ECLI:NL:RBALM:2011:BU9093
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van gevorderde rectificatie en immateriële schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad (smaad/laster) vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang
In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo werd behandeld, vorderde eiser rectificatie en immateriële schadevergoeding van gedaagde op grond van onrechtmatige daad, specifiek smaad en laster. De eiser en gedaagde hadden een affectieve relatie die eindigde in januari 2011. Eiser stelde dat gedaagde grievende uitlatingen over hem had gedaan, wat leidde tot een verstoring van zijn relaties, waaronder met zijn dochters en werkgever. Eiser vorderde onder andere een verbod op verdere benadering en het doen van grievende uitlatingen, alsook rectificatie van de uitlatingen en een voorschot op schadevergoeding. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat gedaagde sinds medio mei 2011 geen contact meer had gehad met eiser, wat de voorzieningenrechter deed concluderen dat er geen spoedeisend belang was voor de vordering van eiser. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrees van eiser voor toekomstig contact niet voldoende was om een spoedeisend belang aan te nemen, en dat een bodemprocedure mogelijk soelaas zou kunnen bieden. Uiteindelijk werd de vordering van eiser afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 13 december 2011 door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter.