registratienummer ,,,,). De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2.1 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben bij beschikking van 4 juli 2011 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen voor de periode van 3 februari 2009 tot en met 3 februari 2015. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verblijven thans in het asielzoekerscentrum te Markelo.
2.2 Nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een verblijfsvergunning hadden verkregen heeft een zogenaamd vergunninghoudergesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft de heer [gedaagde 1] een B6 formulier ondertekend (productie 3 bij de dagvaarding). Dit formulier is getiteld: ‘huisvesting vergunninghouders’. COA heeft daarna aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een woning aangeboden aan [adres] en [plaats]. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben deze woning geweigerd omdat de woning in een achterstandbuurt zou staan en de woning te oud zou zijn. Ook hebben zij de woning geweigerd omdat de woning door de aanwezigheid van trappen in combinatie met de jichtklachten van de heer [gedaagde 1] ongeschikt zou zijn. Nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning hadden geweigerd hebben twee weigeringsgesprekken plaatsgevonden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn naar aanleiding van deze gesprekken niet teruggekomen op hun beslissing om de woning te weigeren.
2.3 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben nadat zij de door COA aangeboden woning hadden geweigerd, een andere woning geweigerd die aan hen was aangeboden zonder bemiddeling van COA. Als reden hiervoor hebben zij aangevoerd dat de tuin te groot was en deze niet onderhouden zou kunnen worden wegens de lichamelijke klachten van de heer [gedaagde 1].
3. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
3.1 COA vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt om het Asielzoekerscentrum Markelo op het adres Herikerweg 31 te Almelo (de rechtbank begrijpt dat dit Markelo moet zijn) binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
3.2 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] concluderen tot afwijzing van de vordering. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gesteld dat zij onvoldoende zijn ingelicht over de procedure van de woningbemiddeling. Zo is aan hen niet verteld dat zij de lichamelijke klachten moesten melden op het B6 formulier en/of tijdens het vergunninghoudersgesprek. COA heeft betwist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet goed zouden zijn geïnformeerd. Zij verwijst daarbij naar het overgelegde B6 formulier. Op dit formulier staat dat het gesprek is gevoerd met een telefonische tolk en dat de informatie over de huisvestingsprocedure in het Farsi is verstrekt aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Op grond daarvan acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voldoende en voor hen begrijpelijk zijn geïnformeerd over de huisvestingsprocedure. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een eigen verantwoordelijkheid om eventuele in hun ogen noodzakelijke eisen ten aanzien van de woonruimte tijdig en duidelijk aan COA kenbaar te maken, zodat daarmee bij het zoeken naar een passende woning rekening gehouden kan worden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de medische klachten te laat aan COA medegedeeld, terwijl ze daar wel toe in staat zijn gesteld. Overigens hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onvoldoende onderbouwd dat de klachten met betrekking tot de jichtklachten van de heer [gedaagde 1] zodanig ernstig zijn dat COA, indien deze klacht tijdig zou zijn geuit, in redelijkheid de woning te [plaats] niet had mogen aanbieden.
3.3 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben voorts gesteld dat er zwaarwegende belangen zijn om de vordering niet toe te wijzen. Ten eerste zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zelf actief op zoek naar een woning, maar werpt COA, nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] één keer een woning hadden geweigerd, op procedurele gronden blokkades op. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] weigert COA om toestemming te geven aan woningstichtingen om de aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangeboden woning mee te tellen in het quotum voor de taakstelling van gemeenten voor huisvesting van statushouders. Dat betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] via het reguliere circuit een woning dienen te vinden, wat lang kan duren. COA heeft deze stelling nadrukkelijk betwist. Zij stelt dat zij er juist alle belang bij heeft om [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet te belemmeren in hun zoektocht naar een nieuwe woning. Gezien de betwisting van deze stelling door COA, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun stelling onvoldoende hebben onderbouwd. Het had op de weg van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gelegen om bijvoorbeeld verklaringen van een woningstichting over te leggen die hun stelling staaft. In het beperkte kader van het kort geding is geen plaats voor verdere bewijsvoering hieromtrent.
3.4 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben voorts gesteld dat bij toewijzing van de vordering [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waarschijnlijk op straat komen te staan. Op korte termijn is het voor hen onmogelijk om een woning te vinden. Naast [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zou ook één van de kinderen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op straat komen te staan. Aangezien dit kind minderjarig is, zou dit in strijd zijn met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van het IVRK, de belangen van het kind een eerste overweging dienen te vormen bij alle maatregelen die hem of haar betreffen. Gezien de zwaarwegende belangen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], inclusief het minderjarige kind, om niet in de situatie te komen dat zij het asielzoekerscentrum moeten ontruimen zonder dat zij een andere woning hebben, in samenhang met het beperkte spoedeisende karakter van de vordering, is de door COA gevorderde termijn van drie dagen onredelijk. De voorzieningenrechter zal de dag waarop [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het asielzoekerscentrum uiterlijk dienen te ontruimen bepalen op 1 februari 2012.
proceskosten
3.5 De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de kosten van het geding te compenseren, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zullen worden gesteld.
I. veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om uiterlijk op 1 februari 2012 het Asielzoekerscentrum Markelo op het adres Herikerweg 31 te Markelo te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hunne en al de hunnen, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet;
II. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 december 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.